Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31
Afbeelding van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31Toon afbeelding van titelpagina van Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 31

(1912)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 313]
[p. 313]

Het to bliktri-raadsel opgelost?

In den honderd-zestienden brief van Sara Burgerhart (pag. 58 van het 2de deel van Prof. Knappert's bekende W.B.-uitgave) leest men aan het slot:

Waarlijk, ik bemin haar; dat is al de zwarigheid; en nooit verlaat ik het wicht, of ik ben razend zot naar haar; en wat denkt gij? ik heb nog nooit hare hand gekust: 't is waarachtig, Jan. Zij is onnoozel, dat is het, dat mij zoo ingetogen maakt: want hoevele vrouwen ik ook bedierf, ik heb nogal regard voor brave meisjes. Een lichtvaardige is mijne pop niet, al was zij zoo schoon als deze meid. Doch dit is to bliktri voor u.

Bedoelde brief is afkomstig van den Heer R. en gericht aan den Heer G., in den een-en-negentigsten brief aangesproken met een rondborstig ‘lichtmis’. Op deze qualificatie moet m.i. de nadruk gelegd worden bij de verklaring van het raadselachtige to bliktri uit het boven geciteerd fragment, waarbij Prof. Knappert aanteekenen moest: ‘Van deze uitdrukking vermag ik geene verklaring te geven’.

Toen men mij indertijd bij het afdrukken van het tweede deel ook naar een mogelijke oplossing vroeg van dit zoo geheimzinnig lijkend brokje vreemde taal, het denkbeeld opperende of het ook Maleisch kon zijn, durfde ik alleen het vermoeden uitspreken, dat het een verminking van een Engelsche zegswijze wezen kon. Ik probeerde van alles, maar niets bevredigde mij, ook niet toen ik den puzzle met andere talen trachtte te ontraadselen. Na alle vergeefsche pogingen ben ik ten slotte weer tot het Engelsch teruggekeerd en ik meen thans te weten wat er achter schuilt.

Mijn redeneering of liever werkwijze was als volgt. Of R. bedoelt, dat zijn vriend G. zoo'n edelaardigheid van hem niet begrijpen zal en dan kan het eerste woord een zetfout zijn

[pagina 314]
[p. 314]

voor het Engelsche too, òf R. bedoelt wat anders en dan is to goed en bliktri een infinitief. Beide onderstellingen brachten mij echter niet veel verder, tot ik op het idee kwam om in de bl van bliktri een drukfout te zien en wel voor het Engelsche, na to zeer goed passende, hulpwerkwoord be. Zoo postuleerde ik de lezing to be iktri, die, aangezien l en e door de zetters vaak verwisseld worden, volstrekt niet gezocht of onmogelijk, hoewel nog even duister, was. Met iktri bleef ik zitten houden. Was het citaat werkelijk Engelsch, - niets vreemds uit de pen van den Heer R., alias de Vlissinger verleider van de in het Engelsch zoo goed thuis zijnde Betje Wolff - dan moest natuurlijk ook verondersteld worden, dat hierbij de drukfoutenduivel den zetter een poets gebakken had. Nu kwam ik al spoedig op den gelukkigen inval om mijn eigen ik's op verschillende manieren vlug te schrijven om te zien wat daaruit alzoo te lezen was. Toen uit de schriftbeelden ook een itc opdoemde, flitste mij, natuurlijk, itchy, het eenigste bijv. naamwoord met itc beginnende in het Engelsch, door het hoofd.

Eureka! En toen de proef op de som. Ik greep naar het boek en ja, het was eureka, voorloopig althans. Iedereen zal toegeven, dat to be itchy in het gegeven zinsverband prachtig past. Maar al is niets in te brengen tegen een ondersteld to be itc door een Hollandschen zetter ‘verdrukt’ tot to blik, hoe dan tri te herleiden uit hy? Dat een stok-h gemakkelijk aangezien kan worden voor een tr - ik denk hier vooral aan de ouderwetsche r van het druktype - spreekt van zelf en tot zoover kan er hoegenaamd geen bezwaar zijn om de parallel to be itch = to bliktr op te stellen. Edoch ook hier is het: in cauda venenum. Hoe werd de y van itchy onder de oogen en zoodoende onder de handen van den Hollandschen zetter tot een i? Gemakkelijk kan dat niet, maar het kan. Als een zetter werk in een vreemde taal voor zich krijgt, staat hij voor niets. Hij kan òf de j-haal met een ongesloten artistieken zwaai naar links als louter sieraad verwaarloosd, of de y voor een ij aangezien hebben en de j stilletjes vergeten.

[pagina 315]
[p. 315]

Ondanks de krachtig sprekende proef met to be itchy in het zinsverband zou dit alles slechts ‘grauwe theorie’ zijn of Sherlock Holmes'sche spelerij. Gelukkig echter kon ik ook Betjes eigen schrift gebruiken tot toetsing van mijn conjectuur aan de achttiende-eeuwsche practijk. Wie bijv. enkel maar de bladzijde met het facsimile van dat schrift in Ten Brinks's Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde opslaat, zal zien dat alles sluit als een bus, op dat staartje na. Er is daar werkelijk een eenmaal waarin de l niets grooter is dan een gewone e; er is een ik dat haast niet te onderscheiden is van itc; er zijn h's die heel veel lijken op tr en ook de y vertoont zich met den bekenden artistieken ongesloten boog. Stond dus in het manuscript het be itchy wat dicht aaneen, dan kon de van het Engelsch onkundige zetter onder de suggestie van de hem gemeenzame Hollandsche woordbeelden niets anders daarvan maken - voor zijn eerste lettergreep - dan blik. Naast dit zoo Hollandsch lijkende woord drong zich de h haast vanzelf op als tr en om het ongeluk te voltooien, tastte hij om de een of andere reden mis bij de y en zoo kwam het nieuwe ghost-word in de letterkundige wereld. Dat het drukmonster bij de correctie is blijven staan, kan ik niet verklaren.

 

Batavia, October 1911.

 

f.p.h. prick van wely.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde

  • over Trijntje Cornelis


auteurs

  • H. J. Eymael

  • over Joachim Oudaen


datums

  • 24 november 1911


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart


auteurs

  • F.P.H. Prick van Wely

  • over L. Knappert


datums

  • oktober 1911