Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 68 (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 68
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 68Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 68

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.19 MB)

Scans (591.17 MB)

ebook (19.45 MB)

XML (1.84 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 68

(1999)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

Reacties

Verwensingen
Drs. N.C. van Velzen - Barneveld

Ewoud Sanders en Rob Tempelaars vergasten de lezer in het artikel ‘Verteer en donder neer’ (Onze Taal oktober) op een reeks rijmende verwensingen die mijns inziens de grenzen overschrijdt van wat oorbaar en beschaafd is. Ik besef wel dat op dit gebied de grenslijnen in de loop der jaren verschoven zijn, maar ik neem aan dat er onder het lezerspubliek van Onze Taal ook mensen zijn die niet zitten te wachten op uitvoerige lijsten van alle woorden en uitdrukkingen die men in het Nederlands gebruikt bij het schelden, razen, tieren en vloeken.

Ongetwijfeld is dit soort onderwerpen taalkundig gezien interessant, maar in een blad als Onze Taal, dat aandacht vraagt voor ‘verzorgd taalgebruik’, hoeven die onderwerpen toch niet zo gedetailleerd aan bod te komen? Het omslag van Onze Taal vermeldt dat Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana beschermvrouwe van het genootschap is. Ons blad moet wel op haar leestafel kunnen blijven liggen.

Naschrift redactie

Het is bepaald geen redactiebeleid om grof taalgebruik te bevorderen. De bijdragen in Onze Taal vormen een bescheiden afspiegeling van de aandacht die dit verschijnsel de laatste tijd geniet. In 1997 verscheen een dik boek van prof. Van Sterkenburg over vloeken, en onlangs publiceerden Ewoud Sanders en Rob Tempelaars een boek over verwensingen, waarvan het artikel ‘Verteer en donder neer’ een uitvloeisel was. Zelfs de Bond tegen het vloeken heeft een prijs uitgeloofd voor een studie op dit gebied.

Misvattingen over taal
Claudia Calberson - hoofdbestuurslid Vereniging Algemeen Nederlands, Antwerpen

M.C. van den Toorn laakt in het oktobernummer van Onze Taal de reactie van taalklagers die totaal verkeerde argumenten aanvoeren om hun opvattingen, stellingen of inzichten te verdedigen. Geheel terecht ergert Van den Toorn - hij doet zijn naam trouwens alle eer aan - zich aan allerlei uitspraken en beweringen van tal van ondeskundigen, betweters en onbevoegden. Daarbij trekt hij vooral van leer tegen intellectuelen die er, zonder enig inzicht in taal of taalkunde, maar op los filosoferen en hun ongenoegen in kranten en artikels voor iedereen te grabbel gooien. Het is inderdaad betreurenswaardig dat al deze misvattingen het licht zien, maar dat mensen reageren is toch een normaal verschijnsel?

Van den Toorn vergelijkt taalgebruikers met de talloze automobilisten die geen verstand van een motor hebben, en die voor het repareren daarvan vertrouwen op de vakman. Is daarmee de kous af? Volgens Van den Toorn wel, maar niet volgens de automobilist. Indien de reparatie slecht werd uitgevoerd, zal de automobilist reclameren en de auto terugbrengen. Hij zal de factuur pas betalen als zijn auto behoorlijk is gerepareerd.

Door taal te gebruiken ontwikkelt de taalgebruiker een bepaald taalgevoel, beter gezegd: een bepaalde taalgewoonte. Vaak maakt hij geen onderscheid tussen bijvoorbeeld spraakkunst- en spellingfouten. De aard of de benaming van de fout vindt hij niet belangrijk. Belangrijk is dat hij de fout opmerkt en verbetert.

Als er nu plotseling iets aan of in die taal wordt gewijzigd, komt de taalgebruiker onvermijdelijk in botsing met de nieuwe situatie - tenzij hij het er roerend mee eens is. Vaak reageert hij ontgoocheld en perst hij uit zijn (school)geheugen allerlei (taal)begrippen om daarmee zijn afkeuring of ontgoocheling te staven: hij noemt etymologie wat grammatica heet, grammatica wat spelling is, hij doet een beroep op de logica terwijl taal niet noodzakelijkerwijs logisch is, enzovoort.

Ik betreur het feit dat ook mensen uit de mediawereld zich daaraan bezondigen. Ik verwijt hun vakonbekwaamheid, zoals ook Van den Toorn terecht doet. Maar er is ook iets anders over te zeggen. De overvloed aan al dan niet deskundige reacties zou de taalkundige aan het denken moeten zetten. Ze zouden hem ertoe moeten brengen uit de ivoren toren te komen van waaruit hij geringschattend op het taalplebs neerkijkt. Indien de gewone taalgebruiker, ook de niet-intellectueel, een beetje inspraak zou krijgen (of had gekregen) in bijvoorbeeld spellingwijzigingen, zou de huidige toestand niet zo verward en verwarrend zijn geweest.

Naschrift redactie

Veel lezers hebben verontwaardigd gereageerd op het artikel van prof. Van den Toorn. Het gevoel dat de auteur - en zelfs de redactie - de lezer ‘in de hoek zette’, was algemeen. Toch was de strekking van de gewraakte bijdrage geheel tegengesteld aan deze interpretatie.

Van den Toorn pleitte voor een beter taalkundeonderwijs. Hij deed dat door een aantal misvattingen te citeren die in discussies over taalkwesties voorkomen. Doordat veel taalgebruikers de nodige taalkundige bagage missen, blijken ze vaak niet in staat hun meningen kracht bij te zetten.

Beter onderwijs in de taalkunde zou juist de mensen met sterke gevoelens over taalverschijnselen in staat stellen om deze gevoelens op een adequate manier te ondersteunen. Zo bezien was Van den Toorns artikel dus geen verbod aan leken om zich met taal te bemoeien, maar probeerde het hun juist de middelen aan te reiken om dat met kennis van zaken te doen.

Verschuifwoorden
Dorine Loman - Soest

Het artikel ‘Nieuwe samenstellingen’ van René Appel in het septembernummer bevatte ook een aantal (door mij en mijn vader zo genoemde) ‘verschuifwoorden’ (woorden die door het verschuiven van de afbreekgrens op meerdere manieren te lezen zijn, zoals kers-tomaatje/kerst-omaatje).

[pagina 8]
[p. 8]

Het volgende lijstje bevat aardige voorbeelden van dergelijke woorden, die mijn vader en ik bedacht hebben of die we in kranten en tijdschriften gelezen hebben. Misschien kunnen de lezers van Onze Taal de lijst nog aanvullen.

ammoniak-ramp / ammonia-kramp
balk-anker/bal-kanker
bed-onderstel / bedonder-stel
bet-overgrootvader / betover-grootvader
bisschops-mijter / bisschop-smijter
carnavals-hit / carnaval-shit
contrast-rijker / contra-strijker
gierst-akker / gier-stakker
kart-ongeval / karton-geval
kassa-lade / kas-salade
pijp-lasser / pij-plasser
slag-roeier / sla-groeier
versnellings-pook / versnelling-spook
zeep-roostertje / zee-proostertje

r-l-wisseling
Jan van der Pol - Eindhoven

In het artikel ‘Nederlands buitengaats’ (Onze Taal november) wordt naar aanleiding van de uitheemse versies van het woord vrijbuiter de vraag gesteld waar de vormen met fl- (zoals het Franse flibustier) vandaan komen. Waarschijnlijk is hier sprake van zogenoemde r-l-wisseling. Dit verschijnsel komt veel voor in talen waarin de uitspraak van de r (de ‘tongpunt-r’) dicht bij die van de I ligt, zoals in het Spaans. Een voorbeeld dat wij mutatis mutandis in het Nederlands ook kennen, is parábola (‘parabel’ en ‘parabool’) naast palabra (‘woord’), dat wij hebben overgenomen als palaver. Van mijn studie Spaans herinner ik me dat de betekenis die het dichtst bij het origineel ligt, altijd via het geschreven Latijn van de wetenschap of van de kerk is doorgesijpeld naar het hedendaagse Spaans. De wat meer afwijkende betekenis en vorm is - via mond en oor - ontstaan in het volks-Latijn; daar vindt dan ook die r-l-wisseling plaats.

Zoals gezegd komt het verschijnsel in meer talen voor. In Spanje ga je op een ‘playa’ liggen zonnen, in Portugal op een ‘praia’. Wij slapen op een matras, maar de Fransen op een ‘matelas’. In Kenia werd me in het lokale Engels de vraag gesteld: ‘Which clobs are glowing in Holland?’ Ook hoorde ik er heel duidelijk ‘No ploblem!’ en ‘Nailobi’ zeggen. En worden niet overal in Brabant nog ieder weekeinde zowel sjacher- als sjachelmarkten als sjaggelmerten gehouden?

De Chinees en de Japanner hebben de zaken eerlijk verdeeld. Waar de een van elke r een I maakt (China), pleegt de ander van de I in importwoorden of vreemde namen een r te maken. Zo staat op mijn Japanse naamkaartje ‘yan uan deru poru’. Een en ander kan leiden tot een vorm van hypercorrectie: een Japanse correspondentievriendin spelt al jaren mijn naam afwisselend als ‘Van der Pol’ en ‘Van del Pol’.

Niet-rijmende woorden
E.W. Mente - De Meern

Jacques Kraaijeveld vraagt zich in het novembernummer af of er behalve rijmwoordenboeken en rijm-cd-roms nog meer hulpmiddelen zijn voor het opzoeken van woorden die op elkaar rijmen. Zo'n hulpmiddel biedt de techniek: wanneer u over een computer beschikt en u het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) op cd-rom aanschaft, kunt u voor bijna alle woorden wel een rijmwoord vinden. Dit kan met behulp van zogenoemde ‘jokers’. Wanneer u het *-teken gebruikt en daarachter de rijmuitgang tikt, krijgt u alle woorden die op die uitgang rijmen op het scherm. Zo vond ik voor rijmwoorden op -eitel: geitel (Oostfries voor ‘merel’), feitel (‘voorgespelde borstdoek tegen het morsen’ - een slabbetje), keitel (‘ketel voor het zieden van steen’), reitel (‘veerbalk’), scheitel (‘scheiding in het hoofdhaar’), treitel of traweitel (afgeleid van trei, ‘lederen lusoog’). Ook voor gedaante en twaalf geeft het WNT rijmwoorden (al zijn het dan verouderde woorden of dialectwoorden) en ongetwijfeld vindt men die bij de andere woorden uit het lijstje van de heer Kraaijeveld ook.

Taal moet gratis zijn?
P.H.M. Pronk - Den Haag

‘Taal moet gratis zijn’, schreef Marc van Oostendorp in het novembernummer van Onze Taal. Zijn artikel is helaas ongenuanceerd en zijn stelling wordt onvoldoende onderbouwd.

Ten eerste blijkt al meteen dat Van Oostendorp niet bedoelt dat taal gratis moet zijn, maar de zorg voor taal. Hij verwijst naar de mogelijke toekomstige vrije beschikbaarheid van wetgeving. Daarbij gaat hij volkomen voorbij aan het feit dat die beschikbaarheid van geen enkel belang is voor de gemiddelde Nederlander. Als men iets over de wet wil weten, is uitleg immers vrijwel steeds noodzakelijk. De stelling dat het Groene Boekje gratis zou moeten zijn, kan daarom niet worden gebaseerd op een analogie met wetgeving.

De tweede onderbouwing van de stelling lijkt rechtstreeks afkomstig uit het café. De overheid heeft onze belastingcenten gebruikt voor de nieuwe spellingregels, dus nu moeten we allemaal gratis het Groene Boekje ontvangen!

Taal is en blijft gratis voor iedereen. Iedereen kan iedere dag gratis leren over taal, bijvoorbeeld door een gesprek te voeren, de krant te lezen of naar de radio te luisteren. Dat voor een beperkte groep taalgebruikers met hogere eisen bepaalde informatie niet gratis is, is daarom niet onterecht.

Trouwens, de uitgaven die Van Oostendorp noemt zijn wel degelijk gratis te raadplegen: in veel openbare bibliotheken.

Vergassen
Clara C. Meijers - Brussel

Als iemand die het 55 jaar geleden allemaal persoonlijk heeft moeten aanzien, protesteer ik tegen het kadertekstje over het woord vergassen in het novembernummer van Onze Taal. Hoe is het mogelijk dat een wetenschapper als Wim Daniëls en de redactie van uw blad zo slecht op de hoogte zijn van de feiten? Als iemand als Charivarius in 1942 over vergassen schreef, dan dacht hij niet aan joden of zigeuners, maar aan ongedierte als ratten of luizen. Wat de nazi's in Polen uithaalden, wist men in Nederland gedurende de oorlog niet. Natuurlijk, men besefte wel dat het niet veel goeds was, maar de gruwelijke werkelijkheid werd toch pas tegen het eind van de oorlog bekend. Toen men dat wist, was het uiteraard onkies om aan het woord een taalkundige beschouwing te wijden.

Maar het is dus niet Charivarius die zich daaraan schuldig maakte, maar Daniëls en de redactie van Onze Taal. Het is gewenst dat u in het vervolg de

[pagina 9]
[p. 9]

makkelijk toegankelijke feiten beter controleert, zeker als het om zo een pijnlijke, vrij recente historische gebeurtenis gaat.

Naschrift Wim Daniëls

In het kadertekstje over vergassen werd niets met stelligheid beweerd; het ging steeds om het opperen van mogelijkheden. Dat de gruwelijkheden die de Duitsers in de concentratiekampen begingen pas na de Tweede Wereldoorlog bekend werden, is maar ten dele waar. Uit brieven die van Charivarius bewaard zijn gebleven, blijkt in ieder geval dat hij goed op de hoogte was. Hij schreef al in augustus 1935 met afschuw over ‘het c.k.’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • N.C. van Velzen

  • Claudia Calberson

  • Jan van der Pol

  • Wim DaniĆ«ls