Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 7
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Redevoering uitgesproken ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het Willems-Fonds, door den Voorzitter van het Algemeen Bestuur, den Heer G.D. Minnaert, op 27 October 1901.Hooggeachte Dames en Heer en Burgemeester, Senatoren, Volksvertegenwoordigers, Vrienden en Feestgenooten!Bij het aanvaarden der taak mij door het Hoofdbestuur opgedragen, valt mij de eer te beurt deze vijftigste Algemeene Vergadering te openen, en U allen een hartelijk welkom toe te roepen. Het Hoofdbestuur begroet met blijdschap uwe tegenwoordigheid, omdat het daarin een bewijs ziet, dat ons streven en werken uw goedkeuring verdient. Onze instelling is nog steeds gebleven, wat hare Grondslagen bedoelen, een midden, waar alle mannen van goeden wil, vreedzaam maar onverpoosd, medewerken ter bereiking van een edel doel, de opbeuring onzer Vlaamsche bevolking; een kring van vastberaden lieden, die het zich ten plicht rekenen hunne krachten te besteden, om de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling van ons volk door het eenig middel, zijn eigen taal, te bevorderen, en dat volk alzoo te brengen tot een klaarder besef van zijn nationaal zelfbestaan, van zijn plichten als mensch en als burger. Uw steun en aanmoediging schenkt aan ons werk een hooger beteekenis. Het is niet zonder schroom, M.H., dat ik voor U optreed. Ge verlangt van mij, dat ik het geschiedkundig overzicht van ons vijftigjarig bestaan bondig make. Ik zal trachten mij naar uw rechtmatigen wensch te schikken; toch moet, ik veel van uw geduld en aandacht vergen, een beroep doen op uw aller welwillendheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stichting van het Willems-Fonds.Het Willems-Fonds werd gesticht den 23n Februari 1851, met 38 inschrijvers. Er werd aangenomen, dat het Comiteit van Gent, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘wanneer dit later nuttig zou geoordeeld worden, zich eenige leden buiten Gent verblijvende, zou mogen aansluiten.’ ‘De aanmoedigingen, die door middel van dit Fonds zullen gegeven worden, betreffen hoofdzakelijk en voor zooveel de opgedane bijdragen het toelaten: 1o Studenten, die met voorliefde zich op de beoefening der moedertaal toeleggen; 2o Het uitgeven en herdrukken van nuttige boeken, waaraan de behoefte het dringendst gevoeld wordt; 3o Vertalingen in het Nederlandsch van nuttige uitheemsche werken. Later zal men de aanmoedigingen kunnen uitbreiden: 1o Tot het volksgezang, woorden en muziek; 2o Tot de goede uitspraak, zoo bij het houden van redevoeringen als op het tooneel: 3o Tot de schrijvers van bekroonde Vlaamsche verhandelingen in de Koninklijke Academie van België of andere letterkundige en wetenschappelijke genootschappen; 4o Tot de jongelingen uit de Waalsche provinciën, die in het aanleeren van het Nederlandsch uitmunten; 5o Tot de dagbladen, die zich de moedigste en tevens de redelijkste verdedigers der moedertaal toonen; 6o Tot het inrichten van een leeskabinet van Vlaamsche lezers, waar de boeken voor een geringen prijs of zelfs kosteloos zouden uitgeleend worden.’ Het eerste comiteit bestond uit de H.H. Baron Jul. de Saint-Genois, voorzitter; E. Degerickx, secretaris; F.A. Snellaert, schatmeester; Ph. Kervyn de Volkaersbeke, Fr. Rens, J.F.J. Heremans en T. Canneel. Tien jaren na zijn stichting was het getal inschrijvers van 38 tot 184 geklommen; een vermeerdering dus van 146, die grootelijks te danken was aan den ijver van het eerste toegevoegd bestuurlid, den heer H. Bauduin, te Brussel. Het was voorbehouden aan het Bestuur, dat in 1862 aankwam, en waarvan Julius Vuylsteke de ziel en de leider was, om aan het Willems-Fonds dien krachtigen stoot te geven, die het eens tot de gewichtigste vereeniging van het land zou maken. Den lof van onzen waardigen voorganger hier nog te verkondigen, acht ik onnoodig: het zou te zeer zijn bescheidenheid kwetsen. Onze instel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ling, die onder zijn krachtige leiding, zijn eerlijk streven en voortdurende waakzaamheid eens haar hoogsten bloei bereikte, kenschetst in edelen zin zijn uitstekende persoonlijkheid. Jaarlijks steeg het getal inschrijvers met een honderdtal tot in 1873; toen in eens het getal leden zoo snel vermeerderde, dat het drie jaar later reeds 2878 bedroeg, en in 1883 tot 4544 klom. Die buitengewone bloei was eensdeels te wijten aan de toewijding der toegevoegde bestuurleden, anderdeels aan de stichting van Afdeelingen. De eerste kwam te Gent tot stand den 13n Januari 1868. Dit feit is een der belangrijkste in de geschiedenis van het Willems-Fonds. Immers niet alleen gaf het aanleiding tot verdubbeling van bedrijvigheid, daar het meerder krachten in werkzaamheid bracht, maar het legde den grondslag tot die aanmerkelijke uitbreiding, die het W.-F. in latere jaren zou nemen. Op Gent volgden in 1871 Antwerpen, in 1872 Brugge, in 1873 Brussel en Lier, in 1874 Mechelen, in 1875 Ledeberg en Aalst, in 1876 (25e verjaring van de stichting van het W.-F.) Leuven, Dendermonde, Diest, Vilvoorde, Roeselare, Nieuwpoort en Boom, in 1877 Wetteren, Oudenaarde, Kortrijk en Ninove, in 1879 Schaarbeek-St.-Joostten-Oode, Lokeren, Geeraardsbergen, Hasselt, Tongeren, St.-Nikolaas en Aarschot, in 1880 Borgloon, Tienen en Oostende, in 1881 Poperinge, in 1884 Assenede en Ieperen, in 1886 Nederbrakel en Berchem (Vlaanderen), in 1887 IJzendijke, Meenen, Rupelmonde en Leiden (studentenafdeeling), in 1888 Groningen (studentenafdeeling), in 1889 Avelgem, in 1894 Utrecht (studentenafdeeling), in 1896 Contich en eindelijk kwam dit jaar in Juli de 43e Afdeeling in Hoboken tot stand. Twee dier Afdeelingen (Borgloon en Poperinge) ontvielen ons: zij werden ontbonden; andere, jammer genoeg, vielen in eene, laat ons hopen, tijdelijke werkeloosheid. Daarentegen mogen wij wijzen op tal van Afdeelingen, die nog immer blijk geven van een krachtvolle bedrijvigheid: Gent, Antwerpen, Brugge, Brussel, Aalst, Nieuwpoort, Oudenaarde, Kortrijk, Ninove, Schaarbeek-St.-Joost-ten-Oode, Lokeren, Tienen, Oostende, Contich. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een bijzondere melding, wat Noord-Nederland betreft, verdient de studentenafdeeling te Utrecht, die onder de leiding van haren stichter, den wakkeren Heer Coers, altijd met een aanzienlijk getal leden stand houdt. Het Algemeen Bestuur herdenkt hier met dankbaarheid dit blijk van warme sympathie, die de Utrechtsche studeerende jeugd onze instelling blijft betoonen. Het spijt ons niet ook te mogen aanstippen, dat het ledental voortdurend bleef aangroeien, zooals het tot 1883 was geschied. Sedertdien onderging het W.-F. in dit opzicht het lot van al de instellingen, die gewijd zijn aan vooruitgang en volksontwikkeling: elk jaar moeten wij een merkelijke vermindering vaststellen. Een enkele maal (in 1891) konden wij het bestuurjaar zonder verlies, zelfs met een vermeerdering van leden in België sluiten, zoodat we mochten hopen, dat de achteruitgang was gestuit, doch nadien volgde deze weder zijn gewonen gang. Volgens het oordeel van onzen te vroeg gestorven Secretaris, Raadsheer August Gondry, is die vermindering van ons ledental toe te schrijven aan redenen van persoonlijken en plaatselijken aard. ‘Het valt niet te ontkennen, dat vele onderwijzers, tot in 1884 inschrijvers van het Fonds, door de verandering, welke de toepassing der nieuwe schoolwet in hun geldelijken toestand bracht, gedwongen werden van hun inschrijving af te zien. In sommige Afdeelingen, waar een groote vermindering zich na een onverhoopten bloei voordeed, moet zij gewis aan plaatselijke oorzaken geweten worden.’ ‘Ook is het stellig, dat sedert 1884 vele personen, welke rechtstreeks of onrechtstreeks van het Staatsbestuur of van sommige plaatselijke besturen afhangen, schromen lid te worden of te blijven van een instelling, die wel is waar zich met geen eigenlijke politiek inlaat, maar welke zij vreezen, om haar vrijzinnige strekking, bij die besturen in geen goeden naam te staan. Doch diezelfde vrees had insgelijks reden van bestaan gedurende het tijdperk 1870-1878; zij belette onze ledenlijst niet van 1059 tot 2878 te klimmen.’ ‘Dat deel van den arbeid, dat het W.-F. zich heeft gekozen, is niet hetgene, dat het meest in 't oog valt, noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarvan de uitslagen het spoedigst aan den dag komen: het is een werk van langen duur, dat taaien moed en volharding vereischt. Wellicht ligt daarin de oorzaak, om welke menige Afdeeling, met volle geestdrift ingericht, allengskens aan het kwijnen ging, wanneer het bleek, dat de verhoopte uitslagen langer uitbleven dan men zich had ingebeeld.’ De verslapping, waarover toen en heden nog wordt geklaagd, is overigens niet tot onze instelling beperkt: bijna overal heerscht een vroeger onbekende geest van onverschilligheid en moedeloosheid, die het vertrouwen aan de toekomst aan 't wankelen brengt, een invloed, waaraan het W.-F. niet kon ontsnappen. Tegen dien geest moeten wij blijven kampen: strijd verdrijft de lauwheid, en brengt nieuwe kracht en levensmoed aan. Wel weet onze instelling geduld te oefenen, haar vurige wenschen in te toomen, maar den strijd geeft zij niet op; alleen door onverpoosd te blijven werken, kan in deze tijden van achteruitgang een betere toekomst voorbereid worden. Voor wie gelooven en moed houden, is de kennis van het kwaad een eerste vereischte, de spoorslag, om het te verbeteren. De donkere schaduw, die over ons hangt, zal eens wijken voor het heldere licht. In den schijnbaren doodslaap der natuur sluimert immers het wordingsproces der frisch ontwakende lente. Zouden wij dan twijfelen aan de voortstuwende kracht van het streven, aan den vooruitgang, die de broederliefde tot grondslag heeft? Dit halfeeuwfeest van het W.-F. mag niet voorbijgaan, zonder een woord van dankbare herinnering te wijden aan de stichters, aan de afgestorven leden van het Algemeen Bestuur. Hunner hier niet te gedenken zou zeker een teeken zijn, dat wij onze leidsmannen en beste vrienden niet eerden. Het ware ons niet mogelijk allen op te sommen, die zijn weggemaaid, na hun beste krachten aan de zaak, die wij dienen, te hebben gewijd. Aan hun aller nagedachtenis brengen wij hier onze eerbiedige hulde met de plechtige belofte steeds hun voetspoor te zullen volgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toch mogen wij niet onvermeld laten, dat gedurende de verloopen halve eeuw, aan het Algemeen Bestuur twee voorzitters en een secretaris door den dood werden ontrukt. Den 20n December 1874 ontviel ons F. Rens, die van bij de stichting van ons Fonds deel uitmaakte van het Bestuur, waarvan hij sedert 1862 het voorzitterschap bekleedde. Reeds zeer jong legde hij zich op de studie der dichtkunst toe en hij was een der eersten, die na de omwenteling van 1830 de hergeboorte der Nederlandsche letterkunde bewerkten. Zijn naam is gehecht aan ieder kenmerkend feit in de Vlaamsche Beweging, waaraan hij door zijn practischen geest en zijn krachtdadigheid de grootste diensten bewees. J.F.J. Heremans overleed den 13n Maart 1884. Zijn ziekelijke toestand had hem sedert een tweetal jaren gedwongen zich uit het Algemeen Bestuur te trekken, waarvan hij sedert 1876 voorzitter was. Hij kwam als leeraar aan het athenaeum te Gent, in een tijd, dat de jonge studenten hunne moedertaal diep verachtten. Door zijn bezielend woord wist hij zijn leerlingen zoo mede te sleepen, dat hij in weinig jaren een gansch legertje overtuigde Vlaamschgezinden vormde, waaronder Julius Vuylsteke, Tony Bergmann, Gustaaf Rolin, Aug. Gondry en meer anderen zich bevonden. Men mag dus zeggen dat zijn invloed zeer groot is geweest. Als taalkundige was Heremans niet alleen in België, maar ook in Noord-Nederland hooggeschat. Aug. Gondry, raadsheer bij het hof van beroep en een van Heremans' leerlingen, was Secretaris van het Algemeen Bestuur van 1881 tot 26n Mei 1891, op welken dag de dood hem plotseling kwam treffen. Hij bekleedde dit ambt met de meeste toewijding en leverde een aantal vertoogen over de meest verschillende vraagstukken, die alle den stempel dragen van helder doorzicht en streng logische bewijsvoering. Zijn overlijden was voor ons Willems-Fonds een zeer gevoelige slag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werkzaamheden.Werpen wij thans een oogslag op de werkzaamheden van het W.-F. gedurende zijn vijftigjarig bestaan. Het W.-F. trachtte zijn doel te bereiken in de eerste plaats: door aanmoediging van de studie en het gebruik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Nederlandsche taal; 2o door het uitgeven en verspreiden van nuttige boeken; 3o door het inrichten van volksbibliotheken en volksvoordrachten; 4o door het bevorderen van den Nederlandschen zang. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Studie der Nederlandsche taal.De aanmoediging van de studie der Nederlandsche taal, vooral in het middelbaar onderwijs, was een voorwerp van onze bestendige bezorgdheid. ‘Wij beschouwen het grondig aanleeren zijner taal,’ zoo schreef de heer Julius Vuylsteke in zijn verslag van 1864, ‘niet alleen als een onbetwistbaar recht voor het Vlaamsche volk, maar tevens als een onmisbare voorwaarde voor de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der min gegoede standen. Worden door een onnatuurlijk onderwijsstelsel de geleerden in de onkunde of onvoldoende kennis der volkstaal opgevoed, dan ontstaat daaruit benevens een droevige verzwakking van het nationaal gevoel, een onherstelbare schade voor de volksbeschaving: zij missen immers het eenige wapen, waarmede zij het vooroordeel en de onwetendheid bij hun min ontwikkelde medeburgers zouden kunnen bestrijden, en deze deelachtig doen worden aan de hoogere kunde en zedelijkheid, waarvan zij het bezit hebben; kortom zij worden onbekwaam, om hun maatschappelijke plichten naar behooren te vervullen.’ In zijn verslag van 1865 zegt hij verder: ‘Wil men toch, dat de behoeften van beneden boven zullen gehoord, dat de lessen van boven beneden zullen verstaan worden, dan is het noodig, dat het geestesleven van het geheele volk, geleerden en onwetenden, zich in dezelfde taal, in de landstaal, lucht geve.’ Langer mag ik hierbij niet stilstaan, doch de moraal, M.H., die uit deze redeneering te trekken is, mag ieder onthouden. Is het goed een hoogere opleiding te genieten, nog beter is het, als die kennis den volke ten goede komt, dan eerst erlangt ze haar volle waarde. Wat baat de vooruitgang der wetenschap, de ontdekking, die de geleerde in zijn studeercel aan 't licht brengt, als het volk niet daardoor verbeterd en veredeld wordt! Gij, mannen der wetenschap, zoekt de menschen op, spreekt tot hen in eenvoudige verstaanbare woorden, die doordringen tot hoofd en hart, laat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van uw overvloedige kennis wat meer kruimkens vallen voor den onwetende, die hongerig en dorstig aan uw deur ligt; gij, wijzen en hooggeleerden, populariseert de wetenschap, zet uw kennis om in duidelijke, humane vormen, dan wordt uw wijsheid en weten het zaad voor den toekomstigen intellectueelen oogst bij de groote menigte. Vergeet daarbij echter niet, dat de ontwikkeling van het verstand geen zegen is, zoo men het volk geen wijsheid en rechtschapenheid inboezemt. Bij gebrek aan voldoende regeling van het onderwijs, zoo officiëel als bijzonder, heeft het W.-F. van het begin van zijn bestaan telken jare de leerlingen onzer gestichten van middelbaar onderwijs, 1e en 2e graad, die in de studie onzer moedertaal uitmuntten, aangemoedigd door boekgeschenken of brieven van gelukwensching. In 1864 stelde het Bestuur voor de eerste maal een verbetering vast in den toestand. De Heer Minister van Binnenlandsche Zaken voerde alsdan de studie van het Nederlandsch in de Latijnsche Rhetorica der Koninklijke Athenaea in, uit welke klasse ze tot dus verre gesloten was. Nadien, in 1870 werd dit getal verdubbeld, zoowel in de Rhetorica als in de andere Latijnsche klassen, waar zij tot nog toe slechts één uur had gehad. Men was nog ver van de volledige toepassing der wet van den 1n Juni 1850 op het middelbaar onderwijs, die voorschreef, dat in de athenaea en middelbare scholen der Vlaamsche provinciën, het Nederlandsch even grondig zou geleerd worden als het Fransch. Ook toen de Heer Stecher, hoogleeraar te Luik, in 1872 bij de plechtige prijsuitreiking aan de laureaten van het hooger en middelbaar onderwijs, ‘het gewicht der Vlaamsche studiën in de nationale opvoeding’ deed uitschijnen, nam het Bestuur, na een jaar vergeefs gewacht te hebben op het gevolg, dat het Staatsbestuur aan de wenken van Hoogleeraar Stecher zou geven, die gelegenheid te baat, om nog eens bij den Heer Minister aan te dringen. Ondanks enkele toegevingen voor het aanleeren van Engelsch en Duitsch, was de toestand voor de studie van het Nederlandsch verre van schitterend, toen in 1878 het nieuw ministerie de herinrichting en uitbreiding van het openbaar onderwijs op zijn programma bracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drukke onderhandelingen en briefwisselingen hadden tusschen Minister Van Humbeeck en het W.-F. plaats, opdat hij gehoor aan onze wenschen zou geven, totdat eindelijk, door de krachtige tusschenkomst van onzen Volksvertegenwoordiger, den Heer De Vigne, de wet in 1883 werd gestemd, in den zin, zooals wij verlangden. Was onze wensch nu verhoord, nog bleef er te waken op de eerlijke toepassing. Hevig was de tegenkanting, die deze ontmoette. Ik zal hier de talrijke verzoekschriften niet aanhalen, die van ons uitgingen; het zij voldoende U te herinneren, dat het W.-F. voortdurend een wakend oog hield op alles, wat met die toepassing in betrekking stond. Immers de wet van 1883 brengt ons een heelen stap nader tot ons doel. Dit wil niet zeggen, dat alles, wat wij in dit opzicht verlangen, reeds verwezenlijkt is. Zoo verkregen wij eerst verleden jaar voldoening aangaande de prijskampen van middelbaar onderwijs, en wachten wij nog te vergeefs naar een inrichting van de normaalscholen voor regentessen, die strookt met de voorschriften der wet, en die een volledige toepassing van deze in de middelbare scholen voor meisjes mogelijk maakt. Verscheidene malen richtte het Bestuur zich tot het Ministerie, om te bekomen, dat de examens voor de studenten, die zich voorbereidden, om in de Vlaamsche Athenaea als leeraars op te treden, waarborgen zouden, dat de candidaten bekwaam zijn, om de wet van 1883 uit te voeren. Eveneens wendde het met min of meer goed gevolg stappen aan, om 't zij de inrichting van nieuwe leergangen, 't zij de hervorming van reeds bestaande te verkrijgen, die zouden toelaten aan de studenten in hun verdere loopbaan de andere taalwetten in praktijk te stellen. Ook het lager, scheepvaart- en landbouwkundig onderwijs, de muziek- en weldadigheidscholen van den Staat ontsnapten niet aan de waakzaamheid van het W.-F., dat overal tusschenkwam, waar misbruiken bestonden of dreigden te ontstaan. Nog onlangs zonden we aan den Heer Minister een ernstig schrijven, om ons te beklagen over de benoeming van een Vlaamsch onkundigen leeraar in het conservatorium te Gent. Wij drukken de hoop uit, dat onze Vlaamsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Senatoren en Volksvertegenwoordigers hun invloed bij dien hoogen Staatsambtenaar zullen doen gelden, om te beletten, dat zulk ongehoord feit zich opnieuw voordoe bij de aanstaande benoeming van den leeraar van viool. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebruik der Nederlandsche taal.Stappen wij thans op een ander gebied, dat van het gebruik der Nederlandsche taal. Nog al te veel vindt bij velen het dwaalbegrip ingang, dat het W.-F. een instelling is voor flamingantisme, terwijl haar werkelijk wezen en streven niet genoeg wordt erkend en gewaardeerd. Hier blijven de volgende beschouwingen van den Heer Vuylsteke in zijn verslag van 1865 steeds van toepassing; ‘Het aandeel van het W.-F. in de reeds verkregen uitslagen was zeer nederig, gelijk ook in 't vervolg zijn rol in de Vlaamsche taalbeweging zeer ondergeschikt moet blijven. De eigenlijke strijd ter verovering der taalvrijheid is niet het doel onzer vereeniging. Haar hoofdtaak - verstandelijke en zedelijke ontwikkeling des volks, verspreiding van wetenschap en beschaving, - laat aan het Bestuur slechts een zijdelingsche tusschenkomst in den taalstrijd toe, bij wijze van aanmoedigingen of vriendelijke stappen bij hooggeplaatste personen, zooals het tot dusverre heeft gehandeld. Dat andere kringen en gezelschappen,’ zeiden onze voorgangers in 1856, ‘de Vlaamsche staatkundige worsteling met kracht aanvangen en met moed voortzetten: elk zijn taak; door de verdeeling van het werk wordt het gemeene doelwit het best bereikt.’ Toen het W.-F. ontstond, waren de openbare besturen en het gerecht nog geheel op Franschen leest geschoeid. Het werd al reeds als een merkelijke verbetering aangezien, dat na herhaald aandringen onzer vereeniging in 1861 en 1863, eindelijk in 1865 van Minister Vanden Peereboom werd verkregen, dat alle stukken van bestuurlijken aard, uitgaande van het departement van spoorwegen, posten en telegrafen, voor het Vlaamsch publiek ook in de landstaal werden opgesteld. Sedertdien zijn gewichtige veranderingen ingevoerd: de taalwetten van 1873 en 1878 en de gelijkheidswet van 1897 hebben de Vlamingen eindelijk in theorie ten minste, met de Walen op gelijken voet gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is ons niet mogelijk hier de talrijke verzoekschriften aan te halen, die door het W.-F. werden verzonden over de toepassing dier wetten. 't Was enkel door op elk punt te waken, dat het mogelijk werd in al de openbare diensten die uitvoering te verzekeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitgave van Boeken.Naast de aanmoediging van de studie der Nederlandsche taal is de voornaamste werkzaamheid van het W.-F. altijd geweest het verschaffen van leerrijke, maar ook boeiende lectuur. De reeks onzer uitgaven werd geopend met een Vlaamsche Bibliographie of Lijst van Nederduitsche boeken in Belgïe sedert 1830 uitgegeven. ‘Zij openbaart ons,’ zegt het Verslag van 1855, ‘de armoede gelijk den rijkdom onzer wetenschappelijke en onzer kunstlitteratuur, en beschrijft, als 't ware, ons kortbondig met welke spijze des geestes de Vlaamsche bevolking zich zoo al voedt.’ Het W.-F. trachtte door zijn uitgaven te voorzien in de verschillende behoeften, die zich voordeden en legde er zich op toe zulke werken in 't licht te zenden, die anders niet zouden verschenen zijn. 197 afzonderlijke werken, bevattende 223 boekdeelen, werden door het W.-F. uitgegeven, en op meer dan een half millioen, op 527,445 exemplaren verspreid, zonder nog te gewagen van het maandelijksch ‘Tijdschrift’, dat sedert 1896 op 3000 exemplaren wordt gedrukt. De kosten der uitgaven vertegenwoordigen een waarde van 300,000 frankGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie de lijst onzer uitgaven wil inzien, zal zich overtuigen, dat op dit echt vaderlandsch gebied geen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
enkel plekje braak bleef liggen. Wij zorgden, dat de stralen die er van uitgingen, overal doordrongen, tot zelfs | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de verborgenste hoekjes; hier om de sluimerenden wakker te schudden en licht in hun geweten te ontsteken, hun verstand met kennis te voeden, hun hart te doen gloeien voor waarheid en recht, hun smaak te vormen voor 't edele en schoone, hun woningen vol te strooien met zang en muziek, en hen aldus te ontwikkelen tot denkende wezens, tot edele karakters; daar, om de gebruikte omgangstaal te beschaven, begrippen van burgerzin en vaderlandsliefde, van gezondheidsleer en huishoudkunde aan te kweeken; elders, om uit de rijke mijn der natuurkennis de krachten en schatten, haar wonderlijke vruchtbaarheid te doen kennen, die aansporen tot welvaart des volks. Alles, waardoor het volk zijn kracht kon ontplooien, zijn geest kon voeden, zijn borst kon verwarmen, zijn eer van zelfstandige natie kon handhaven, werd door het W.-F. in het werk gesteld. Wij willen het Vlaamsche volk zijn vroegere glorie en roem doen herwinnen. Doch het heeft niet alleen behoefte aan kennis en deugd, maar ook aan ontspanning en edel genot, om den geest frisch en krachtig te houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandsche Zang: Woorden en Muziek.Vandaar de vele pogingen door het W.-F. aangewend, om den Nederlandschen zang te verspreiden en te verbeteren. Ik herinner hier ter loops de twee uitgaven in 1852 en 1864 van de Oude en nieuwe Liedjes, verzameld door Snellaert, met begeleiding van piano door L. Hemelsoet, en de twee deelen Nederlandsch Liederboek, verzorgd door ons ijverig medelid, den Heer Fl. van Duyse. Als een staaltje hoe men vóór vijftig jaren in de regeeringskringen dacht over de muziek met Nederlandschen tekst, toont ons een schrijven van Minister De Theux in 1846 aan Pr. van Duyse, die bij het Staatsbestuur had aangedrongen op het uitschrijven der prijskampen voor den prijs van Rome, in de beide landstalen. In dien brief verklaart de Minister, dat wat de voorwaarden van den wedstrijd betreft, ‘qu'un peu de réflexion suffit pour indiquer qu'il ne peut s'agir que de la langue française.’ Bij den aanvang moest het W.-F. vooral zorgen, om geschikte woorden voor liederen, romancen en koren te doen ontstaan en verspreiden. Daaraan heeft men de uitgave | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te danken van de Volksliedjes van P.F. Van Kerckhoven en de Nieuwjaar-Liedjesboekjes verschenen van 1856 tot 1862; ook herhaalde prijskampen, in 1857, 1861, 1869 en 1872 uitgeschreven om teksten in bovengenoemde vakken te bekomen. Ik spaar U de opsomming van al de middelen, die door ons Bestuur werden ingesteld, om op dit gebied haar doel te bereiken. De kroon werd op dit werk gezet door de uitgave van Nederlandsche zangstukken, die mogelijk werd gemaakt door het Congresfonds, zijnde het batig slot van het IXe Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, dat ons door de uitvoerende commissie werd afgestaan, om verder in den geest der Congressen benuttigd te worden. Deze uitgave, eerst door het Algemeen Bestuur ondernomen, werd wegens haar belangrijkheid in 1886 opgedragen aan een afzonderlijk Comiteit ter bevordering van den Nederlandschen Zang. Sedertdien wordt dit werk regelmatig en met den meesten bijval voortgezet. Er zijn thans 18 reeksen verschenen, uitmakende te zamen 215 stukken, waarvan sommige reeds verscheidene uitgaven beleefden. Een bijzondere melding dien ik te maken van Ik ken een lied, door G. Antheunis en W. De Mol (nr 6 der eerste reeks), waarvan dit jaar de jubeluitgave (de 25e) het licht heeft gezien, en aan zijne Majesteit onzen Koning is opgedragen. Eerst in 1871 verschenen, genoot dit stuk zulk een overgrooten bijval, dat het in een tijdruimte van 30 jaar op 16.850 exemplaren werd gedrukt, zonder in aanmerking te nemen, dat het met oorspronkelijken tekst in Noord-Nederland, in Duitschland vertaald werd nagedrukt, en met ons toestemming opgenomen in het Liederboek van het Utrechtsch Studentencorps, ook in ons Nederlandsch Liederboek, dat op 5000 exemplaren werd verspreid. Het Lentelied van G. Antheunis en W. De Mol beleeft thans zijn 10e uitgave. Wij mogen hier niet onvermeld laten de bemoeiingen van ons Bestuur in zake Prijskamp van Rome, en de aanmoedigingen geschonken aan de componisten, welke in dien prijskamp op Nederlandschen tekst werkten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volksbibliotheken.Het volksonderwijs door het boek behoort eveneens tot een der belangrijkste werkzaamheden van het W.-F. De eerste volksbibliotheek werd door het Algemeen Bestuur te Gent gesticht in 1865 en in 1867 bij de inrichting der Gentsche Afdeeling door deze overgenomen. We bezitten thans 43 volksbibliotheken gesticht en onderhouden door 30 Afdeelingen. De volledige opsomming kan men vinden in het jaarlijksch verslag over 1901. Ik bepaal mij bij een enkele stad, bij Gent. Gemiddeld worden hier jaarlijksch 9033 boeken onder 2263 lezers verdeeld; het getal uitleeningen bedraagt 35,475 werken. In een tijdsverloop van 35 jaren zijn niet minder dan 1,237,996 boeken in lezing gegeven; de gezamenlijke kosten vertegenwoordigen eene som van 167,928 frank. Al is het getal onzer bibliotheken betrekkelijk groot, toch zijn wij nog ver van hetgeen het verslag van 1865 voorspiegelde: ‘Er zal een tijd komen, wij hopen het, dat ook de kleinste gemeente, hier gelijk elders, het zich tot een plicht zal rekenen een goed ingerichte en wel voorziene openbare boekerij te bezitten, als een noodzakelijk aanhangsel der lagere school.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volksvoordrachten.Een andere tak onzer werkzaamheden is het inrichten van volksvoordrachten. De waarde daarvan kan niet licht overschat worden, indien maar geschikte onderwerpen door daarvoor bekwame personen worden behandeld. Voor vele Afdeelingen zijn zij het zwaartepunt geweest van hun werkkring. Bekwame sprekers uit eigen kring of van elders gaven het hunne ten beste; daardoor werd de geestelijke gezichteinder der toehoorders verruimd. De eerste volksvoordracht werd gehouden te Gent, den 16n Maart 1868 en gevolgd door 9 andere. In 1877 werden niet minder dan 91 kostelooze openbare voordrachten gegeven. Van 1868 tot 1901 kan men gerust het getal openbare voordrachten op ruim 2000 schatten. In Gent en Antwerpen werden gemiddeld 20 voordrachten in 't jaar gegeven. In deze laatste Afdeeling liet men tot in 1879 de voordrachten drukken, om ze aan de toehoorders uit te deelen. Intusschen hebben ook deze conferenties haar bloeitijd overleefd, al blijven zij nog in sommige kringen haar aantrekkingskracht behouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ondersteuning van instellingen van onderwijs. - Sedert 1875 wordt jaarlijks een zekere som met dit doel op de begrooting gebracht. Die som diende in de laatste jaren, om de kosten van sommige vrije gestichten te helpen dekken, aanvankelijk echter om Nederlandsche prijsboeken aan te koopen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andere Werkzaamheden.Van de andere werkzaamheden, zooals uitvoering van Nederlandsche zangstukken, prijskampen van Nederlandsche declamatie, lessen in het Nederlandsch voor de Walen, het aanleeren van Engelsch en Duitsch, leergangen over natuurwetenschappen voor het publiek, tooneelvertooningen, enz. zal ik niet verder gewagen. Geeft dit alles slechts een vluchtig overzicht van de bemoeiingen van 't W.-F. op velerlei gebied, toch zal het voldoende zijn, D. en H., om bij U de overtuiging te vestigen, dat onze instelling recht heeft op den steun van allen, die belang stellen in de toenadering der arbeidende en meer verlichte standen van ons volk, in een vriendschappelijken en meer beschavenden omgang tusschen de verschillende klassen bij middel der moedertaal, in het zedelijk en verstandelijk voordeel, dat daaruit voor beide partijen te trekken is.
Ten slotte wensch ik een woord van dank te brengen aan al de edelmoedige personen, die het Hoofdbestuur in zijn loffelijk pogen met raad en daad hebben gesteund, het door hun milde giften in staat stelden zijn werkzaamheden uit te breiden, kwijnende Afdeelingen te steunen, volksbibliotheken op te richten en in stand te houden, de leerlingen onzer gestichten van lager en middelbaar onderwijs aan te moedigen en te beloonen, als ze in den prijskamp voor Nederlandsche taal uitmunten. De namen dier weldoeners mogen hier dankbaar vermeld worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sedert 1865 schenkt het Stedelijk Bestuur van Gent een jaarlijksche toelage voor onze volksbibliotheken alhier. Deze toelage, die in den beginne 1000 fr. bedroeg, is thans gestegen tot 3000 fr. Sedert 1897 schenkt Mevrouw Wed. W. Rogghé jaarlijks 75 fr. en sedert 1898 Mijnheer en Mevrouw M. De Weert-Cogen 100 fr. en een dame, die wenscht niet genoemd te worden, 200 fr. tot het inrichten van prijskampen van Nederlandsche taal tusschen leerlingen van de hoogste klassen der kostelooze stadsscholen van Gent onder de namen van prijskampen W. Rogghé, K.L. Ledeganck en voor weezen en tot aanmoediging aan de leerlingen van het athenaeum.
Uit het hier meegedeelde zal moeten blijken, D. en H., in hoever het W.-F. getrouw is gebleven aan de taak, die het zich zelf heeft opgelegd. Stil begonnen, is onze instelling allengs een macht geworden; zonder overdrijving mogen wij beweren, dat van haar een weldadige werking is uitgegaan. Geeft het terugzien op dit 50 jarig tijd vak aanleiding tot dankbaarheid voor hetgeen er gedaan en verkregen is, toch blijft er nog veel, zeer veel te doen, en voor de toekomst nog veel te verhopen. Het zaad, dat wij naar vermogen, mild hebben uitgestrooid, viel niet altijd in een goed bereiden akker, zoodat de oogst de noeste vlijt niet loonde; ook vonden wij niet den steun en de opwekking bij hen, van wie wij ze het meest mochten verwachten. In de eerste plaats geldt dit wel voor onze hoogere burgerij, die te veel aan zich zelve denkt, te weinig de ware beschaving, het edele van 't leven beseft, om den min bevoorrechte te doen deelen in het profijt dat kennis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en wetenschap medebrengen, om ze ook een begeerlijk goed voor haar min bedeelde broeders te achten; zij heeft zich jegens ons werk meestal onverschillig, zelfs vijandig getoond; door het uitsluitend gebruik eener vreemde taal heeft zij zich meer en meer van het volk vervreemd, dagelijks de kloof tusschen hen en haar grooter gemaakt; de hoogere stand is niet genoeg een gids en steun geweest voor hen, die op den weg naar verbetering en vooruitgang achterbleven. Zij heeft de genieting der weelde boven die der liefde verkozen, en daardoor het vuur der afgunst aangeblazen in de ziel der behoeftigen; zij heeft te veel deze eeuwige waarheid vergeten, ‘dat de onwetendheid in een land als het onze een euveldaad is, en de zedelijke feilen, die er uit volgen, een schande zijn, zoowel voor den Staat als voor de onverschilligen en plichtigen’. Van een anderen kant is de vrijzinnige partij niet genoeg tot het hart van het volk doorgedrongen; zij is niet genoeg op haar hoede geweest voor machtiger tegenstanders en heeft hunne kracht te gering geschat. Hun geestdriftig ijveren voor eene zaak, die strijdt tegen onze overtuiging, maar die zij verdedigen op een wijze, die onze bewondering wekt, had ons tot navolging, tot grootere inspanning, tot eendrachtig samenwerken en zelfverloochenende toewijding moeten aansporen. Wie zou wanhopen aan de toekomst van het volk, als hij de oude kracht, het fiere zelfbewustzijn helpt ontwaken? Als de vrije zonen van een kloek voorgeslacht, het gevoel van waarheid en recht, de liefde voor 't vaderland en den evenmensch, het besef van plicht in hun borst dragen, dan zullen zij zeker niet ondergaan in lafheid en schande. Maar wee de natie, die niet doordrongen is van haar eigenaardige roeping, als de kanker der onverschilligheid, der kleingeestige bekrompenheid, der lage zelfzucht in haar rangen blijft woekeren, dan is ook haar doodvonnis geteekend! Voortwerkende aan de taak, die wij op ons namen, vragen wij plaats en hulp voor ons streven, versche, jeugdige krachten voor onzen arbeid, raad van wijze, ondervindingrijke mannen, aanmoediging en steun bij allen, die in de gelegenheid zijn macht en invloed te oefenen, en het welzijn van ons volk kunnen behartigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oude garde ziet de jongeren van dagen gaarne om zich heen; haar kring staat open voor allen, die geestdrift voelen, den moed hebben, om tegen bedrog en huichelarij, tegen elke gevaarlijke theorie of bedwelmende utopie op te komen. Zij hoopt, dat die jeugdige werkkrachten nieuw leven en frischheid schenken aan de wat stram geworden leden. Moest haar echter die steun ontbreken, toch verliest ze daarom haar moed en kalmte niet, maar blijft volharden, op hoeveel hindernissen ze ook stuiten moge. Het W.-F. lijdt nog niet aan de kwalen van den ouden dag, het leeft en werkt nog onverpoosd, getuige de talrijke verzoekschriften, die het achtervolgens naar Kamer, Senaat en Ministerie zendt: bijna geen week gaat er voorbij, zonder dat een dergelijk stuk het Secretariaat verlaat. Zijn 41 Afdeelingen zijn nog door heel het Vlaamsche land verspreid; het telt nog 2200 leden, die het oude vaandel getrouw bleven, en hoe sterk gedund, nog een geheel vormen van vastberaden en moedige mannen, de kern van het vrijzinnig leger in Vlaamsch-België. Evenals onze stambroeders in het verre Zuid-Afrika strijden wij zonder wijken, zonder wrok of wanhoop in 't hart, tegen de vijanden onzer Nederlandsche beschaving, tegen leugen, onrecht en onverdraagzaamheid, tegen al wat verbittering en wantrouwen wekt. Eendrachtig willen we samenwerken, om volksgeluk te bevorderen, in de eerste plaats, om het zedelijk gevoel, het zelfbewustzijn bij het volk op te wekken, dat hem in staat stelt den moeilijken kamp des levens mede te strijden, die tot verhooging van kracht en menschenwaarde voert; wij willen den weg helpen voorbereiden tot toenadering tusschen de hoogere en lagere standen, de maatschappelijke waardigheid, het liefdewerk van de verzoening en den vrede helpen bevorderen. Laat ons dan niet ontmoedigd zijn, M.H. en Medeleden, bewaren wij in 't heiligdom van ons gemoed het heerlijk levensideaal, dat ons boven het alledaagsche verheft, dan daagt het eens in den Oosten en licht het overal! |
|