Tiecelijn. Jaarboek 12 (jaargang 32)
(2019)– [tijdschrift] Tiecelijn–
[pagina 129]
| |
Eerste bedrijf(AmbtsdragerGa naar eind21 gekostumeerd als Heer Jian van Zhao komt op aan het hoofd van zijn gevolg) Ik ben Zhao Yang, de eerste minister van de staat Jin.Ga naar eind22 Dit hier is mijn wagenmenner Wang Liang, en dit hier is mijn geliefde dienaar Pi Xi. Nu het herfst is geworden, ben ik met mijn jagers hier naar het gebied van Zhongshan gekomen voor een drijfjacht - de honden aan de lijn, de valken op de arm, de boog die de kraaien doet krassen gespannen, en pijlen uit Sushen bij de hand.Ga naar eind23 (Wolf komt op) Ik ben de wolf van Zhongshan. Minister Zhao is hier gekomen voor een drijfjacht zodat ik nergens kan schuilen. Ik kan alleen maar rennen voor mijn leven! (Zhao) Daarginds komt een wolf! Die schiet ik neer! (Wolf wordt getroffen door de pijl en vlucht) (Zhao) Ai! Kijk toch
eens! Bij mijn eerste schot gilde die wolf het uit en vluchtte. Zet hem na! (Af)
(Hoofdrolspeler komt op, rijdend op een ezel en met een zak op de rug) Ik ben Meester Dongguo, een aanhanger van Mo Di. De leer van ons mohisten houdt in dat we ons voor kleding beperken tot het noodzakelijke en voor voeding beperken tot het strikt nodige; bij ons leven geven we ons niet over aan gezang en bij iemands dood dragen we geen rouw. Zuinigheid is ons uitgangspunt, maar we beminnen alles en iedereen; we zijn eropuit om de hele wereld te helpen, al moeten we onze kruin polijsten tot onze hielen.Ga naar eind24 Iedereen mag dan wel zeggen dat ik zelfs mijn vader geen respect betoon, maar ze beseffen niet dat voor mij, ‘ik’ en ‘de anderen’ een en dezelfde zijn. Dit is het principe van alomvattende liefde. Ik ga nu op weg naar Zhongshan om faam en verdienste te verwerven. Ik heb net mijn boekenzak gepakt, dus ik moet maar vertrekken. | |
[pagina 130]
| |
[Xianlü: Dianjiangchen]
De hele wereld heb ik afgereisd,
Zo heb ik mijn voeten versleten
En rijd nu op een ezel.
In een ommezien werd ik al grijs:
Per saldo blijkt alles ijdele praat.
(Hunjianglong)
Hoe belachelijk zijn zij
Die streven naar heerschappij en hegemonie:
Die lieden
Dolen over de hele aarde en beschouwen die als hun thuis.
Een stuk in tienduizend woorden is hun kleding en voedsel tijdens de reis,
Hun tong van drie duimen lang is hun kapitaal voor heel hun leven.
Om te bepalen wie zwak is, wie sterk, stellen ze slagordes op van mieren;
Twistend over zoet en bitter vormen ze een wriemelende bijenkorf.
Zodra ze iemand ontmoeten
Die zich vorst of heerser noemt,
Laten ze hem
Schimmen hanteren om los zand te gijpen.Ga naar eind25
Hoe zijn ze bereid
Om samen te leven met vogels en dieren?Ga naar eind26
Ze zeggen dingen als,
‘Ik ben toch geen bittere kalebas!’Ga naar eind27
Sommigen
Haasten zich naar het oosten,
Drommen samen in het westen:
Honderden vreugden, duizenden geneugten!
Anderen
Hollen van de ochtend
En rennen tot de avond:
Diepe zuchten, lange klachten!
Zolang het lot tegen hen is, verkopen ze de hele dag water aan de oever van de
rivier,
Maar als geluk hen toelacht, verschijnen plotseling nog meer bloemen op brokaat.
Jullie zijn
Armoedzaaiers die van de honger een uitgedroogd visje voortzwepen met een
gebroken bamboelatje,Ga naar eind28
| |
[pagina 131]
| |
Terwijl ik hier
In de westenwind moet meemaken dat ik op de lange reis mijn magere paardje
de sporen geef.
Wat allemaal een moeite
Voor wat een ellende!
Ach, en dan is het ook nog eens de late herfst!
[Youhulu]
In de treurwilgen langs de oude weg krassen de late kraaien:
Ik zie hoe de avondzon juist zinkt in het westen
En roepende ganzen neerstrijken op het vlakke rivierstrand.
Bruin van het stof joelt een droeve wind,
Duistere wolken bedekken het veld waar de mist over zweeft.
Je ziet slechts hoe
De overwoekerde oever zich tot de einder uitstrekt -
Waar vind ik
Aan de rand van het bos de huizen van een dorp?
Deze najaarsheuvels zijn dan wel uiterst schilderachtig
Maar ze drogen allerminst
De klare tranen die mijn mantels bloemen doorweken!
Rijdend op mijn ezeltje reis ik helemaal alleen. Wat een treurnis!
[Tianxiale]
Mijn rijdier porrend trotseer ik de kou aan het eind van de wereld,
Wat kan ik anders dan
Diepe zuchten slaken?
Het haar aan mijn slapen werd grijs -
Het spreekwoord luidt:
‘Beter thuis dan op pad.’
Niet alleen heb ik
Geen reisgezel die me kan troosten,
Maar ik ontbeer ook
Een knechtje om me te warmen.
Onwillekeurig
Slaat me rillende de angst om het hart.
| |
[pagina 132]
| |
Hier ben ik al aangekomen in het gebied van Zhongshan. Maar wat? Het lijkt wel of er een veldslag plaatsvindt met al die torenhoge stofwolken en dat hemeltartende tromgeroffel.
[Nezhaling]
Je ziet ze
Komen oprukken met groot en grof geweld
Alsof door storm en bliksem voortgedreven;
Voortrazen met een oorverdovend lawaai
Alsof de donder rommelt, kanonnen knallen;
Krijgskreten slaken met een vervaarlijk geloei
Alsof de hemel neerkomt en de aarde instort.
Dit is allerminst
De oorlog op Kunlun toen de hemelzuilen werden verbrijzeld,Ga naar eind29
En het is ook niet
De veldslag tegen Chiyou door de legers van de Gele Keizer,Ga naar eind30
Maar hoe kunnen dan toch
Rotsen rennen en stenen vliegen?
Kijk eens naar die massa van strijdwagens en die gepaarde banieren, die vliegende valken en rennende honden, met z'n duizenden en tienduizenden! Hier is een drijfjacht gaande!
[Quetazhi]
Wagens en ruiters:
Een groot rumoer!
Valken en honden:
Moorddadig op jacht.
Opgejaagd worden de hazen in hun holenGa naar eind31 en de vossen in het veld;
Opgeschrikt worden de wilde fazanten en de schemeruur-kraaien.
Overal waar je kijkt zie je snelle paarden die de stormwind volgen,
De enkele laatste slierten van het avondrood volledig vertrappend.
Ik kan maar beter mijn ezel bij de teugel leiden en langzaam verder lopen.
[Jishengcao]
Helschitterend blinken speren en lansen,
| |
[pagina 133]
| |
Wild wapperen vaandels en vlaggen:
O zo heldhaftig berijden de ruiters hun volbloed paarden!
Stijf van spanning pochen ze op de gouden kogels onder hun arm;
In één beweging richten ze allen hun raven-verschrikkende bogen.
Nu zij daar
In druk gedrang, nu voorwaarts neigend dan achterwaarts buigend, arenden
schieten,
Leg ik hier
Vervuld van angst de zweep terzijde en schuil met mijn paard onder hoge po-
pulieren.
(Wolf komt op) Ik ben aangeschoten door minister Zhao. Bij zijn eerste schot werd ik getroffen door een pijl. Ik kon alleen maar met de pijl nog in de wond en mijn pijn verkroppend vluchten. Hemel, laat iemand mij toch redden! (Hoofdrolspeler) Daarginds komt een wolf aanrennen. Ik ben doodsbenauwd!
[Herhaling]
Wie had gedacht dat ik in mijn vervloekte leven
Ook nog eens zou stoten op zo'n demonische wolf!
Sidderend van top tot teen krijg ik kippenvel over mijn hele lijf,
Met stomheid geslagen staren de zwarte pupillen in beide ogen,
Opgelost in het niets is die ene draad van mijn verschrikte ziel.
Aangekomen op deze
Godvergeten plaats ben ik geheel alleen,
Zodat hoogstwaarschijnlijk
Mijn magere lijf in zijn maag zal belanden.
(Wolf) Meester, wat een geluk dat ik u hier ontmoet! Minister Zhao houdt hier een drijfjacht. Ik ben door hem aangeschoten en met de pijl nog in mijn wond ben ik gevlucht. Meester, heb medelijden en red mijn leven! (Hoofdrolspeler) Je komt wel op het goede moment. Ik ben onderweg op zoek naar faam en verdienste en moet me haasten om mijn doel te bereiken, dus hoe zou ik de tijd hebben om me om jou te bekommeren?
[Zuizhongtian]
Mijn hart is vervuld van angst en beven,
| |
[pagina 134]
| |
Zodat mijn mond alleen maar kan zwetsen.
Wat een genot was het om op mijn ezeltje
Bij ondergaande zon in het kale bos het avondrood te zien.
Wat is dan zo
Belangrijk dat ik dit probleem op moet lossen?
Ik vrees slechts dat
Je warme gevoelens zullen omslaan in koude woorden -
Waarom me bemoeien met dit onkruid, deze loze bloem?
Hoepel op! Ik kan je niet redden. (Wolf) Meester, bedenk toch in welk gevaar ik verkeer. Lang geleden redde de markies van Sui het leven van een slang, en die bracht hem later een parel als beloning.Ga naar eind32 Zo handelt zelfs een slang, en wij wolven zijn veel intelligenter dan slangen. Ik verkeer in hoogste nood, dus red mijn leven nu het nog kan. Uw grote weldaad zal ik nooit durven vergeten. Ik zal u uw weldaad vergelden met een parel van de markies van Sui! (Hoofdrolspeler) Houd je bek! Als ik jou zou redden, bruuskeer ik minister Zhao en wat voor onheil zou daar wel niet uit voortkomen? Hoe zou ik durven hopen op jouw beloning?
[Jinzhan'er]
Wie wil er nog kletsen met jou?
Ik ben van angst
Geheel verlamd!
Aan alle zijden is de macht van zijn troepen geducht;
Het beulszwaard besmeurt voor zijn paard de berijpte bloemen.Ga naar eind33
Met hem valt niet te spotten zonder reden
Want je roept enkel onheil af over jezelf.
Jij zegt dat
De markies van Sui werd beloond met een parel
Maar wie durft te aarde te grissen van het hoofd van Taisui?Ga naar eind34
(De wolf) Meester, heb medelijden! Dat ik zou sterven is misschien niet zo belangrijk, maar het zou onrecht doen aan de gevoelens van mededogen waarmee alle mensen zijn geboren. Dit heeft niets te maken met minister Zhao. Meester, als u me niet redt, dan zal ik, eenmaal gestorven en aangekomen bij de Negen Bronnen, geen wrok koesteren jegens minister Zhao maar alleen jegens u.Ga naar eind35 (Hoofdrolspeler) Ik zou
| |
[pagina 135]
| |
je eigenlijk niet willen redden, maar de leer der mohisten beschouwt alomvattende liefde als het uitgangspunt. Wat te doen? Vooruit dan maar! Overal biedt zich de gelegenheid tot goede daden. Ik zal je redden, maar dan moet ik eerst mijn boeken eruit halen, en dan zal ik jou verbergen in deze lege zak. (Wolf) Meester, er is geen groter weldaad! [(Hoofdrolspeler)] haalt de boeken eruit en probeert de wolf in de zak te stoppen, doet dit drie keer)
(Yiban'er)
Dat ik nu weer
Zo'n ellendeling moet ontmoeten die me blijft achtervolgen!
En waarom
Zou je denken ben ik zo vervuld van angst en vrees?
Omdat het mij
Maar niet lukt: heb ik de kop erin, dan steekt de staart eruit!
Hoe krijg ik dan
Die boekenzak ooit dichtgeknoopt?
Want als ik
De ene helft verborgen heb, dan blijft de andere helft nog zichtbaar!
Kijk, de troepen komen geleidelijk al dichterbij. Wat te doen? (Wolf) Meester, de tijd dringt! Red me zo snel mogelijk! (Hoofdrolspeler) Je lijf is te groot en de zak is te klein om jou daarin te verbergen. (Wolf) Dan kan ik alleen maar mijn vier poten optrekken en dan moet u ze met een touw stevig vastbinden. Dan zal ik mijn rug krommen en mijzelf van mijn baard tot mijn staart zo klein mogelijk maken, zodat u me in die zak kunt proppen. Meester, alstublieft! ([Hoofdrolspeler] bindt de wolf vast en propt hem in de zak) (Hoofdrolspeler)
[Houtinghua]
De kop ingetrokken,
Het bekken gekromd,
De rug gebogen,
De tanden op elkaar:
Je kunt niet meer spreken van
‘Van voren stapt hij op zijn baard,
Van achteren struikelt hij over zijn staart.’
Op deze manier
| |
[pagina 136]
| |
Lijkt zijn torso een egel,
Zijn rug wel een garnaal.
Ik vrees alleen
‘Dat als de woerd wordt opgeschrikt de eend wordt geslagen,’Ga naar eind36
Zodat ik
In angst en beven niet sneller kan gaan.
Nu is het gelukt. Ik heb de zak dichtgeknoopt en over de rug van de ezel gelegd, die ik hier heb vastgebonden aan een boom langs de weg om te wachten tot de mannen van Zhao voorbijgegaan zullen zijn. Wolf, wees niet blij wanneer ik je kan redden en wees niet kwaad wanneer ik je niet kan redden!
[Zhuansha]
Ik ben zo verward dat ik geen voet kan verzetten,
Zo beroofd van moed dat ik bij voorbaat al vrees.
Deze manke ezel draagt de linnen zak op zijn rug:
Natuurlijk zal je bij een ontmoeting in een nauwe steegGa naar eind37 van je paard moeten
stijgen,
En dan is de uitkomst moeilijk te voorspellen.
Zolang jij nu maar geen kik geeft,
Beloof ik extra mijn best te doen.
Maar ik ben bang
Dat ik iets miszeg of een half woord verraad,
Dus ik zal de juiste antwoorden moeten geven -
Hier is geen ruimte voor ijdel gezwets of slechte gein.
Wolf van Zhongshan,
Het hangt om een haar of je mij door mijn bemoeizucht in een oogwenk de
dood in jaagt.
(Gaat af)
| |
Tweede bedrijf(Heer Jian van Zhao komt op) Ik ben minister Zhao. Nadat de wolf van Zhongshan getroffen was door mijn pijl, ging hij ervandoor, zodat nu zelfs zijn schaduw onvindbaar lijkt. Jagers, blijf het dier achtervol- | |
[pagina 137]
| |
gen! Aan die boom aan de kant van de weg is een ezel vastgebonden en daarnaast staat de een of andere idioot. Hij zou wel eens wat kunnen weten van de wolf van Zhongshan. Laten we er maar eens op afgaan om hem te ondervragen. (Gaat af)
(Hoofdrolspeler komt op) Ik ben Meester Dongguo. Ik was eigenlijk onderweg naar Zhongshan op zoek naar faam en verdienste maar het geluk zat me tegen en ik moest de wolf van Zhongshan tegenkomen! Aangeschoten door minister Zhao was hij op de vlucht met de pijl nog in de wond en hij smeekte mij uit alle macht om hem te redden. Bedenkende dat wij mohisten de alomvattende liefde als uitgangspunt nemen, kon ik hem slechts in mijn boekenzak verbergen. Nadat ik hem op de rug van mijn ezel had gehesen, ben ik hier blijven uitrusten onder deze verdorde populier. Wanneer minister Zhao mij komt ondervragen, moet ik mijn woorden zorgvuldig kiezen in mijn antwoord. Wolf van Zhongshan, je kost me nog mijn leven! [Zhenggong: Duanzhenghao]
Dan is het ook nog eens dit late herfstweer
Nu ik hier ben beland in deze woeste streek.
In mijn enthousiasme bezorg ik me onheil en rampspoed.
Onwillekeurig bonkt me het hart in de keel,
Geen ogenblik
Voel ik me nog op mijn gemak.
[Gunxiuqiu]
Ik zie de schaarse wilgenbladeren neerdwarrelen
En hoor de roepende trekganzen formaties vormen -
Het troosteloost zijn de avondwolken en nevelslierten.
Opeens zie ik
Tienduizenden ruiters aan komen stormen,
Met wanordelijk rumoer alle kanten op stuiven
En met donderend geweld schreeuwen van vreugde.
Dit machtsvertoon is zelfs nog groter dan de hemel,
En ik begin al
Wat te verslappen en te verdwazen,
Maar ik moet hen
Met rechte rug en ferme tred begroeten.
Overdonderd durf ik haast geen stap te verzetten
Uit angst dat
| |
[pagina 138]
| |
Hun scherpe ogen iets zullen gissen.
(Zhao komt op) Hé, jij daar! Toen jij hier onder deze boom zat te rusten, heb je misschien de wolf van Zhongshan gezien? (Hoofdrolspeler)
[Tangxiucai]
Helaas, uw nietswaardige dienaarGa naar eind38 reist geheel en al alleen
Op een magere paardje door de wereld, met een lege beurs.
Want wat blijkt?
Van de tien rode poortenGa naar eind39 waar ik aanklop blijven negen gesloten.
Tien jaar lang
Heb ik bitter geleden aan het venster tijdens mijn studie,
Hopende dat
Een oude vriend van duizend mijlen ver zou komen,
Zonder enige aandacht voor
Dravende wolven of geschrokken ratten.
(Zhao) Voor zover ik kan zien, bazel je onzin. Ik houd hier een drijfjacht en die wolf van Zhongshan versperde me de weg, rechtopstaand als een mens en huilend. Ik spande mijn boog, koos een pijl, en zoef! Bij het eerste schot werd hij geraakt en ging er stilletjes vandoor. Hoe heb jij hem hier aan de kant van de weg niet voorbij zien komen? Let op mijn zwaard! (Trekt zijn zwaard en hakt op de wagenboom in) Oost of west, noord of zuid, laat iedereen die verborgen houdt waarheen de wolf gevlucht is gewaarschuwd zijn door deze wagenboom. (Hoofdrolspeler)
[Daodaoling]
Voor mijn ogen
Verandert zijn glimlachend gezicht in een bloeddoorlopen tronie,
Het fel blinkende zwaard dat hij verheft, is ongetwijfeld allerverschrikkelijkst
scherp.
Onophoudelijk hakt hij holderdebolder in op die donderende wagen
Zodat mijn bibberende ziel onwillekeurig siddert in angst en beven.
Dit kost me nog mijn leven, o ja!
Dit kost me nog mijn leven, o ja!
Ook al heb je de overtuigendste tong, toch kun je hier geen onzin spuien.
| |
[pagina 139]
| |
Edele heer, stil voor een ogenblik uw donderende toorn en sta mij toe om op mijn gemak mijn verhaal te doen. Bij het licht van de lamp en het venster heb ik gestudeerd tot ik geheel gevuld was door de Oden en Oorkonden,Ga naar eind40 maar rondzwervend door de vier windstreken heb ik nog geen faam en verdienste kunnen verwerven. Aangekomen op deze driesprong wist ik niet welke weg naar Zhongshan leidt en daarom ben ik hier onder deze verdorde populier blijven wachten totdat er iemand langs zou komen aan wie ik de weg zou kunnen vragen. Ik ben zelf verdwaald, dus hoe zou ik, onwetende, u dan wel de juiste richting kunnen wijzen?
[Tangxiucai]
De wereld doorwandelend heb ik mijn ijzeren schoenen versleten,
En wenende om mijn doodlopende pad, pleng ik tranen in de westenwind:
Wat ik verwierf
Waren grijzende haren zonder enig behaald succes.
Wat is de juiste plaats hier in den vreemde,
Aan wie vraag ik raad nu ik ben verdwaald?
En wat die wolf betreft,
Weet ik waar dat kroosblad drijft op de zee?
Ik heb gehoord dat de lieden uit de oudheid zeiden, ‘Op de grote weg met zijn vele vertakkingen is een schaap onvindbaar.’ Als je even nadenkt is een schaap het allertamste dier en zelfs een klein jongetje kan het hoeden, en toch blijft zo'n dier onvindbaar als er veel vertakkingen zijn in de weg. Hoe kan een wolf vergeleken worden met zo'n mak schaap? Bovendien zijn hier in Zhongshan de wegsplitsingen bijzonder talrijk, dus waarheen zou die wolf niet gegaan kunnen zijn? Maar om hem te zoeken hier op deze openbare rijksweg lijkt haast op het ‘vissen vangen door in een boom te klimmen’ of ‘hazen jagen door naast een stronk te zitten.’Ga naar eind41
[Gunxiuqiu]
Helaas, door al die wegvertakkingen
Verliest men van het schaap elk spoor.
Waar nu die wolf van Zhongshan wel mag zijn?
Kijkt u toch zelf:
Waarheen je staart zie je slechts koude nevels
| |
[pagina 140]
| |
Boven kronkelende paden en steile kliffen:
In deze ondoordringbare diepe wouden
Bedekt hun witte wasem gras en kruid.
Hier geen gebrek aan bergspoken en boomtrollen -
Een overvloed aan klamme mist en dichte wolken!
Maar iemand als jij
Zoekt een vis te vangen door in een boom te klimmen,
Hoopt op een haas door bij een boomstronk te wachten,
En kunt het niet laten
Om ons soort mensen beledigend te bejegenen.
(Zhao) Kerel daar, er is iets wat jij niet weet. Wanneer zo'n wolf op jacht uitgaat, gaat hij eerst rechtop staan om te bepalen in welke richting hij zijn prooi zal zoeken, zodat de honderden vogels en duizenden dieren vanzelf bij elkaar kruipen. Als wij op jacht gaan, zijn wij het gelukkigst als wij zo'n soort wolf kunnen vangen. (Hoofdrolspeler) Als ik u beluister is de jacht de ambtelijke taak van jagers. Als de wolf van Zhongshan niet te vinden is, waarom vraagt u hen dan niet om raad? Wat heb ik, een passant, misdaan?
[Daiguduo]
Elke vorm van jacht heeft zijn eigen soort jagers,
Zij zouden de situatie helder moeten begrijpen.
Waarom dan al dit loos gezwets en dwaas gepraat
En tegen mij dit boers gedrag, die lompe botheid?
Ik had gehoopt
Een onbekommerd mens te zijn ver van het rode stof,Ga naar eind42
Maar haal me
Onvoorzien een onheil uit een vorig leven op de hals.Ga naar eind43
Ik raad u aan,
Mijn botte held, mij niet te kwellen met uw vragen,
Want zonder reden
Bent u straks nog de dood van een wildvreemde, mij!
(Zhao trekt zijn zwaard) Kijk eens naar dit zwaard: het snijdt een haar die ertegenaan wordt geblazen in tweeën, zo scherp is het! Wou je dat aan den lijve ondervinden? Jij bent zonneklaar degene die de wolf van Zhongshan verbergt, maar met allerlei sluwe woorden en schone schijn
| |
[pagina 141]
| |
probeer je dat te ontkennen. Ondergeschikten, pak die zak op de rug van die ezel en open die om te kijken. Als we dat dier daar vinden, zal ik je echt geen genade schenken. (Hoofdrolspeler) Dat is mijn boekenzak. Die wolf is een levend dier, dus dan zou je in die zak toch beweging moeten zien? Het is een beest met een kop en een staart en vier poten, dus hoe zou ik dat kunnen verbergen in zo'n kleine zak? Open die zak gerust als je wilt, maar dan gooien jullie jammer genoeg alleen maar al mijn boeken door elkaar, dus het is vergeefse moeite.
[Gunxiuqiu]
Jij beweert dat
Dit zwaard van drie voet zelfs een haar kan klieven
En had
Mijn schedeldak
Haast al in tweeën gehakt.
Dit is van mij geen sluwe taal en schone schijn,
Maar jij moet zelf wit van zwart onderscheiden.
Deze zak
Bevat misschien tienduizend rollen aan geschriften
Maar is gemaakt van maar één lap vilt.
Wie heeft ooit gezien dat zo'n zak van brokaat, een tas voor gedichten,
Een bent van tijgers of een groep van vossen zou kunnen bevatten?
Wie zou
Het wagen u te bedonderen hier waar u bijstaat?
Zegt men niet,
‘De staart steekt nog uit als de kop is verborgen: hier baat geen bedrog’?
Er is geen mogelijkheid zoiets te arrangeren.
(Zhao) Wie zou al die fraaie woorden en loze frasen van jou wel geloven? Maar zegt men niet dat de wolf het allerwoestste dier is? Waarom wil je hem met alle geweld verschonen? (Hoofdrolspeler) Ik ben geen stommeling, natuurlijk ken ik het gedrag van de wolf. Van nature is hij uiterst vraatzuchtig en hij steunt de jakhals in diens wreedheid. Als u dit schadelijke dier zou kunnen uitroeien, zou ik vanzelfsprekend mijn uiterste best doen om u van dienst te zijn. Waarom zou ik zijn sporen verborgen houden?
| |
[pagina 142]
| |
[Tangxiucai]
Wees niet zo opgewonden en zo van streek:
Natuurlijk ben ik niet gek of buiten zinnen!
Zo'n wolf
Ondersteunt met ontblote klauwen en blikkerende tanden de jakhals.
Vandaag geldt,
‘De aap is ontsnapt en een ramp treft het bos,’Ga naar eind44
Maar wie zou
‘Een tijger houden om zich onheil te bezorgen’?
Wat een reden
Mij van kleur te doen verschieten met getrokken zwaard!
(Zhao) Ondergeschikten, het heeft geen zin die zak open te maken en te kijken. Aangezien deze kerel niets weet van de wolf van Zhongshan, kunnen we hem maar beter laten gaan. (Hoofdrolspeler) Hartelijk dank. Dan ga ik verder met mijn ezel.
[Shawei]
Zeg niet dat hij
Zijn wagen liet stoppen om zittende te genieten van de esdoorns,
En ik kan slechts
Alleen te paard en troosteloos de oude weg vervolgen.
Het bruine stof dat in mijn gezicht waait, bedekt de purperen paden;
Met een sidderende moed en een angstig hart is de weg nog eens zo lang.
De aarde schokkend en hemel verschrikkend: zo groot was zijn macht -
Mijn zeven geesten en drie zielenGa naar eind45 waren in een ogenblik verschikt.
Ik had gehoopt dat die edele heer mij verheugd zou begroeten,
Maar ik trof de Poort van Verderf - mijn leven hing aan een draadje!
Bij een ontmoeting in een nauwe steeg is er geen ontkomen
Maar gelukkig had ik geen schuld aan hem uit een vorig leven.
Terwijl jij je
Even snel voortspoedt als de wind op de Lange RivierGa naar eind46
Haal ik nu helaas door jouw toedoen de naaste herberg niet meer.
(Gaat af)
(Zhao) Die stomme eikel is verdwenen. Aangezien de wolf van Zhongshan hier niet is, moeten wij ook maar terugkeren. | |
[pagina 143]
| |
Derde bedrijf(Hoofdrolspeler komt op) Ik ben Meester Dongguo. Dat was kantje boord! Ik had de wolf van Zhongshan verstopt in mijn boekenzak en dat werd bijna ontdekt door minister Zhao. Dat was echt kantje boord! Ik waag het niet om hier nog langer te toeven of langer te talmen, maar geef mijn ezel de zweep om snel voort te gaan. Maar kijk toch eens naar dat gekke beest. Hoe ik hem vandaag ook met de zweep ervan langs geef, hij verdomt het om verder te lopen. Wat een ellende! Mijn ezeltje, ik smeek jou, deze prachtige volbloed, dit nobele rijdier, gedekt met een gouden zadel, bijtend op een jaden bit, met onder je zadel een zadelkleed van brokaat, en behangen met een rood tuig, zet toch wat sneller een stap!
[Yuediao: Douanchun]
In een wilde dwarreling vullen de bladeren de kale bergen;
Met een lichte nevel verbergt de mist de landelijke voorde.
Eindeloos zich uitstrekkend: het witte gras en de gele olmen;
In diepste stilte gehuld: de verdorde lianen en de oude bomen.
De deemstering verduistert het laatste avondrood op verre pieken;
Ruisende, druilende valt de avondregen op het koude zandstrand.
Rijdend op dit
Magere scharminkel - vel over been -
Vervolg ik
De kronkelende weg die eindeloos duurt:
Verkleumd de vereenzaamde schaduw en het verweesde lijf,
Achtervolgd door honderden angsten en duizenden ellenden.
Kijk nu eens! De schaduw van de gevederde banieren is geleidelijk opgelost en het geluid van strijdwagens en paarden is niet meer te horen. Die minister Zhao moet wel heel ver verdwenen zijn. Hoe zou het gaan met de wolf van Zhongshan in die zak? Hoe komt het dat er geen beweging te zien is? Hij zou toch niet aan zijn wond zijn overleden? Hij is vast en zeker gestikt in die zak! Anders zou hij toch wel wat van zich laten horen? (Bekijkt de zak) (Wolf) Meester, wees een beetje voorzichtig! Die minister Zhao is vast wel al ver verdwenen. Wat een kwelling is het om zo stevig vastgebonden in zo'n zak te zitten! En die pijl in
| |
[pagina 144]
| |
mijn voorpoot doet verdomde pijn. Meester, maak de zak open en laat me eruit! (Hoofdrolspeler)
[Zihuaxu'er]
Een oogwenk slechts
Wolkte het stof van de strijdwagens op,
Stampten de paarden met hun hoeven, en
Wapperden de schaduwen van de banieren.
Nu geldt hier weer:
De verre bomen in de klare herfst,
Het effen onkruid op het wijde veld.
(Wolf) Meester, laat me hier zo snel mogelijk uit. Dit is echt onverdraaglijk! (Hoofdrolspeler)
Kalmpjes aan!
Hoe had je met de haast van dit moment
Het deze halve dag ooit uitgehouden?
Bijna was ‘de jachthond in de pan gebraden,’Ga naar eind47
Dus hoedde jij je
‘Om als een els uit de zak te steken,’
Zodat je nu nog steeds
‘Je staart kunt slepen door het slijk.’Ga naar eind48
Ik zal deze zak openmaken, de touwen losmaken en de pijl verwijderen zodat je weer helemaal de oude bent. (Opent de zak, maakt de touwen los en verwijdert de pijl)
(Jinjiaoye)
Ik zie slechts hoe hij
Van top tot teen is opgerold als een slang, samengebald als een egel,
En waar hij was geraakt door die pijl is hij besmeurd met bloed.
Onophoudelijk kermt hij het uit van de pijn!
Ik haal die pijl met alle spoed eruit voor jou!
(Wolf komt uit de zak) Dat was kantje boord! Bijna had die minister Zhao me van mijn leven beroofd! Meester, hartelijk bedankt dat u me het leven hebt gered. Maar ik heb toch nog iets wat ik misschien zou
| |
[pagina 145]
| |
willen zeggen als het mag. (Hoofdrolspeler) Je kunt zeggen wat je wilt. (Wolf) Eerst werd ik nagezeten door die minister Zhao, zodat ik een eindeloze afstand heb moeten rennen, en daarna heb ik nog eens weer een hele dag ellende geleden in die zak. U hebt dan wel, meester, mij het leven gered, maar mijn maag vergaat van de honger. Als ik dan hier op de weg van de honger zou sterven, word ik aangevreten door kraaien en eksters en overlopen door veenmollen en mieren.Ga naar eind49 Dan had ik me beter kunnen laten vangen door die minister Zhao, want dan was ik in een keer gestorven. Meester, toon medelijden en laat me mijn honger stillen met jou! (Wolf springt voorwaarts) (Hoofdrolspeler ontwijkt hem achter zijn ezel) Hé! Je jaagt me de stuipen op het lijf!
[Xiaotaohong]
Ik ben zo geschrokken dat
Mijn hele lijf nat is van het koude zweet
En ik mijn hoofd niet meer stevig rechtop kan houden.
Van top tot teen voelt mijn huid als aan haken geslagen.
Mijn leven is in groot gevaar:
Dit jaar, deze maand zijn door een eerder leven bepaald!
Aangekomen op dit smalle pad door een bergravijn
Zie ik slechts sombere wolken en gruwelijke nevels,
Maar wie is hier de schutsgod die mij beschermt?
Ik heb je gered in mijn boekenzak en bijna was dat ontdekt door minister Zhao, zodat ik mijn leven haast verloren had onder zijn zwaard. Hoe kun je me willen verslinden nu ik jou ten koste van al mijn angst en vrees heb gered? Zijn er dan onder de hemel zulke verraderlijke schepselen?
[Tianjingsha]
Jouwentwille heb mijn leven geriskeerd,
Jouwentwille heb ik doodsangsten doorstaan.
Nauwelijks heb ik je verdomde leven gered,
Of je staart me daar al verlekkerd aan:
Dit lichaam moet gaan dienen als hapje!
| |
[pagina 146]
| |
(De wolf) Meester, u bent een mohist. Ik heb me laten vertellen dat die erop uit zijn om de wereld te helpen ook al moeten ze hun kruin polijsten tot hun hielen. Dus waarom hecht u dan zo aan uw lijf, dat u weigert mijn leven te redden? (Hoofrolspeler)
[Diaoxiaoling]
Jouw kwijlende ogen
Zijn van nature vol gif!
Zo'n wrede inborst
Bij zo'n gebrek aan moed!
Maar zodra je weer je vacht kon schudden,
Veronachtzaam je mijn weldaad!
Ik had ook echt in beide ogen geen pupillen,
Want wie laat er de wolf in eigen woning binnen?
Maar nu vandaag brengt mij berouw geen baat.
(Wolf) Toen je mij in die zak had vastgebonden, heb ik onverdraaglijk geleden. Handelde jij echt uit goede wil? Tegen minister Zhao zei je dat ik door en door slecht was en dat je hem wou helpen met mij af te rekenen. Hoe zou ik jou niet moeten verslinden? (Hoofdrolspeler)
[Tusi'er]
Dit doet mijn
Opgekropt gevoel vervullen van gif
En woedend beuk ik met mijn handen op mijn borst.
Ik heb doodsangsten doorstaan om ‘de snorharen van de tijger te beroeren’
En zo heb ik pas jouw verdomde leven kunnen redden!
(De wolf) Geen gezwets! Mijn maag vergaat van de honger, dus wees nu even mijn tussendoortje. (De wolf springt voorwaarts) (Hoofdrolspeler)
[Shengyaowang]
Je wangen opgeblazen,
Je klauwen ontbloot:
Dit is
De duimdikke dankbaarheidsparel die de slang mij brengt!
Hoe kan ik mij verweren?
| |
[pagina 147]
| |
Dit is echt klote!
Uit alle macht moet ik me met handen en voeten verdedigen,
En onophoudelijk roep ik de Hemel aan.
O Hemel, dit is allemaal mijn eigen fout!
[Malang'er]
Dit komt omdat ik de verkeerde weg had gekozen
Waar ik stootte op deze hongerige tijger, deze demonische vos!
Ik ben zo bang dat ik nu achteruit stap, dan weer vooruit loop,
Me steeds verlatende op mijn magere ezel voor bescherming.
[Herhaling]
Ik had je vanaf het begin af aan links moeten laten liggen;
Ik had je moeten behandelen als vuilnis langs de straat!
Zo'n onrecht als mij hier nu vandaag wordt aangedaan -
Blauwe Hemel hier boven mijn hoofd, vel een oordeel!
(Wolf springt naar voren) (Hoofdrolspeler duikt weg) (Wolf) Waarheen je ook weg wilt duiken, je kunt me toch niet ontsnappen. Ik zal niet rusten voordat ik jou heb verslonden. (Hoofdrolspeler) Wat ben jij ondankbaar! Hoe lossen we dit op? Waar vind ik iemand die mij kan redden? Toe dan maar! Ik heb jou gered, maar jij gaat mij verslinden. Is er op de wereld ooit zoiets vreemds voorgekomen? Maar het spreekwoord zegt, ‘Als je naar een oplossing zoekt, raadpleeg dan drie oude lieden.’ Laten jij en ik drie oude lieden zoeken en hen vragen of jij mij mag verslinden of niet. Als zij zeggen dat jij mij mag verslinden, zal ik berusten in mijn dood. (Wolf) Daar heb je gelijk in wat je zegt. (Zij wandelen samen voort) (Wolf) Kijk toch eens naar hoe het mij tegenzit! Nu hebben we al deze tijd gelopen en nog steeds zijn we niemand tegengekomen. Mijn maag vergaat van de honger en het kwijl loopt me uit de bek, met bakken tegelijk! Hela, prachtig! Kijk eens, is dat daarginds niet een oude boom? Laten we hem om raad vragen. (Hoofdrolspeler) Dat is een oude boom, die staat daar stijf als een lijk langs de weg. Planten en bomen zijn toch dingen zonder bewustzijn, dus hoe zou ik hem om raad kunnen vragen? (Wolf) Maak je daar nu maar geen zorgen over, maar stel hem je vraag. Hij zal je vast en zeker antwoord geven. (Hoofdrolspeler begroet de boom) Oude boom, de
| |
[pagina 148]
| |
wolf van Zhongshan werd getroffen door een pijl van minister Zhao en zo in het nauw gedreven dat er op het oppervlak van de aarde geen plaats voor hem was waar hij zich kon verbergen. Ik heb hem toen in mijn boekenzak gered. Maar nu hij weer de zak uit is, wil hij mij verslinden. Komen er in de wereld zulke ondankbare wezens voor? Oude boom, zeg eens, mag hij mij verslinden?
[Dongyuanle]
Dit is een
Karkas dat is weggeworpen in een sloot,
Dit is brandhout dat is overgebleven bij de oven.
Hoe zou ik hem kunnen bejegenen als een duizendjarige goddelijke cedrela?Ga naar eind50
Ach, ik ben ook wel volkomen idioot!
Hier sta ik een stomme boom
Onophoudelijk aan te roepen -
Dat geeft toch stof tot denken.
Oude boom, o, oude boom, als jij in staat bent mij te redden
Word ik opnieuw geboren
En ben ik een ijzeren stam die in bloemen ontluikt!
(Boom komt op) Ik ben een oude abrikozenboom. Toen de oude kweker mij destijds plantte, was het enige wat hij nodig had een pitje. Na een jaar ontlook ik in bloesem, in het tweede jaar droeg ik vrucht, in het derde jaar kon je mijn stam nog met twee armen omvatten, maar na tien jaar had je daar twee mensen voor nodig. In de dertig jaar tot op heden zijn de oude kweker en zijn vrouw, zijn kinderen en knechten en meiden, zowel als alle gaande en komende gasten, allemaal door mij gevoed. Bovendien plukte hij regelmatig mijn vruchten om die op de markt te verkopen omwille van de winst. Iemand als ik heeft de kweker zoveel weldaden bewezen, maar nu hij zag dat ik oud ben geworden en geen vruchten meer draag, werd de oude kweker opeens kwaad en hakte hij mijn takken af en beroofde me van mijn blad; bovendien heeft hij mij aan een timmerman verkocht - zo ondankbaar is hij! Welke weldaad heb jij die wolf dan wel bewezen? Natuurlijk mag hij jou verslinden! (Gaat af) (Hoofdrolspeler)
[Miandaxu]
Ik zag je aan voor
| |
[pagina 149]
| |
Een jaden boom uit het Granaatsteenwoud,Ga naar eind51
Maar je bleek
Een rotte boom, een verdorde stam.
Je dient alleen maar als
Een stevige staak om een paard aan vast te binden,
Een kort paaltje om een ezel aan vast te leggen.
Jij zegt dat jij
Vruchten schonk en bloemen spreidde,
Maar al om niet diende als een boom van een slaaf.Ga naar eind52
Vandaag de dag
Worden je takken gekapt en je wortels verwijderd
En dien je alleen nog maar als gebroken riet.
Vooruit dan maar,
Als iedereen even ondankbaar weldaden vergeet
Kan ik maar beter net als Qu Ni
Mijn hoofd tegen een boomstam
Rammen om mijn leven te laten.Ga naar eind53
(Wolf springt op hem af) (Hoofdrolspeler ontwijkt hem) Hé, waarom zo haastig? Hebben we zo-even niet afgesproken dat we drie oude lieden zouden vragen? We hebben nog maar een oud wezen om raad gevraagd, dus hoe kun je me dan al meteen willen opeten? (Wolf) Maak dan voort! Prachtig! Daar ligt een oude koe zich te zonnen. Vraag haar om raad! (Hoofdrolspeler) Daar had me die domme boom, dat ellendige stuk brandhout dat met honderden bijlen omgehakt en met duizend aksen gespleten mag worden, me bijna het leven gekost! Zo'n koe is een beest met een vacht op haar lijf en horens op haar kop, wat baat het om haar om raad te vragen? (Wolf) Vraag haar nu maar! Als je het niet doet verslind ik je nu meteen. (Hoofdrolspeler groet de koe) Oude koe, de wolf van Zhongshan werd geraakt door een pijl van minister Zhao, maar ik heb zijn leven gered. Nu wil hij mij verslinden. Zegt u eens of hij mij mag verslinden of niet.
[Luosiniang]
In de schaduw van de bloemen die ene ploeg en groene regen;
Bij de muziek van een fluit in de avondzon onder heuvelbomen -
Maar waarom lig je hier zo uitgemergeld in de late westenwind?
Ik zie haar slechts
| |
[pagina 150]
| |
Zwijgend het hoofd laten zakken.
(Koe komt op) Ik ben een oude koe. Toen ik nog maar een vaars was, was mijn kracht geweldig, zodat de oude boer bijzonder op mij gesteld was. Wanneer de oude boer uitging of terugkwam, was ik het die de kar trok, en als de oude boer de akkers ploegde, was ik het die de ploeg trok. Hij beschouwde me als een familielid. De kleren die hij droeg, het eten dat hij at, de huwelijken van zijn zoons en dochters, en alle belastingen en schulden, die konden allemaal betaald worden door mijn inspanningen. Maar nu hij heeft geconstateerd dat ik ouder ben geworden en aan kracht heb ingeboet, heeft hij me weggejaagd naar deze overwoekerde uithoek op het open veld. Deze kille kou van wind en vorst kunnen mijn magere botten niet verdragen, en omdat ik niet meer kan lopen wordt mijn vacht mat. Zegt u zelf, is dat geen lijden? Gisteren hoorde ik de oude boer nog tegen zijn vrouw zeggen dat hij mij wou laten afmaken, ‘Alles aan het lijf van zo'n koe heeft z'n nut. Het vlees kun je eten, het vel kan verwerkt worden tot leer, en van de botten en hoorns kun je allerlei nuttige dingen maken.’ Hij zei z'n zoon het mes te slijpen om mij te slachten. Is dat geen lijden? Ik heb zoveel verdiensten voor die oude boer, en dan toch nog wil hij mij vermoorden. Welke weldaad heb jij deze wolf dan wel bewezen? Natuurlijk mag hij jou verslinden! (Gaat af) (Hoofdrolspeler)
[Zhuolusu]
Jij zegt dat jij
Overijverig de ploeg trok,
Met als gevolg
Dit uitgemergelde magere lijf.
Vandaag
Lig je hier blootgesteld aan de felle wind en harde regen
Naast een half ingestorte, verwaarloosde muur.
En dan toch nog willen ze
Je huid villen, je vlees afsnijden en alles benutten!
Ach, toe dan maar, hier loopt mijn leven ten einde!
Mijn bitter lijden hier vandaag -
Aan wie kan ik het klagen?
Ik ben zo bang als
‘De koe uit Wu die al bij het zien van de maan begon te hijgen.’Ga naar eind54
| |
[pagina 151]
| |
O Hemel, het is zonneklaar dat niemand mij zal komen redden!
[Weisheng]
Dit is toch de doorgaande publieke rijksweg?
Hoe komt het dan dat hier niemand passeert?
Al te spoedig zal ik nu deze wereld verlaten,
Maar hoe kom ik na mijn dood aan een graf?
(Wolf springt op hem af) (Hoofdrolspeler ontwijkt hem) Waarom zo haastig? Jij en ik hebben een afspraak, we moeten het nog een derde oude man vragen. Als die zegt dat jij mij mag verslinden, dan kan ik je alleen maar laten begaan. (Wolf spreekt) Ik verga van de honger, het is onverdraaglijk! Maak wat voort! Dankzij zijn goedertierenheid zal de Hemel me zeker een hapje te eten geven. (Ze gaan af)
| |
Vierde bedrijf(Tweede spelerGa naar eind55 komt op, leunend op een staf) Ik ben een grijsaard leunend op zijn staf. Vluchtend van faam en mijn sporen verduisterend leef ik hier diep in het gebergte als een kluizenaar zonder enige bemoeienis met wereldse zaken. Elke dag wandel ik op mijn gemak langs de beek en door het bos. Het is nu de late herfst en het landschap is allerschoonst, dus ik maak een wandeling, leunend op mijn staf. (Hoofdrolspeler en wolf komen op) [(Hoofdrolspeler)] Hemel, wie zal je mij, Meester Dongguo, laten redden? Hé, daar in de verte zie ik een kleine brug over een stroompje en een strogedekte stulp achter een haag. Dat moet een dorp zijn waar mensen wonen! Laten we flink doorlopen.
[Shuangdiao: Xinshuiling]
Aan de helft van de bomen, zie ik, zijn de bladeren vergeeld, avondwolken hangen
laag;
Transparant helder het stroompje onder de kleine brug.
Voor de ruwhouten deur geen blaffende hond,
Maar in de oude bomen wel krassende kraaien.
Strogedekte stulpjes achter een haag:
| |
[pagina 152]
| |
Dit zijn
De acht hemelgrotten, een aards paradijs!
Kijk, daar in het bos loopt een oude man leunend op zijn staf. Ik zal hem vragen mij te redden.(Hoofdrolspeler begroet hem) Nobele heer, red mijn leven! (Grijsaard) Meester, wat brengt u hier? (Hoofdrolspeler) De wolf van Zhongshan werd aangeschoten door minister Zhao en vluchtte met de pijl nog in de wond. Hij was zo in het nauw gedreven dat er geen weg voor hem was om de hemel te bestijgen en geen poort om de aarde binnen te gaan, zodat hij mij vroeg zijn leven te redden. Ik bedacht dat wij, mohisten, de alomvattende liefde als onze leer beschouwen en ik kon dus niet anders doen dan hem redden in mijn boekenzak. Maar hij was die boekenzak nog niet uit, of hij wilde mij verslinden. Ik smeekte hem om genade, maar hij weigerde mij te laten gaan. Ik kwam met hem overeen om aan drie oude lieden te vragen of hij mij mocht opeten. Eerst ontmoetten wij een oude abrikozenboom en dat onbenullige stuk brandhout zei dat hij mij mocht opeten. Daarna ontmoetten we een oude koe en dat verdomde beest zei ook dat hij mij mocht opeten. Ik had al bijna mijn leven verspeeld! Maar nu ontmoet ik u, nobele heer. U bent voorbeschikt mijn reddende ster te zijn. Tot mijn grote geluk ontmoet ik u, en hopelijk zult u door één woord mij willen redden!
[Zhumating]
Tot mijn ongeluk heb ik in mijn onnozelheid
Jou gered uit de klauwen van bloeddorstige tijgers!
Maar onverhoopt toonde jij je ondankbaar,
En aan wie klaag ik mijn nood hier oog in oog met de dood?
We ontmoetten een stom beest en een botte boom die in hun onwetendheid
Beweerden dat beenhouwer en houthakker veel te wreed werken,
Zodat er voor mij haast geen ontkomen meer is.
Nobele heer,
Terwijl ik geen reddende ster meer verwachtte, ontmoet ik nu u!
(Grijsaard slaat de wolf met zijn staf) Zijn er dan op de wereld zulke ondankbare wezens als jij? Hij redde jou het leven met de beste bedoelingen maar jij wilt hem verslinden! Hoe kan zo'n beest dat verstoken is
| |
[pagina 153]
| |
van ieder fatsoen bestaan? Scheer je weg want anders sla ik je dood met mijn staf! (Wolf) Edele heer, u kunt hem niet zomaar geloven! Dit is allemaal loze praat. Toen hij zag dat ik door die pijl was verwond, heeft hij mijn poten vastgebonden en mij in die boekenzak gepropt, waar ik ontzettend heb geleden. Daarna leidde hij minister Zhao om de tuin door te zeggen dat ik zo'n vraatzuchtige wolf ben. Zo won hij wat uitstel. Maar hij redde mijn leven met vals opzet: hij wilde me in die zak vermoorden en zelf in z'n eentje alle winst opstrijken. Het was allemaal bedrog. Zeg nu eens of ik hem mag verslinden of niet? (Grijsaard) Als je het zo vertelt, bent u, meester, ook niet zonder blaam. (Hoofdrolspeler) Ach, nobele heer, u beseft niet dat het me haast mijn leven had gekost om hem te redden omdat minister Zhao het in de gaten leek te hebben. Ik handelde uit pure goedheid - waar zou ik op uit zijn geweest?
[Yan'erluo]
Zijnentwille heb ik
De kou getrotseerd en honger geleden;
Zijnentwille heb ik
Doodsbenauwd doodsangsten doorstaan.
Dat
Gevoelloze wezen beschouwde ik als iemand met gevoel,
Met als gevolg een koud stortbad voor mijn warme gemoed!
(Wolf) Nobele heer, geloof hem niet! Geboeid in zijn boekenzak leed ik ondragelijke pijn! (Grijsaard) Wat jullie beiden vertellen is moeilijk te geloven. Nu moet je me eerst eens laten zien hoe je geboeid in die boekenzak wel hebt geleden. Als je inderdaad zo hebt geleden, dan heb jij, meester, geen verhaal en zal ik je door die wolf moeten laten verslinden. (Wolf) U hebt helemaal gelijk! Ik verga van de honger, dus bind me maar vast, en dan zal je zien hoe ik heb geleden. Nobele heer, ik moet en zal die meester verslinden, dus houd me niet voor het lapje. (Hoofdrolspeler bindt de wolf vast en doet hem in de boekenzak) (Grijsaard) Meester, je draagt toch wel een dolk bij je? (Hoofdrolspeler) Ik heb inderdaad een dolk bij me. (Toont de dolk) (Grijsaard) Waarom steek je dan nog niet toe? (Hoofdrolspeler) Ook al heeft hij zich ondankbaar betoond, ik kan het toch niet opbrengen hem te doden.
| |
[pagina 154]
| |
[Deshengling]
Fel blinkende
Klieft deze dolk zelfs een zwevende sneeuwvlok;
Volkomen verslapt
Ontbreekt me de kracht mijn hand te verheffen.
Bespottelijk is hij
Nu hij vandaag veranderd is in een gevangen prooi:Ga naar eind56
Berouw komt nu voor hem te laat - zijn eigen navel schoon te likken niet in
staat.
Hij moet beseffen
Dat hij niet aan uw geslepen plan ontkomen kan,
Maar toch vermoed ik
Dat het ook
Te wijten was aan eigen tegenspoed.
Nobele heer, dit kwam allemaal door mijn kwade gesternte. Laten we die wolf van Zhongshan maar de vrijheid hergeven. (Grijsaard klapt in zijn handen en lacht) Hij kan het zelfs nog niet opbrengen om zo'n ondankbaar beest te doden! Dat mag dan misschien wel voortkomen uit oprechte menselijkheid, maar je bent wel een stomkop! (Hoofdrolspeler) Edele heer, op deze wereld zijn er ondankbare wezens te over - de wolf van Zhongshan is niet de enige.
[Gumeijiu]
Zeg niet dat
Deze vraatzuchtige wolf een ander gezicht toonde,
Ik vrees dat
De hele wereld vol is van mensen zonder hart.
Er is geen gebrek aan
Pijlen uit een hinderlaag, verborgen profiteurs:
Weldaad en vriendschap slaan om in vete en vijandschap,
Met als gevolg dat men slechts zichzelf kan beklagen.
(Grijsaard) Meester, u hebt gelijk. De mensen die in deze wereld ondankbaar blijken, zijn er heel wat! Zij die zich ondankbaar tonen jegens hun vorst, accepteren wel de vette wedde en het vette salaris van het hof, maar ze voeren niets uit, zodat hun verraad en hebzucht de
| |
[pagina 155]
| |
dynastie schaadt, het volk in rampspoed stort, en het rijk zo stevig als een ijzeren vat onherstelbaar ten gronde richt. Zij die zich ondankbaar tonen jegens hun ouders, laten zich wel de goede zorgen van hun ouders welgevallen, maar kunnen die niet vergelden en ze vragen zich niet af vanwaar hun lichaam is gekomen. Zij die zich ondankbaar tonen jegens hun oude leraar, laten zich graag op hun verdiensten voorstaan maar behandelen hun leraar als een wildvreemde, en ze vragen zich niet af wie hen als scholier heeft leren lezen en schrijven - hoeveel moeite zich hun leraar getroost heeft! Zij die zich ondankbaar tonen jegens hun vrienden, accepteren wel hun hulp en profiteren van hun voorspraak - ze lijken onafscheidelijk als lijm en lak! Maar zo gauw ze enige verkoeling bespeuren, zoeken ze de gunst van andere en hogere heren en vergeten ze hun oude vrienden uit de tijden van armoe. Zij die zich ondankbaar tonen jegens hun verwanten, eten wel van hun tafel en laten zich wel door hen kleden - ze ondersteunen je in tijden van armoe en helpen je wanneer je in moeilijkheden verkeert. Maar zo gauw deze ondankbare lieden zelf de rug kunnen rechten, tonen ze een ander gezicht en kennen ze je niet meer. Dan zijn ze zelf bang tot armoede te vervallen, maken zich zorgen als anderen rijk worden, zijn ze opeens vervuld van jaloezie, en proberen van je te profiteren. Kijk maar, al die ondankbare lieden op de wereld zijn stuk voor stuk wolven van Zhongshan! (Hoofdrolspeler)
[Taipingling]
Het wekt geen verbazing dat persoonlijke gunsten en kleine giften
De mensen al doen roepen en schreeuwen om ze wijd uit te dragen.
Maar als er geen afrekening plaatsvindt door de Heer des Hemels,
Loopt men een grote kans dat slechte mensen hun doel bereiken.
Ik kan slechts mijn droefheid verbijten en mijn woede verkroppen,
En van nu af aan als de gelegenheid zich voordoet
Geen aarzeling tonen:
Deze ondankbare wolf van Zhongshan zij een geldig precedent!
(Doodt de wolf) Vervloekt beest, wil je mij nu nog verslinden nu je dood bent? Ik smijt hem hier neer langs de kant van de weg. Tot mijn geluk hebt u, nobele heer, mijn leven gered. Sta me toe u mijn dank te betuigen. (Gaan samen af)
|
|