Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 7
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 30]
| |
![]() Mej. TOP NAEFF
| |
[pagina 31]
| |
Aan Flarden.
| |
[pagina 32]
| |
nevelen; zijn werken zijn, wat men ook zegge, theorieën, waarbij de allegorie meer dan eens een groote rol speelt, het geheimzinnige, het symbolische ons sterk aantrekt. Is dit nu het geval met Aan Flarden? Neen! Want de personen die daar in opkomen dienen niet tot spreekbuizen der schrijfster; men begrijpe mij wel, er zijn geen entiteiten in conflict; het symbolische komt er niet in voor. Omdat nu liefde, leugenachtige begrippen, kleingeestige opvoeding, enz. daarin worden behandeld, is er nog geen reden om in Aan Flarden een zekere overeenkomst met den Noor te vinden. Evenmin kan men Herman Heyermans Jr. hierbij sleuren, want hoe onwaarschijnlijk dit gezegde ook schijnt, dit heb ik uit den mond van een mensch vernomen, die zich wel is waar uit snobisme met tooneelliteratuur bezighoudt, maar af en toe zijn meening in een blaadje aan den man brengt. Maar al die geluiden, die ik gehoord heb, worden gedoofd door Mej. Top Naeff's sympathiek werk dat bewondering, eerbied en geestdrift heeft afgedwongen. De dialectiek, hoezeer men ze ook bij de groote Noorsche dramaturgen, Ibsen, Björnstjerne Björnson, bewonderen moet, kan wel gemist worden op het tooneel, daarvan getuigt Aan Flarden. Het deed me goed aan 't hart, toen ik bij de opvoering constateeren mocht, dat juist niet alle heil van exotische tooneelproductie kwam, en dat we nogmaals met fierheid konden verwijzen op eigen kunst-voortbrengsel. Een merkwaardige fijnheid van gevoel, scherpte en diepte van gedachte, soberheid van vorm, vereenigen zich hier tot een harmonische schoonheid. Het drama heeft geene uitlegging noodig; niet alleen zij, die zich door een aandachtige lezing van het stuk hadden voorbereid, en zoo waren er veel, maar ook zij die het voor 't eerst hoorden, voelden er zich in thuis, een teeken dat de details handig en in voldoend licht zijn geplaatst. | |
[pagina 33]
| |
Ziehier den korten inhoud. Nini Mattus wachtte tot haar 27e jaar op Max van Kalstra, die haar oud liet worden in het vaste geloof aan zijn liefde. Op eens heeft hij van haar afgezien en is gehuwd met de rijke Jeanne Landman, een tenger vrouwtje. Om zich te wreken, uit spijt en om Max te laten zien, dat zij niettegenstaande haar ouderdom toch ook nog een man kon krijgen, al was hij het dan niet, is zij met dokter Thomas Verhulst getrouwd. Bij 't opgaan van het scherm, constateeren we dat het de verjaardag van hun huwelijk is, en Tom, een flinke man, door en door goed en nog altijd dol verliefd op Nini, loopt de kamer in en uit met zijn handen vol bloemen en groen, en beijvert zich om met dit alles aan 't geheel een feestelijk aanzien te geven. Nini, die heeft moeten wachten tot Tom aan de bloemversiering een einde had gemaakt, verschijnt aan 't ontbijt en dadelijk merkt men dat het leven met Tom haar doet lijden. Zij kan niet langer meer huichelen en besluit haar man alles te bekennen. Na het vertrek van haar ouders en zusje, dien dag bij hen gekomen om hun feestdag te helpen vieren, bekent zij aan Tom dat zij hem niet lief heeft, nooit heeft lief gehad en deelt hem de reden mede waarom zij met hem getrouwd is. Tom is als vernietigd. In hetzelfde dorp waar zich dokter Verhulst heeft gevestigd, woont ook Van Kalstra met zijne vrouw Jeanne. Deze laatste is ziekelijk. De oorzaak van hare ziekte is: twijfel, jaloezie. Zij heeft van terzijde vernomen dat Max vroeger betrekkingen heeft gehad met Nini; Max heeft het ontkend, maar zij gelooft hem niet en dringt er steeds op aan dat Nini haar eens zal komen bezoeken. Dit geschiedt eindelijk. Nini komt bij haar en Jeanne, na verschillende omwegen, gekweld door jaloezie en onzekerheid, | |
[pagina 34]
| |
vraagt haar eindelijk op den man af, of er vroeger niet iets heeft bestaan tusschen Nini en Max. Nini ontkent, ja zweert zelfs dat het niet waar is als Jeanne er op aandringt. Uit een gesprek dat Jeanne's man kort daarop met Nini heeft, en dat door haar wordt afgeluisterd, verneemt ze de waarheid. Na het voorgevallene bij van Kalstra, is Nini naar huis teruggekeerd. Tom, voornemens voor eenigen tijd op reis te gaan, is bezig zijn valies in te pakken als Nini binnenkomt. Hij vraagt haar of het niet mogelijk zou zijn, wanneer zij bij hem aan huis bleef, niet als zijn vrouw, maar vrij, dat ze eenmaal liefde voor hem zou kunnen opvatten, waarop ze antwoordt: ‘Nooit... ik kan niet, Tom!’ ‘Ik zal je niet meer lastig vallen,’ zegt Tom en verlaat de kamer. Een oogenblik later wordt hij bij van Kalstra geroepen; ‘Jeanne is op eens zoo akelig geworden’. Als Verhulst terugkeert, verneemt Nini van hem dat Max' vrouw gestorven is. ‘Jeanne heeft afstand, voor je gedaan en ik... ik wil graag herstellen... De weg ligt voor je, Nini... Je bent vrij.’ ‘Ik zal dien weg niet gaan!’ antwoordt Nini als uit een droom ontwakend, beslist, en zij smeekt Tom, niet heen te gaan, bij haar te blijven. ‘Kan het niet, Tom?’ ‘Neen,’ is zijn antwoord en hij vertrekt voor de scheiding, de onherroepelijke. ‘Er is een liefde, besluit hij, die alles vergeeft!’ *** Men zal dit ten einde spoedend jaar, een jaar van groot geluk voor onze letterkunde mogen noemen, omdat velen gewerkt hebben met de vaste overtuiging dat er nog iets goed kon voortgebracht worden, omdat de zich-bewustwordende macht der tot schrijven geroepen werkers, hechter is geworden en zij het hoogste inziende, de kunst, de stem hebben vernomen die ons moet leiden naar een | |
[pagina 35]
| |
Grooter Nederland. Vele vrouwen brachten in de laatste jaren, de belofte eener groote Nederlandsche literatuur; onder meer: Jeanne Reyneke van Stuwe, Mej. Antink, Marie Marx-Koning, Anna de Savornin Lohman, Mej. Augusta de Wit. Mej. Top Naeff heeft in Aan Flarden haar diepste zelf, zuiver, zonder rhetorische emfaze, uitgesproken, zonder eenige bijbedoeling dan om een brok leven als artiste weer te geven. Alle personen hierin zijn dood-goede menschen; zelfs eenige, naïef-oprechte zielen, die lijden en strijden omdat het leven hen daartoe gebracht heeft; beminnen zooals het in hen groeit. En onder werking en tegenwerking van het Fatum, waartegen niemand geprotesteerd heeft, gaan zij gebogen; elk woord brengt ons nader tot hun menschelijk karakter. Om het dramatische onder zijn zuiversten vorm op ons te laten werken, heeft de schrijfster haar personages laten handelen zooals ze naar hun innerlijken aard handelen moesten; alles natuurlijk tot een mooi geheel gebracht, dank zij hare klaarheid van waarneming, hare diepte en zuiverheid van gevoel, hare soberheid van uitwerking. Zelden heeft men van de planken af zoozeer het gevoel gekregen van aanschijn tot aanschijn te staan met het teisterende leven. De vier bedrijven gaan voorbij in een geserreerde opvolging van handelen, zonder trucs, eerlijk en oprecht, en het is waarlijk treffend, hoe Mej. Top Naeff het verhaal in éenen stijl heeft kunnen uitwerken, zich niet heeft laten medeslepen door haar gevoel, om midden in, een brok lyrisch proza te mengen, een teeken dat zij zich tot al hare personages in dezelfde verhouding heeft geplaatst: 't is te zeggen objectief. Laat ons nu de figuren zelf, wat naderbij bezien. Dokter Verhulst, een zeer eenvoudig man, die niettegen- | |
[pagina 36]
| |
staande zijn ambtelijke beslommeringen, toch opgewekt is kunnen blijven; een man die de schoone geluiden van de liefde heeft meenen te hooren, en die na de plotselinge vernietiging van zijn geluk, zijn liefde voor Nini niet tot zwijgen heeft kunnen brengen. Nini Mattus, de hoofdpersoon, zich zelf lijdzaam aan Tom overgevend, een edele figuur die door een onweerhoudbaar dringen naar oprechtheid gedreven, kracht genoeg vindt om haar man te bekennen dat zij hem nooit heeft lief gehad, wat hij ook al gedaan heeft om haar het leven zoo goed mogelijk te maken. Max van Kalstra, die zijn gevoelsleven zoo zuiver in zich omdragend, er op 't laatst toe besluit aan Nini te bekennen wat hem gedwongen heeft haar te verlaten, ‘(hij) moest geld hebben, (zijn) vaders zaken waren in de war.’ Ada, het dwepende, glundere meisje, met hare zuivere, mooie liefde, dat met de loopende convenances geen vrede kan vinden. Jeanne van Kalstra, het tengere meisje, heerlijk weergegeven beeld van vertwijfeling, op pas 18-jarigen ouderdom getrouwd; door jaloezie ziek geworden als ze van terzijde vernomen heeft dat haar man een andere vrouw heeft lief gehad; zij heeft zich met Max verloofd zonder te weten of hij haar beminde, zonder liefde voor hem te gevoelen. Van jaloezie sterft ze als ze door afluisteren verneemt, dat Max zooals ze het vermoedde, Nini heeft bemind en steeds lief heeft. Verder nog, de onderworpen, pappig-goede vader Mattus, naast zijn burgerlijke vrouw die het hoogste woord voert; de fat Holster; al deze personages staan voor ons als menschen. Wat heeft de schrijfster van Aan Flarden ons gegeven? Haar mooie zien van het door haar afgespiede leven, zonder eenige bijbedoeling dan om iets naar waarheid af te beelden; zij heeft het innerlijke zoowel als het uiterlijke van hare figuren nagegaan. Al heeft dit spel nu ook lichte gebreken, zooals m.i. enkele alleenspraken en wat lange | |
[pagina 37]
| |
tirades die op het publiek niet altijd gunstig werken; het door Nini niet begrijpen van Tom's afscheidswoorden: ‘de onherroepelijke scheiding’, toch gevoelen we dadelijk dat we voor iemand staan bij wie de innerlijke vermogens van zien en hooren niet te loochenen zijn. Het buitengewoon objectieveeringsvermogen waarover ze met zelfbeheersching beschikt, stelde haar in staat hare types tot wezens uit bloed en vleesch bestaande, te maken; de karakters die ze schiep en bezielde zijn voor ons geen symbolen; ze zijn enkel menschen. Mej. Top Naeff heeft ons iets gegeven waarvoor wij, allen, haar dankbaar moeten zijn. Ad. Herckenrath. December. |
|