Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 7 (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 7
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.83 MB)

Scans (1188.48 MB)

ebook (6.44 MB)

XML (3.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 7

(1850)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Een nog ongebruikt onderwerp voor eene kleine komedie.

De gebeurtenissen van het vorige jaar bedierven te Parijs het handwerk dier heeren, welke de Franschen - waarom weet ik niet - Grecs noemen, en die wij niet anders weten te betitelen dan ‘valsche spelers van beroep.’ Jaarlijks begeven zich een aantal van die speculanten naar België, om de rijke vreemdelingen te plukken; thans was hun aantal legio, en menigeen hebben zij, waar openbaar hazardspel niet geduld wordt, met het lansquenet de beurs plat gemaakt. Een dezer heeren is te Ostende de held, of liever het werktuig geweest van een avontuur, waarvan wel eene aardige kleine komedie zou te maken zijn.

In het begin van het badsaizoen kwam daar eene Engelsche dame van reeds rijpen ouderdom en een aanzienlijk vermogen. Zij was eerst laat en onverwacht in het bezit van hare schatten gekomen, en daardoor verklaarde het zich dat zij nog ongetrouwd gebleven was; thans echter wilde zij den verloren tijd inhalen en naar den wensch van haar verliefd hart in het huwelijk treden. Dat veertigjarig hart klopte voor een jongen gentleman van vijf-en-twintig. Alle andere pretendenten had zij hun afscheid gegeven; zij wilde naar niemand luisteren dan naar den jongen en schoonen Sir Edgar; - maar ongelukkig scheen de jonge en schoone Sir Edgar haar niets te zeggen te hebben. De ondankbare vermoedde niets van de liefde die hij had doen ontstaan. Hoe zou hij ook gedacht hebben, dat hij eene juffer van vijf-en-veertig het hoofd op hol had gebragt? Het geld der dame verlokte hem niet, want hij had voor eenigen tijd tien duizend pond sterling geërfd, en achtte zich rijk genoeg om zijne jeugd in vrijheid en vrolijkheid te slijten; als hij tot jaren van onderscheid en aan het eind van zijne tien duizend pond was gekomen, zou het altijd nog tijd genoeg zijn om zijn hals onder het huwelijksjuk te buigen. Voor het overige leefde de jongman tamelijk geregeld en zuinig, zoodat zijn gering vermogen vrij lang zou kunnen strekken. Deze ordelijkheid en zuinigheid maakten Miss Anna bijna wanhopig; zij had liever gewild dat Sir Edgar zich ruïneerde, om hem dan door haar geld te kunnen lokken.

Zij was naar Ostende gekomen, zoodra zij hoorde dat Sir Edgar daar was; maar daar hadden hare pogingen even weinig gevolg als te Londen, te Bath, en overal waar zij den onverschilligen jongman reeds gevolgd was. Zij verwierf niets van hem dan koude beleefdheden. Vruchteloos liet zij hem hare schatten in de oogen blinken; hij scheen haar te antwoorden: wat kunnen ze mij schelen? Ik ben tevreden met het weinige dat ik bezit.

Daar zij zag dat gewone middelen haar niet baatten, nam Miss Anna tot een zeer buitengewoon middel de toevlugt. Zij bezat geest, verbeelding en stoutheid; en deze eigenschappen deden haar op een goeden inval komen.

Juist bevond zich te Ostende een eerste held onder de Grieken, een meester der meesters in zijn vak, een onweerstaanbaar speler, die won wanneer hij wilde en zooveel hij wilde. In plaats van den steen der wijzen, had hij de kaart der wijzen gevonden. Niets had echter zijne industrie nog verraden, en Ostende hield

[pagina 64]
[p. 64]

hem nog voor een eerlijk speler, toen onze dame hem ging opzoeken en zeide:

- Ik weet wie gij zijt, en heb schriftelijke bewijzen daarvan in handen. Hier ziet gij de kopiën daarvan. Gij ziet dus dat ik u ongelukkig kan maken.

De Griek verbleekte van schrik. Hij begreep dat die vrouw hem in hare magt had; maar te gelijk was hij slim genoeg om te begrijpen dat zij iets van hem hebben wilde, en hem maar eerst bang maakte om haren zin te krijgen.

- Ik kan u ongelukkig maken, hervatte de dame; maar ik wil u sparen, en dat zal ik doen als gij mij eene dienst wilt bewijzen.

De Griek had dit verwacht, maar was toch blijde over deze uitkomst.

- Spreek, madame. Ik ben tot uwe orders.

- Gij kent Sir Edgar***?

- Ja, madame.

- Hij speelt niet, maar heeft toch geen afkeer van het spel. Gij moet hem aan het spelen helpen.

- Niets liever dan dat, was het antwoord.

- Gij moet beginnen met morgen aan het badhotel te dineren, waar hij ook dineert; gij begint een geschil, waarin gij ongelijk hebt; dan stelt gij eene weddingschap om eenige flesschen Champagne voor, die gij verliest; gij maakt dat Sir Edgar drinkt, en als hij genoeg opgewonden is, haalt gij hem over om te spelen.

- Dat is onze gewone manier van handelen, zeide de zwendelaar openhartig.

- Gij wint hem al zijn geld af; dan dringt gij hem om op zijn parool voort te spelen, en gij laat hem verliezen, tot hij tien duizend pond kwijt is, het bedrag van zijn vermogen.

De verbaasde Griek dacht een oogenblik na en zeide toen: - ik begrijp u; ik zal tien duizend winnen en met u deelen?

De hooghartige Engelsche dame bedwong eene opwelling van verontwaardiging en antwoordde met zekere minachting: - Neen, gij zult alles behouden.

- En op dat beding belooft gij, mij niet ongelukkig te maken?

- Ja, maar bedenk wel, Sir Edgar moet geheel uitgekleed worden. Als hij nog de geringste som overhoudt, maak ik alles openbaar wat ik van u weet.

- Gij zult over mij tevreden zijn, antwoordde de Griek zonder te aarzelen.

Den volgenden dag ontmoetten de twee elkander aan de table d'hôte, werd de Champagne gedronken, een partijtje gemaakt, en niet laat in den avond was Sir Edgar geheel uitgekleed.

Toen vertoonde de rijke vrijster zich met al hare voorregten, en opende de geruïneerde jongman oogen en ooren. Zijne oogen werden door het gezigt van Miss Anna zeker niet bekoord; maar hij luisterde met aandacht naar de optelling der bezittingen, welke de rijke vijf-en-veertig-jarige hem met hare hand zoo goed als aanbood. Het was om zoo wat driemaal honderd duizend pond te doen. Zulk een vermogen deed de vijf en veertig jaren verdwijnen, en vergoedde rijkelijk het min bekoorlijke der eigenares. Sir Edgar gaf het jawoord - of vroeg het jawoord, hetgeen eveneens was - en men keerde naar Engeland terug om in staatsie te trouwen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken