Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze Taal. Jaargang 76 (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze Taal. Jaargang 76
Afbeelding van Onze Taal. Jaargang 76Toon afbeelding van titelpagina van Onze Taal. Jaargang 76

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.80 MB)

ebook (25.87 MB)

XML (1.73 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze Taal. Jaargang 76

(2007)– [tijdschrift] Onze Taal–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 224]
[p. 224]

Reacties

Toe te schrijven aan
M. Dommisse - Velp

Anneke Brandsma wijst er in het meinummer, in de rubriek ‘Taalergernissen’, op dat het waarderende te danken aan steeds vaker gebruikt wordt in plaats van het verwijtende te wijten aan. In mijn ambtelijk leven nam ik bij het rapporteren over gevoelige kwesties vaak mijn toevlucht tot het neutrale toe te schrijven aan. Dat klinkt wel erg zakelijk, maar dat moest ik ook zijn, tenslotte.

Frahááánk
Jim Rotteveel - Groningen

In het artikel ‘Luisteruh? Boeiuh!’ (Onze Taal oktober 2006) gaat Peter-Arno Coppen op zoek naar de herkomst van het woord boeiuh, dat jongeren gebruiken om duidelijk te maken dat ze iets niet interessant vinden. Een poosje geleden stuitte ik tijdens een feestje op een bijzonder, zeg maar indirect gebruik van dat woord. Buitenstaanders zoals ik, die zich verbaal probeerden in te vechten, kregen bij voortduring ‘frahááánk’ naar hun hoofd geslingerd, een toevoeging die enkel door insiders werd begrepen. Na wat wijn werd ik ingewijd. Het was codetaal waarmee men elkaar te verstaan gaf wie van de buitenstaanders niets te melden had. Met frahááánk werd namelijk verwezen naar de zanger Frank Boeijen. Men bedoelde dus: ‘boeiuh!’



illustratie
Frahááánk... boeiuh!


Frangipane
Jack Breedveld - Carvoeiro, Portugal

Henk Spaan omschrijft in de mei-aflevering van zijn column frangipane als een ‘taartbodem’: ‘een korst gemaakt van amandelmeel’. Dat klopt niet. Frangipane is een luchtige vulling van amandelspijs, eieren, boter en een beetje bloem, en wordt onder andere gebruikt als vulling in pencees.

Lelystad
Erwin Wijman - Monnickendam

Ed Brand laat in de rubriek ‘Reacties’ in het juninummer weten dat hij niet gediend is van negatief geschrijf en gepraat over Lelystad - dit naar aanleiding van het feit dat ik in mijn artikel over nietszeggende bedrijfsnamen (‘Corus, Coris, Corio, Corbis, Cordares’, Onze Taal april), die namen van de band laat rollen in een fabriek in Lelystad. Maar ik bedoelde dat helemaal niet negatief. Ik verwees ermee naar de euro-opslag in Lelystad (in de volksmond ‘het pakhuis van Dagobert Duck’), die net voor de invoering van de euro in 2002 zo beroemd werd.

Bekend met
Lizi van Vollenhoven - Voorburg

Medici gebruiken vaak de uitdrukking bekend met om te vragen of iemand een bepaalde aandoening of ziekte heeft: ‘Bent u bekend met suikerziekte?’ In de rubriek ‘Taalergernissen’ in het juli/augustusnummer noemde J. Schepel dit gebruik ‘merkwaardig en verwarrend’. Daar ben ik het mee eens. Als medisch student kreeg ik er ook mee te maken. Mijn advies: krijgt u ooit de vraag ‘Bent u bekend met astma?’, houd u dan van de domme en zeg met een uitgestreken gezicht: ‘Ja, daar heb ik weleens van gehoord.’ Als er vervolgens naar uw bekendheid met suikerziekte, platvoeten en hoofdpijn wordt gevraagd, en u steeds beaamt dat u deze aandoeningen wel kent, moet er toch een lichtje gaan branden bij de ondervragende arts. Zo nee, dan is het een hopeloos geval - en daar zijn wij allen bekend mee.

Streektaalbeleid [1]: dialect met beleid
Camiel Hamans - Anne Vondeling Stichting, Europees Parlement, Brussel/Straatsburg

Een vreemde discussie, die Koen Jaspaert en Sjaak Kroon voeren met Marc van Oostendorp over de zin van dialectbeleid. Jaspaert en Kroon hebben in 2006 en recentelijk in Onze Taal (juni 2007) de vrees uitgesproken dat streektaalfunctionarissen en provinciale overheden met hun zorg voor het dialect de eigen taal de nek omdraaien. Zij mikken namelijk te hoog en willen het dialect laten concurreren met de standaardtaal. Dialect is een informele taal, die je in de opvatting van Jaspaert en Kroon het best ook informeel onder elkaar regelt. Als er al een taak weggelegd is voor streektaalfunctionarissen, dan is het om misverstanden over dialecten te bestrijden.

Marc van Oostendorp maakt in hetzelfde nummer van Onze Taal terecht bezwaar tegen deze redenering. Niemand probeert dialecten te laten concurreren met de standaardtaal, is zijn antwoord. Streektaalfunctionarissen ondersteunen onder meer mensen die bezig willen zijn met dialect, adviseren over bruikbare spellingen, en helpen bij het opzetten van cursussen.

Een vergissing, volgens Jaspaert en Kroon, want zij hebben indertijd, toen het ging over erkenning van streektalen in het kader van het Europees Handvest voor Regionale en Minderheidstalen, pakken papier over de verheffing van Algemeen Geschreven Streektalen moeten doorworstelen.

Uit die ervaring komt waarschijnlijk de frustratie van Jaspaert en Kroon voort. Indertijd, toen het ging over de aanvraag voor de erkenning van het Zeeuws, is de Nederlandse Taalunie gevraagd om advies. Jaspaert en Kroon hebben in hun respectievelijke rollen voor de Taalunie negatief geadviseerd. Dit omdat het handvest expliciet erkenning van dialecten uitsluit.

Ontegenzeggelijk is het waar dat aanvragen in het kader van het handvest met een papieren humbug gepaard gaan, zoals dat altijd het geval is als er ambtenarij in het spel is. Maar die papieren werkelijkheid heeft niets te maken met de dagelijkse realiteit van het werk van mensen in het veld, zoals streektaalfunctionarissen. Oud-top-ambtenaar Jaspaert moet dat weten.

Daarin kan dus niet de verklaring liggen voor de negatieve houding van Jaspaert en Kroon tegenover dialectbeleid. Die kan ei-

[pagina 225]
[p. 225]

genlijk ook niet voortkomen uit hun houding ten opzichte van het handvest, want dat doet niets anders dan de rechten van minderheden verdedigen. Nogal wat sprekers van regionale en minderheidstalen zien hun taal als een deel van hun identiteit, net zoals anderen dat zien in hun geloof, seksuele voorkeur, haarkleur of afkomst. Als die identiteit bedreigd wordt, voelt men zich ongemakkelijk. Geen wonder dat er in dit verband grote woorden gebruikt worden. De dagelijkse praktijk is vanzelfsprekend veel trivialer. Dialectgenootschappen en subsidiegevers proberen gewoon de achteruitgang van het dialect, en dus de bedreiging van de identiteit, tegen te gaan. Daar kan niemand tegen zijn.

Dus moet de verklaring elders gezocht worden. Misschien in de tijd dat de Taalunie zich onder leiding van Jaspaert uitsprak tegen erkenning van het Zeeuws. Toen is immers door de Taalunie ook geprobeerd de erkenning terug te draaien van bijvoorbeeld het Limburgs. Deze was indertijd tot stand gekomen op advies van de dialectoloog Weijnen, maar buiten de Taalunie om. Jaspaert en de zijnen hechtten minder waarde aan diens taalkundige argumenten dan aan het politieke feit dat Belgisch Limburg het Limburgs niet wilde erkennen. België heeft namelijk het handvest nooit ondertekend. Begrijpelijk: België heeft al drie landstalen, en als daar nog erkende minderheidstalen bij komen, wordt het helemaal hopeloos met de taalpolitiek. Maar om nu Belgische taalpolitiek Nederlands dialectbeleid te laten bepalen, dat gaat heel ver.

Streektaalbeleid [2]: toelichtingen op straatnaambordjes
M.C. Herz - Eindhoven

In het juninummer geven zowel Koen Jaspaert en Sjaak Kroon als Marc van Oostendorp hun mening over het Nederlandse streektaalbeleid (‘Gaat streektaalpolitiek te ver?’). Hierin heeft Van Oostendorp het ook over de toelichtingen die soms onder straatnamen staan: ‘Wie de weg wil weten, koopt niets voor dergelijk geleuter; weg ermee!’ Natuurlijk bedoelt hij dit ironisch, maar ik ben toch benieuwd wat hij zou zeggen als hij in Eindhoven in de wijk Oude Gracht zou zijn. Daar zijn alle straatnamen ontleend aan de Griekse mythologie en op ieder bordje staat ‘naam uit de letterkunde’.

Restaurantnamen
Erwin Wijman - Monnickendam

René Appel meldt in de aprilaflevering van de rubriek ‘Gesignaleerd’ dat steeds meer Amsterdamse restaurants een naam hebben die ‘eenlettergrepig en quasi-Oudhollands’ is. In mijn eerder dit jaar verschenen boek De bedrijfsnamenfabriek komt die ontwikkeling ook aan bod. Een mogelijke verklaring is dat de slowfoodtrend, met zijn bijzondere aandacht voor ambachtelijke, eenvoudige, pure en ouderwetse ingrediënten en smaken, zich weerspiegelt in de naamgeving van restaurants. Een en ander zou goed te plaatsen zijn in een door trendwatchers voorspelde renaissance van regionale en ambachtelijke producten, omdat mensen behoefte hebben aan houvast en herkenbaarheid, als een reactie op de globalisering.



illustratie
Restaurant Kip in Rotterdam: slowfoodtrend?
Foto: Diederik Beltman



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken