In het laatste nummer van Belang en Recht, orgaan gewijd aan de belangen der vrouw, zet Marie Jungins - die het plan voor het Tentoonstellingsgebouw heeft ontworpen - een plan uiteen voor de oprichting van een Nationaal bureau van Vrouwenarbeid, een bureau dus, waar vrouwen, die arbeidend door het leven moeten gaan, in- en voorlichtingen, hulp en steun kunnen krijgen.
Niet alleen dat zij de functiën heeft verdeeld van degenen, werkzaam aan dit bureau, maar ook het plan voor het gebouw heeft zij ontworpen en het zou me niets verwonderen, als dit ontwerp, waaraan groote publiciteit wordt gegeven, eens werd aangenomen op de groote, openbare vergadering.
Wat zij met haar doel beoogt, geeft zij in weinige woorden weer.
Ons nationaal bureau voor Vrouwenarbeid moet zijn: Een middelpunt van kracht en licht in de duistere warnis van der vrouwen arbeid en moeiten.
Dat is het ideaal.
Wél mogen de omstandigheden en voorwaarden, waaronder de meeste vrouwen haar werk en krachten geven, een warnis genoemd worden.
Men hehoelt werkelijk niet diep in de zaak door te dringen om te weten dat aan door vrouwen geleverden arbeid dikwijls bloed en tranen kleeft.
Vereeniging maakt macht, zegt een oud spreekwoord. Maar hoe wil men vereenigen, wanneer allen van elkaar gescheiden zijn en een middelpunt ontbreekt, waar men te zamen kan komen?
Voor hoevelen is het leven slechts een wandeling, of beter gezegd een strompeling langs doornige paden, wijl zij niets of niemand hebben, die voelt voor hunne belangen?
Hoezeer ontbreekt een blijvend centrum, een nationaal middelpunt van voorlichting en daadwerkelijken steun, wijder omvattend, dieper ingrijpend in het sociale leven,