Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tijdspiegel. Jaargang 32 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 32
Afbeelding van De Tijdspiegel. Jaargang 32Toon afbeelding van titelpagina van De Tijdspiegel. Jaargang 32

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.36 MB)

Scans (88.64 MB)

ebook (4.47 MB)

XML (4.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tijdspiegel. Jaargang 32

(1875)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vertalingen en herdrukken.

Uit de oude fabriek. Door Wilhelm Bergsoë. Naar de Hoogduitsche uitgave, door Agricola 2 Dln. Arnhem. H.W. van Marle.

De auteur noemt zijn verhaal aan het slot van zijn boek eene waarachtige geschiedenis. Er komen niet te veel onwaarschijnlijkheden in voor om den schrijver tegen te spreken. Onder de plooien van het romantisch kleed kan genoeg historische waarheid verborgen zijn, zoo al niet met betrekking tot de personen, dan toch wel tot zaken en karakters.

Wij beginnen met te erkennen, dat de auteur talent van schrijven en de gave bezit om zijn lezers aangenaam, meestal boeiend bezig te houden. Hij heeft een goeden greep gedaan, als hij een knaap de herinneringen der jeugd laat verhalen ‘met de frischheid van voorstelling, dien leeftijd eigen’, zoo als te recht in een der Hoogduitsche beoordeelingen van het werk wordt opgemerkt, ons door den vertaler medegedeeld.

De ‘oude fabriek’ is een porceleinfabriek te Kopenhage door Frederik V, Koning van Denemarken, in het midden der vorige eeuw opgericht. Daarom werd het praedicaat ‘Koninklijk’ aan haar toegevoegd. Onder de vreedzame regeering van dien Vorst, die wetenschappen en handel aanmoedigde en zelfs

[pagina 110]
[p. 110]

maatregelen nam tot vrijverklaring der boeren, beleefde de fabriek bare bloeiperiode. Na den dood van zijn opvolger, Frederik VI, die in een oorlog met de Zweden gewikkeld was, begon de fabriek al eenigszins te kwijnen, uit welken toestand zij echter onder de letteren, kunsten en wetenschappen beschermende regeering van Christiaan VIII voor een tijd werd opgeheven, tot dat de tocht der revolutie door Europa in 1848 ook zijn weg vond naar Denemarken en aan de porceleinfabriek te Kopenhage den doodsteek gaf.

Het is deze oude fabriek, waarvan de ouderlooze knaap, Wigge genaamd, verhaalt. Hij geeft de gewaarwordingen van zijn kinderlijken leeftijd weder, dikwijls op zeer naieve wijs met al de dweepzucht aan de jeugd eigen. Dit geeft aan den roman een eigenaardige aantrekkelijkheid.

Er worden in deze geschiedenis verscheidene personen ten tooneele gevoerd, waarvan er twee inzonderheid de hoofdrollen vervullen. Behalve toch de fabrieksbaas, eenige aan de fabriek verbonden werklieden, een intrigant parvenu en een rijke koopman, een slimme jood en een smerige wellustige zich noemende apostel van Jezus en meer anderen, zijn het vooral de administrateur van de fabriek, Wigge's oom en zekere Falk, onder den pseudoniem Olsen, die de hoofdpersonen in het verhaal uitmaken.

Die oom, een somber, ernstig man, zeer zuinig op zijn woorden, kortaf en zeker in zijn handelen, onvermoeid werkzaam en uiterst nauwgezet bestuurder van de fabriek, een volkomen plichtsman met de afstootende en ongezellige attributen aan zulke menschen eigen, is, zoo lang we hem niet geheel kennen, geen aantrekkelijk persoon. Hij is dan wel een studiebeeld, maar koud en kil bij de aanraking. Wigge ondervond daar ook al het onaangename van, en ware de huishoudster, jufvrouw Mortensen, wat minder sentimenteel, wat minder tragisch geweest en had zij een beter begrip van kiesch gevoel gehad, zijn jeugdig leven zou in zijn ooms huis zeker rozenkleuriger zijn geweest.

Gelukkig voor Wigge, dat Johanna Theil, zijn buurmeisje, die in zijn kinderlijk hart een groote plaats bekleedde, hem menig aangenaam uur bezorgde, en dat hij later in kennis kwam en vriendschap sloot met Olsen, anders gezegd Falk, den lateren gelukkigen echtgenoot van Johanna, wie hij, na zijn kinderlijken en jongelings zielestrijd, gaarne zulk een echtvriend gunde.

Falk, de eigenlijke held der geschiedenis, is een wel wat phantastisch beeld, maar daarom niet geheel een schepping der phantasie. Er zijn er zoo die hartstochtelijk jagen naar een groot levensdoel, dat hun poëtische geest hun in de verleidelijkste kleuren voorspiegelt en ze zijn de minste, de slechtste niet. In zijn dichterlijke loopbaan wordt Falk onbarmhartig gestuit; met de beoefening der akademische wetenschappen ging het hem ook niet voordeelig. Wel koos hij de chemie, omdat zij het is, die de moeielijkste vragen heeft te beantwoorden. Maar zijn lichamelijke en finantieele krachten lieten hem niet toe zelfstandig te experimenteeren. Toch stond het bij hem vast, dat hij langs dien weg tot zijn doel moest geraken. Scheen hij op eens verder dan ooit van zijn doel verwijderd, eene andere levensbetrekking bracht hem er weêr nader toe. Maar van zijn hoog phantastisch voetstuk moest hij aftreden en in de nederigste betrekking, arbeider aan de porceleinfabriek, de eerste schreden zetten op die nieuwe baan die, na worsteling op worsteling, na een langen, bangen levensstrijd, het door hem met onafgebroken volharding nagestreefde doel eindelijk doet bereiken.

Wij kunnen ons niet te lang bij dezen vertaalden roman ophouden, anders zouden we menig treffend tafereel kunnen afschrijven en menige karakteristieke schildering laten zien.

In de beschrijving van de fabriek, haar geschiedenis en inrichting zien we dat ook een fabriek niet van alle romantiek ontbloot is.

Aandoenlijk is de schets van Falk's liefde voor zijn blinde moeder, waar we

[pagina 111]
[p. 111]

echter wel eens rekening wilden houden met zijn leugens om bestwil, door hem later wel is waar verdedigd, maar op een wijze, die ons voorkomt geen steek te kunnen houden. Niet de vrees dat het toeval ontdekken mocht wat hij zijn moeder om bestwil had voorgelogen, moest zijn, grootste grieve zijn, die hij tegen zich zelf inbracht, maar wel dat, woord van den jeugdigen Wigge: ‘Het is zondig. Oom zegt, dat men nooit liegen mag.’ En omdat we in die geheele scène zulk een mengeling van teederheid en liefde aantreffen wordt zij te gevaarlijker voor de strenge moraal.

Om het karakter en de handelingen van den tweeden hoofdpersoon, den oom van Wigge, goed te beoordeelen en recht te waardeeren, moet men het boek ten einde toe lezen, om dan ook verrast te worden door een grootmoedigheid, onbaatzuchtigheid en beradenheid van karakter, die ons eerbied afpersen, vooral als men ontdekt heeft den sleutel die den toegang opent tot het heiligdom van het lijdend hart der braven.

Aan menschkundige en behartigingswaardige wenken en raadgevingen ontbreekt het in dit boek niet. Zoo hoog de schrijver ingenomen is met de kern der natie, den eerwaardigen burgerstand, voor wie de eerlijkheid nog over het algemeen een adelbrief is, zoo krachtig laat hij het uitkomen, dat kennis macht, beschaving en ontwikkeling adel is, en niet omgekeerd, dat adel het monopolie van beschaving en ontwikkeling zou bezitten.

De vertaler heeft zijn taak uitstekend volbracht. Enkele drukfouten wijzen we niet aan. Op bl. 14 1 Dl. is een misstelling; daar moet voor Wigge Hans gelezen worden; bl 156 ibid. voor oom vader.

Met hen en hun moge de vertaler voortaan strenger rekening houden. Dat leelijke dezelve, deszelfs enz. had, waar het - gelukkig zeldzaam - voorkomt, best kunnen vermeden worden.

h.

Hilary St. Ives. Naar het Engelsch van W.H. Ainsworth, Schrijver van De Tower te Londen. - Het ongelukkig huwelijk van Midleton Pamfret. - Bourbons strijd. - Old Court, enz. enz. - Amsterdam, J.D. Sybrandi.

Een boom, die al te veel moet dragen, verliest zijn kracht.

Zoo vloeide 't ons schier onwillekeurig van de lippen toen we aan het slot waren gekomen van het hierboven aangekondigde boek. 't Drukte volkomen onze gedachte uit. Dat Ainsworth, aan wiens flinke, welversneden pen, zoo menig goed, degelijk werk zijn aanzijn heeft te danken, in die Hilary St. Ives een noodrijpe vrucht heeft voortgebracht, de oplossing daarvan, ligt voor ons in het tal van titels met hun enz. enz. daar op het titelblad vermeld. 't Is alsof de schrijver bij dit laatste werk te vermoeid of misschien te overhaast was om zich in te spannen en over zijn onderwerp na te denken, want het draagt van het begin tot het einde den stempel der onbeduidendheid. Geen enkel voorval, geen enkel karakter verheft zich daarboven, of is in staat belangstelling te verwekken, want ook de persoon en de geschiedenis van mrs. Suthon - het éénige wat op de kwalificatie van onbeduidendheid een uitzondering zou kunnen maken - zijn te onnatuurlijk en te gedrochtelijk om belang in te boezemen. Wellicht dat de schrijver dit gebrek aan belangrijkheid zelf heeft gevoeld en het daarom heeft trachten te vergoeden door hier en daar wat geheimzinnigs en onverklaarbaars in zijn verhaal te mengen. Dat is een sterke prikkel, meent hij wellicht, om de aandacht gespannen te houden. 't Kan zijn, en waar die door een schrijver als middel

[pagina 112]
[p. 112]

wordt gebruikt om bijgeloof en kleingeestig vooroordeel aan de kaak te stellen, daar voorzeker kunnen we dit slechts toejuichen. Hier echter heeft het omgekeerde plaats, het geheimzinnige blijft onverklaard, het bijgeloof wordt bekroond. Zulk een middel tot prikkel te gebruiken noemen we ongeoorloofd en verkeerd. Wij behoeven hier nauwelijks bij te voegen dat wij dit boek, ondanks enkele goed geschreven bladzijden en een tamelijk welgelukte vertaling, niet ter lezing kunnen aanbevelen. Der romanlectuur is naar onze meening een hoogere eisch gesteld, dan eenige oogenblikken tijdverdrijfs te zijn. Gelukkig zijn er tegenwoordig boeken te over, die aan dien eisch voldoen en aan den romanhonger een aangenaam en degelijk voedsel tevens bieden. Men kan alzoo onbeduidendheden als Hilary St. Ives ontberen.

L....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken