Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 5
(1900)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 267]
| |
De leerplicht in de beschaafde wereldGa naar voetnoot(1).Spanje.Zooals in andere katholieke landen, werden in de middeleeuwen kleine scholen rondom kerken en kloosters ingericht, waar de kinderen het eerste onderwijs ontvingen. Zeer verspreid was het onderwijs nooit in Spanje, en tijdens den inval van Napoleon, in het begin dezer eeuw ging het er nog erger toe: bijna alle scholen werden gesloten. Na dezen oorlog nam men allerhande besluiten; zelfs stemde het liberaal Staatsbestuur in 1821 eene wet op het verplichtend onderwijs. Deze wet werd niet uitgevoerd; zij werd later vervangen door die van 9en September 1857, die ten huidigen dage nog het onderwijs beheerscht. Deze wet roept den leerplicht uit voor de kinderen van 6 tot 9 jaar. Het is voorwaar niet veel, maar toch beter iets dan niets. Voegen wij er nog bij dat die wet tot hier toe hare volledige uitvoering niet gekregen heeft. Er zijn twee soorten van lagere scholen: eigenlijk lagere scholen en lagere hoofdscholen. Programma: A Laagste graad. Godsdienst en heilige geschiedenis; lezen, schrijven, moedertaal, beginselen der rekenkunde en tientallig stelsel; beginselen van landbouw, nijverheid of handel, volgens de vereischten der localiteiten. B. - Hoogere graad. Uitbreiding van hetgeen in de eigenlijk lagere school onderwezen wordt en daarbij: beginselen van | |
[pagina 268]
| |
meet- en teekenkunde, alsook het landmeten; geschiedenis en aardrijkskunde, vooral die van Spanje; algemeene kennis van natuurwetenschap, toegepast op de noodwendigheden van het leven. Men ziet het, hier ook, zelfs in de school voor meer uitgebreid onderwijs, is er geen spraak van het aanleeren eener tweede taal. | |
Italië.De leerplicht werd bepaald ingevoerd door de wet van 15en Juli 1877. De huisvaders zijn verplicht hunne kinders ter school te zenden van den ouderdom van 6 tot 9 jaar. De leerlingen, die geene genoegzame bewijzen van bekwaamheid kunnen geven, blijven ter school tot 10 jaar, en degenen, die dan nog geene voldoende kennis bezitten, moeten de leergangen volgen tot den ouderdom van 12 jaar. De ouders die, na eene berisping van den maire (sindico), zich aan de voorschriften der wet niet onderwerpen, kunnen tot eene boet van 10 frs (lires) veroordeeld worden. Daarenboven kan hun noch toelage, noch jaarwedde van Staat, provincie of gemeente, noch recht tot jagen toegekend worden. De leervakken zijn: lezen, schrijven, rekenen, geschiedenis van Italië, beginselen van aardrijks- en van natuurkunde, de rechten en plichten van den mensch en het turnen. Godsdienstonderwijs is niet verplichtend; maar het reglement van 9 October 1895 verplicht de gemeenten dit te geven aan de leerlingen, wier ouders zulks verlangen. | |
Roemenië.Krachtens de wet van 1864 en de grondwet van 1866 is het lager onderwijs verplichtend en kosteloos voor al de jonge Roemeenen, jongens en meisjes. Art. 23 der grondwet luidt: ‘Het onderwijs is vrij in Roe- | |
[pagina 269]
| |
menië. In de Staatscholen zal het onderwijs kosteloos gegeven worden. Al de kinderen moeten ter school gaan in al de gemeenten, waar eene school bestaat. Het vrij onderwijs is, volgens de wet van 1864, onderworpen aan het toezicht van den Staat.’ Deze bepaling nochtans vond niet eerder uitvoering dan na de stemming der wet van 1893, die de ouders tot boete veroordeelt voor elke afwezigheid hunner kinderen, die den schoolouderdom bereikt hebben. Deze wet stelt ook den schoolouderdom van 7 tot l4 jaar; vroeger ging hij van 8 tot 12. Indien een kind van 14 jaar geen volledig onderwijs bezit, mag het nog een of twee jaar ter school gehouden worden. Thans bestaan er verscheidene jongens- en meisjesscholen in elke stad en ten minste eene gemengde school in bijna al de landelijke gemeenten. Dank zij de genomen maatregelen zal elk dorp weldra eene school hebben. In de landelijke gemeenten richt men bijgevoegde leergangen in om de kennis der volwassenen in lezen, schrijven en rekenen te volledigen. Die leergangen hebben plaats eenmaal in de week en dit gedurende 6 maanden 's jaars. | |
Rusland.De schoolplicht bestaat niet in dit uitgestrekt rijk. Nochtans hebben de jongelingen die in bezit zijn van een certificaat van lager onderwijs, recht tot vermindering van krijgsdienst. De gestichten van lager volksonderwijs, die van het Ministerie afhangen, worden in twee groote afdeelingen gesplitst: parochiescholen en landelijke modelscholen. In de eerste onderwijst men de volgende vakken: godsdienst, lezen, Slavonisch en Russisch, schrijven en de 4 hoofdregelen der rekenkunde. | |
[pagina 270]
| |
In de tweede voegt men er bij: geschiedenis, aardrijkskunde, natuurwetenschap, kerkzang en teekenen. Er bestaan nog andere volksscholen, die onder toezicht staan van provinciale schoolraden. In die scholen worden nagenoeg dezelfde vakken onderwezen als in de parochiescholen. In Finland, dat onder het beheer staat van het Russische rijk, is het onderwijs, dank zij de Hervorming, veel meer uitgebreid. De Luthersche kerk heeft aan de kinderen de verplichting opgelegd om te leeren lezen, want deze kennis was onontbeerlijk om toegelaten te worden tot de 1ste communie, om te trouwen en zijne burgerplichten uit te oefenen. | |
Zweden en Noorwegen.Onderwijs verplichtend voor alle kinderen van 7 tot 14 jaar; in Noorwegen van 8 tot 15. Het is ook kosteloos in beide landen. De ouders, die hunne kinderen ter school niet zenden en ze, hetzij te huis of in eene vrije school, geen onderwijs geven, kunnen tot boet veroordeeld worden. Ook kunnen hunne kinderen hun ontnomen en te hunnen koste bij andere personen geplaatst worden. De kinderen, wier ouders in hun onderhoud niet kunnen voorzien, worden ondersteund door de openbare liefdadigheid der parochie. Gewoon programma, met godsdienst aan het hoofd; geen spraak van het aanleeren eener tweede taal. | |
Denemarken.Het lager onderwijs wordt beheerd door de wetten van 2den Mei 1855 en 8sten Maart 1856. Volgens deze wetten is het onderwijs verplichtend van 7 tot 15 jaar. In bijzondere gevallen mag het kind de school verla- | |
[pagina 271]
| |
ten na zijn 13de jaar, op voorwaarde dat het de noodige kennis bezitte. De ouders, die verwaarloozen hunne kinderen ter school te zenden, worden tot boete veroordeeld en bij niet-betaling tot gevangzetting. Programma: Gewone vakken, met catechismus aan het hoofd. Het onderwijs moet daarbij strekken om de vooroordeelen uit te roeien en de kinderen vaardig te maken voor het uitoefenen van hun later bedrijf. Het doel is brave en eerlijke menschen te vormen, volgens de christene evangelieleer, en hun de noodige kennis en vaardigheid te doen krijgen, om nuttige staatsburgers te worden.
Om volledig te zijn, zouden wij nog een uitstapje moeten doen naar de landen, buiten Europa. Dit zou ons nochtans te ver leiden; de ruimte, waarover wij in het Tijdschrift beschikken, laat dit niet toe. Het zal voldoende zijn eene algemeene opgave te doen van al de landen, hetzij de hierboven reeds aangehaalde, hetzij die uit andere werrelddeelen, waar de leerplicht bestaat: Beieren (van 6 tot 13 jaar, met vollediging van 13 tot 16); Brunswijk(van 5 tot 14); Elzas-Lotharingen en Duitsche Hertogdommen (van 6 tot 14); Engeland (van 5 tot 14); Frankrijk (van 6 tot 13); Hongarijë (van 6 tot 12 en van 12 tot 15); Italië (van 7 tot 9); Noorwegen (van 7 tot 13); Oostenrijk (van 6 tot 14); Pruisen (van 6 tot 14); Roemenië (van 7 tot 14); Saksen (van 7 tot 15 en vollediging van 14 tot 17); Spanje (van 6 tot 9); Schotland (van 5 tot 13); Wurtemberg (van 6 tot 13, met vollediging van 14 tot 17); Zweden (van 7 tot 14); Zwitserland (van 6 tot 16 voor Zurich, van 6 tot 15 voor Bern, enz.); Japan (van 6 tot 14); Nieuw-Schotland (van-7 tot 13); Nieuw-Zeeland (van 7 tot 13); Noord-Amerika (het grootste getal der Staten van 8 tot 14, en eenige van 6 tot 16 jaar); | |
[pagina 272]
| |
Ontario (van 5 tot 16); Tasmanie (van 7 tot 14); Victoria (van 6 tot 15); Zuid Nieuw-Gallië (van 6 tot 14); Salvador, verschillende provinciën van Mexico en van de Argentijnsche RepubliekGa naar voetnoot(1). En nu een woord over de gewesten die ons het meest aan het hart liggen: | |
Nederland en Belgie.Bij onze Noorderbroeders bestaat de leerplicht niet. Te allen tijde nochtans heeft Nederland de grootste zorg gewijd aan de inrichting van zijn onderwijs. De wet, die het van het begin dezer eeuw (1806) beheerde, werd ingevoerd in Belgie, bij de vereeniging der beide landen in 1815. Deze wet was hier te lande aan velen, en vooral aan de aanhangers der katholieke partij, niet welkom. Men weet inderdaad dat de inrichting van het volksonderwijs eene der grootste grieven geweest is, die de omwenteling van 1830 teweegbrachten. Het onderwijs is in Nederland zeer verspreid, want er zijn bijna zooveel schoolgaande kinderen als in de landen, waar de schoolplicht bestaat, - 14,27 ten honderd tegen 16,48 (hoogste cijfer)Ga naar voetnoot(2). En niettegenstaande dat vinden de Noord-Nederlanders dat er nog velen zijn, die van alle onderwijs verstoken blijven en daarom ook zal de leerplicht eerstdaags ingevoerd worden. De wet is neergelegd; de bespreking ziet men alle dagen te gemoet. De schooltijd heeft een duur van 6 jaar, nl. van zeven- tot veertienjarigen leeftijd. | |
[pagina 273]
| |
Er zijn ook volmaking- of herhalingscholen, zooals in Duitschland, welke de leerlingen tot hun 15 jaar, en dit gedurende 4 maanden van het jaar en 8 uur per week, moeten volgen. Men ziet welken invloed de invoering van zulk stelsel op de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling van het volk uitoefenen moet. Deze nieuwe wet zal ongetwijfeld aanleiding geven tot levendige besprekingen en betwistingen; maar wij twijfelen geen oogenblik of de mannen, die tegenwoordig aan het hoofd der zaken staan, zullen zonder schroom hunne zienswijze doordrijven en de wet zonder aarzelen doen stemmen.
En nu ons vaderland, Belgie. Men weet hoe de zaken hier geschapen staan. In 1884 werden wij met eene nieuwe wet begiftigd; in 1895 werd die gewijzigd. Krachtens deze wet bestaan er gemeentescholen, aangenomen en ook vrije scholen. Deze laatste krijgen toelagen van den Staat. De gemeenten en provinciën kunnen hun ook ondersteuning verleenen. Gemeentelijke en aangenomen onderwijzers worden op denzelfden voet bezoldigd, uitgezonderd de niet gediplomeerden. Het personeel der aangenomen en vrije scholen moet slechts voor de helft voorzien zijn van een bekwaamheidsbewijs of van een diploma. Den gemeenten staat het volkomen vrij kindertuinen of scholen voor volwassenen in te richten of niet. De ouders bezitten volle vrijheid hunne kinders onderwijs te geven of ze in onwetendheid te laten opgroeien. Over het algemeen worden de kinders ter school gezonden op hun zesde of zevende jaar, en verlaten zij die na hunne 1ste communie, dit is op elfjarigen leeftijd. Voeg daarbij dat het bijwonen der school zeer onregelmatig is en stel u dan de vraag: Wat kunnen de kinderen zooal leeren gedurende die vier of vijf jaar? | |
[pagina 274]
| |
Vergeet niet dat de bereiding voor de 1ste communie zeer veel tijd vraagt en dat het programma van ons lager onderwijs een der uitgebreidste is, die er bestaan. Daarbij zijn aan de school gehecht allerhande instellingen: genootschappen tegen alcoholisme, maatschappijen van dierenbeschermers; het sparen, de lijfrentkas, de onderlinge bijstand, enz. enz. Zelfs verleent men aan de kinderen premiën voor het vernietigen der meikevers. Ver van ons te beweren dat dit alles niet nuttig is, maar waar blijft de tijd daarvoor? Hetzelfde geldt voor het aanleeren eener tweede taal, - en dit wordt natuurlijk in een tweetalig land als het onze, ook geëischt. Wat kan de school hiervoor doen, in de tegenwoordige omstandigheden? Luister wat de Etoile Belge - zeker een blad dat door zijne vlaamschgezindheid niet uitmunt - hierover schrijft in zijn nr van 6en September I.I.: ‘Het eenigste middel om te slagen is de invoering van het verplichtend onderwijs tot den ouderdom van 13 of 14 jaar; men zou terzelfder tijd eene geregelder en langduriger schoolbijwoning bekomen; de onderwijzer zou gedurende de drie laatste schooljaren - wij cursiveeren - het Fransch aanleeren en dit onderwijs, voortgezet in de school van volwassenen, zou in zulke voorwaarden voldoende uitslagen kunnen opleveren. Al het overige kan volstrekt niets teweegbrengen.’ Wij zijn gelukkig het oordeel van zoo een belangrijk blad te kunnen aanhalen; dit bewijst ten overvloede dat de eischen der Vlamingen niets dan redelijk en rechtvaardig zijnGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 275]
| |
En nu vragen wij het aan elk niet vooringenomen mensch, welken uitslag kan men bekomen op den korten tijd dat de kinderen ter school gaan? De openbare besturen doen overgroote uitgaven voor het onderwijs, dat betwist niemand; maar de verkregen uitslagen zijn er ver af te beantwoorden aan de gedane opofferingen: velen verlaten de school met een begin van kennis - iets van alles wat - maar kunnen zich zelven niet meer behelpen, als zij de jongelingsjaren bereikt hebben. De leerplicht dringt zich op, hier zoowel als elders, - en dit nog veel meer, sedert wij in bezit zijn van het algemeen stemrecht. Het volk moet zijne rechten en ook zijne plichten kennen; het moet opgewassen zijn om zijne rol als goed, braaf, eerlijk en verlicht burger in de Maatschappij te vervullen. Hem die opleiding geven is de zending van den Staat, en daaraan kan noch mag de Regeering zich onttrekken. Weldra staan wij gansch alleen in Europa en zou België het onderspit moeten delven voor andere natiën. Dat men krachtig de hand aan het werk sla, en het voorbeeld volge van hen, die het dichtst bij de volmaking staan. Verplichting voor de ontwikkeling van den geest, zoowel als voor die van het lichaam. In al de beschaafde landen der wereld wordt dit geëischt; waarom zou zoo iets bij ons niet gedaan worden? A.C. Van der Cruyssen. Antwerpen, October 1899. |
|