| |
| |
| |
Uit Noord-Nederland.
De leerplicht-wet is er door. Vanmorgen ging die mare door het land.
Er is veel en heftig gestreden; dit wordt wel 't best bewezen door 't feit dat de wet er door kwam met 50 tegen 49 stemmen, en ware één kamerlid niet door ongesteldheid verhinderd geweest te komen, wie weet! want de anti-revolutionnairen en de socialen waren tegenstemmers en de afwezige behoorde tot de eerste partij.
Er is vooral heftig gestreden over sommige amendementen, o.a. over verplicht herhalingsonderwijs en over verschillende vrijstellingen, o.a. het geven van verlof aan kinderen tot het doen van veldarbeid, om de ouders in dien drukken tijd het werk te verlichten. Er is gedelibereerd om de vacanties te stellen (door de gemeentebesturen te bepalen) op tijden, waarin de veldarbeid den meesten tijd en krachten vordert, doch er werd gevraagd: indien men de kinderen overigens alle verlof onthield en hun schoolgaan tot plicht stelde, of niet de ouders ze 's morgens vroeg zouden laten werken, zoodat ze misschien moe naar lichaam op school kwamen en dien tengevolge ook de geest niet helder kon zijn.
De socialen hebben tegen deze wet gestemd, omdat zij haar een schijnwet noemen, in schijn een voordeel voor de arbeiders, in werkelijkheid niet, wijl onder meer het artikel voor de gemeentebesturen, die de arme kinderen van voedsel en kleeding moeten voorzien, ten einde hun 't schoolgaan mogelijk te maken, niet verplichtend genoeg is gesteld.
Het amendement luidde: ‘Ter bevordering van het school- | |
| |
bezoek is de gemeenteraad bevoegd voeding en kleeding te verstrekken aan schoolgaande kinderen voor wie daaraan behoefte bestaat, of met dat doel subsidie te verleenen, een en ander volgens regelen bij algemeenen maatregel van bestuur te stellen’.
Is dit geen schijn? vraagt de sociaal-democraat.
Plicht, zegt hij, van de gemeenten is het niet. Neen, zij mogen dit doen. Zij mogen het ook nalaten maar als zij 't willen doen, zijn zij er toe bevoegd.
Of de voorstellers van 't amendement het in dezen zin bedoeld hebben is een andere vraag. Zeker hebben zij aan 't woord bevoegd een strengere beteekenis gehecht, maar de redactie had het woord genoodzaakt hier moeten gebruiken. Zoo zijn er meer grieven, - 'k zou te lang en te vervelend worden om ze hier allemaal op te halen - waardoor de socialen tegenstemmers werden.
***
De Amsterdammer, de ‘Groene’, het populaire politieke en literaire weekblad van Nederland, dat ik al meermalen in mijn brieven aanhaalde, heeft in Johan Braakensiek een kostelijk teekenaar die èn in teekenen èn in humor een baas is. De laatste plaat, die ik zag, bracht in beeld het verzoek om interventie aan de mogendheden door Paul Krüger.
Oom Pauls huis staat in brand, hij vraagt om hulp, maar Humbert, Wilhelm, Alexander en Uncle Sam gaan, ieder met een blaker in de hand en en négligé, loopend op de kousen, naar hunne respectievelijke slaapkamers. De laarsjes van Marianne staan al buiten de deur. Onder de plaat 't aardige liedje:
Staat je buurmans huis in brand,
Zeg je: ‘buurman 'k ga naar bed
- Zie, dat jy je zelven redt.’
Dat 's non-interventie, vriend,
| |
| |
Het enthousiasme in Holland voor de Boeren is groot, doch als mogendheid brandt toch Nederland liever zijn vingers niet en - laat zijn buurman kalmpjes in de penurie zitten.
Het hemd is nu eenmaal nader dan de rok.
Maar een Boer wil nooit weten dat hij in de penurie zit, hij toont 't althans niet en laat nog veel minder het hoofd hangen.
Joubert is dood. ‘Slim Piet’ is gestorven op het veld van eer, hoewel gelukkig niet door het moordend lood van de vijandelijke dum-dum's. Algemeen, door vriend en vijand wordt zijn dood betreurd en nooit kon deze groote slag - al was hij te voorzien, want Joubert was reeds langen tijd lijdende - heftiger aankomen, dan juist nu, wijl de krijgskansen, eerst zoo gunstig voor de Boeren, sinds de komst van Lord Roberts wat zijn gekeerd.
Doch de Boer heeft het temperament van onzen braven, kostelijken Bredero, en huldigt het: ‘Ende desespereert nimmer; het kan verkeeren’.
- Krüger heeft het gezegd, de zes-en-zeventigjarige Krüger, ondanks dezen vrij hoogenleefdtijd nog buitengewoon krachtig; - hij wilde het opperbevelhebberschap op zich nemen, zoo geen der andere, door Joubert gevormde generaals zich daartoe bekwaam achtte. ‘Al zouden alle Boeren sneuvelen, we zullen stand houden tot den laatsten man, en die ben ik,’ verklaarde Oom Paul. En hij is er de man naar om woord te houden.
Een groot gevaar dreigt de aandeelhouders van goud- en diamantmijnen. Mocht de krijgskans den Engelschen gunstig blijven, en rukken zij op naar Johannesberg, dan - is 't met de mijnen gedaan. Er worden, meen ik, al door de Boeren in stilte plannen beraamd, hoe die goudmijnen te doen springen. Wee de ongelukkigen die zich in deze mijnondernemingen gewaagd hebben.
Johannesburg wordt het Sodom van Transvaal genoemd, de stad die niet alleen 't goud, maar ook kwaad en onheil over
| |
| |
't land liet vloeien, de doos van Pandora, die daar is leeggestort, de stad van beschaving, die den Boeren hun nederig, kalm en onaangevochten geluk heeft ontnomen. Het eerst zal de geweldige boerenwraak zich keeren tot dit oord en het is wel niet te denken dat de anders zoo menschlievende Transvalers veel genade zullen kennen.
De diamantwerkers in ons land hebben 't zwaar te verantwoorden. Zij zijn broodeloos, omdat ze geen werk hebben of kunnen krijgen. Uitvoeringen, collecten, feesten worden georganiseerd, waarvan de opbrengst voor de diamantwerkers is bestemd, maar - 't publiek tast nu niet zoo grif in den zak als vroeger, toen het den Boeren gold.
Men ziet niet nu een arm vrouwtje haar laatste cent opzoeken om die met een blijmoedig gezicht op de collecteschaal te leggen er bijvoegend met eenige zelfvoldoening: ‘het is immers voor onze dappere Boeren’.
Nu hoort men gemopper - gebrom. Er zijn velen, die zich afwenden en niet geven willen. Men hoort iets mompelen van eigen schuld en verdiende loon.
De diamantwerkers rekenden zich als 't ware niet tot den arbeidersstand. Ze verdienden heel veel geld en met de toenemende rijkdom kwam weelde en hoogmoed.
‘Als niet komt tot iet, kent iet zich zelven niet.’
Zoo ging 't hun ook. De vrouwen gingen gekleed in kostbare toiletten, 't mooiste duurste, scheen niet goed genoeg. In de comedies en concerten waren de beste plaatsen ingenomen door diamantwerkerfamilies. En zoo was alles evenredig. Er werd niet gespaard, er werd niet gedacht aan ouden dag of tegenspoed. Er werd verdiend, dus er werd verteerd. Après moi le déluge.
Maar de déluge kwam, eer zij er op verdacht waren. Tegenspoed bleef niet uit. De booze oorlog spaarde deze arbeiders niet en - er was geen reservepotje, dat getuigde van eertijds overgespaarde penningen, dat in staat was hen nu 't hoofd boven water te doen houden.
| |
| |
Het lijkt wel heel hardvochtig om die menschen, wien de ondervinding een harde les heeft geleerd, nu te laten zitten en ze niet voort te helpen, toch kan men zich denken in 't gevoelen van een door noesten vlijt en stalen volharding welgesteld geworden man, die zegt, dat zijn geld hem te lief is om 't weg te geven aan onverstandigen en dwaze hoogmoedigen, die 't geld niet gebruiken om in hun behoeften te voorzien en 't overtollige op zij leggen, maar die 't verspillen om er mee te pronken. Deze verdeeling van opinies is oorzaak, dat de diamantwerkers 't nu nog verre van breed hebben.
Ge zult, even als wij, wel weten hoe weinig geloofwaardig de engelsche berichten soms zijn over den oorlog, hoe de censuur zonder eenige gewetenswroeging maar schrapt wat haar minder gewenscht voorkomt om over te seinen, van wege de publieke opinie.
Onlangs was ik toevallig in de gelegenheid om zoo'n door de censuur geschrapt telegram onder de oogen te krijgen en om den lezers eenig denkbeeld te geven hoe dit toegaat, laat ik 't hieronder volgen. Wat tusschen haakjes staat werd niet overgeseind. Het werd naar een Duitsch blad getelegrafeerd, en dateert van vóór 't ontzet van Ladysmith:
Durban.
Die Buren sind [auf Ladysmith vorgerückt] bei Glencoe [ist unser Angriff] glänzend zurückgeschlagen worden. Feind [hat uns] grosze Verluste beigebracht, unsere [Aussichten] gering. Die das Terrain beherrschenden Positionen sind [vom Feinde] in Sturme genommen worden. Siegreiche Vordringen [desselben] auf der ganzen Schlachtlinie.
Zooals de lezer merkt, zag de Engelsche correspondent den toestand niet rooskleurig in, doch de censuur wist er wel raad mee. O perfide Albion, gij draagt uw naam met eere!
| |
| |
***
In deze maand moeten alle voorstellen inkomen, hoe het batig slot van de Vereeniging der Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid nuttig te besteden. In een algemeene vergadering die in September zal plaats hebben, wordt definitief besloten wat er gebeuren zal met dit batig saldo van ƒ 20,000. Er is den leden een jaar bijna gegeven om daarover te denken; er zal dus wel menig wèl overwogen voorstel voor den dag komen.
Als uitvloeisel van die tentoonstelling zijn er meerdere vrouwenvereenigingen ontstaan, doch in den laatsten tijd is er eene beweging, die veel en ernstig van zich doet spreken en niet in een zin, die de meer conservatieven doet glimlachen en de schouders optrekken.
Er is een beweging ter verbetering der kleederdracht van de vrouw, die te hervormen tot een gezonder, eenvoudiger, eleganter dracht dan tot nu toe het geval was. Deze beweging wendt zich tot de beste helft der Nederlandsche vrouwen, n.1. tot de ontwikkelden, die kunnen begrijpen hoe verkeerd nauwe corsetten, stijve baleinen, hooge hakken, en belemmerende kleeren zijn.
Zij wil de vrouw volstrekt niet emancipeeren, door haar over te halen tot het dragen van een wijde heeren-pantalon, enz., maar zij wil dat iedere vrouw zich kleedt naar haar eigen figuur, en gezicht, ontdaan van modieuze en ongezonde vrouwenaanhangsels, als daar zijn: een stijf corset, knellende kousebanden, banden en veters, hooge hoeden met verentorens, ongezonde, bacteriën medesleurende slepen enz.
Vooral de moeders worden aangesproken om in hunne kinderen de leer der hygiène ook in dit opzicht aan te kweeken, om de meisjes te wennen aan losse, onbelemmerende kleeding, om ze te leeren steunen op eigen krachten en niet op de stijve veeren van een corset. Bij het komende vrouwengeslacht moet dat kleedingstuk voor dood verklaard worden.
| |
| |
Er zijn nog altijd nufjes en loopende modeplaatjes en zij zullen er, vrees ik, altijd wel blijven, die breede heupen en ingepende taille voor werkelijk mooi houden, doch zij zijn zeker nooit naar Parijs geweest en hebben daar de Venus van Milo niet mogen bewonderen, dat heerlijke vrouwenbeeld, dat ondanks hare forschheid noch zwaar van heupen, noch zwaar van borsten is.
De uitzetting en bovenmatige ontwikkeling van die beide lichaamsdeelen is hoofdzakelijk te wijten aan degeneratie door misvorming, ten gevolge van ondoelmatige kleeding.
Onder de Brabantsche boerinnen is het gewoonte om door middel van stijve lijfjes de borsten zooveel mogelijk plat te maken en daardoor te verbergen voor 't oog van anderen; een boerin met ferm ontwikkelden boezem is daar eene zeldzaamheid en het geldt ook voor onkuisch. Die gewoonte, overgegaan van moeder op dochter, is zóó van invloed dat daar vele vrouwen zijn, voor wie dat stijve lijfje reeds niet meer noodig is. Toch is 't een even vreemd verschijnsel dat deze vrouwen geen beletsel of tegenstand ondervinden bij 't voeden hunner kinderen; de organen worden dus eenvoudig verplaatst, wat bij 't inrijgen van 't middel eveneens het geval is.
De bovengenoemde vereeniging is nog pas een jaar oud, doch er zijn èn in den Haag èn in Amsterdam, ja, zelfs in enkele provinciesteden reeds winkels en naaisters, die reformkleeding leveren en een goed bestaan hebben: wel een bewijs dat deze nieuwe beweging veld wint.
Egb. C.v.d. Mandele.
|
|