| |
| |
[pagina t.o. 43]
[p. t.o. 43] | |
| |
| |
| |
Vuurspuwende Bergen.
Den 8en Mei l.l. verwoestte eene uitbarsting van den vulkaan Pelée de stad St. Pierre, de voornaamste haven van het eiland Martinique, en kostte daarenboven het leven aan meer dan 35 duizend inwoners.
Het eiland Martinique maakt deel uit van de groep der kleine Antillen en behoort, sedert 1816, aan Frankrijk toe.
Het heeft eene lengte van 75 kilometer en eene oppervlakte van 98.750 hectaren, waarvan de twee derden door bosschen en savanen ingenomen zijn. Het bewoonbaar gedeelte is zeer goed bevolkt, bijna zoo goed als de nijverheidsstreken van ons Vlaanderen, maar het blanke ras is er slechts vertegenwoordigd door tien duizend zielen. Bijna vijftien duizend inwoners behooren tot het Aziatisch ras; het overige der bevolking, ongeveer honderd en vijftig duizend menschen, moeten gerekend worden onder de zwarten, of zijn kleurlingen.
De hoofdstad is Fort-de-France en de voornaamste haven was verleden maand nog St. Pierre.
De grond is zeer rotsachtig, vulkanisch en onderhevig aan aardbevingen. In het land verheffen zich verscheidene kegelvormige bergen, pitons geheeten, bekroond met ondoordringbare bosschen; de hoogste dezer pitons is de berg Pelée (1.350 meters) die zijn naam waarschijnlijk verschuldigd is aan eene vroegere uitbarsting, die zijnen top kaal geschoren heeft van boomen en struikgewas.
Het kweeken van suikerriet neemt de twee derden in van den bebouwbaren grond; verder levert het eiland ook
| |
| |
nog aardappelen, maïs, banana, indigo en andere voedingsplanten, maar in beperkte hoeveelheid.
Het klimaat is vochtig en niet gezond, de gele koorts heerscht er gedurende het tijdperk der groote regens.
***
Indien wij, naar aanleiding der ramp, die St. Pierre in min dan één minuut tijds vernietigd heeft, de vraag moesten stellen: hoe ontstaat eene vulkanische uitbarsting, dan zouden vele onzer lezers waarschijnlijk het antwoord schuldig blijven.
Hier, gelijk in zoovele andere zaken, ziet het publiek wel de gevolgen, en wordt er door met afgrijzen vervuld, maar kent de oorzaken niet.
ooreerst, wat is een vulkaan?
Een vulkaan is een bergtop, van boven voorzien van eene opening, krater genaamd, waaruit onophoudelijk of bij tusschenpoozen, rook, vuur, asch, steenen, damp en gloeiende stoffen geworpen worden.
Maar waar komen die stoffen vandaan?
Hoe worden zij gevormd? Op welke wijze worden zij naar buiten geslingerd?
De aarde bestaat, zooals men weet, ten eerste, uit eene schors, door de geologen de aardkorst geheeten, die samengesteld is uit gesteenten en die waargenomen, en onderzocht kan worden; ten tweede, uit het binnenste der aarde, dat voor ons onderzoek niet toegankelijk is en waarover dus slechts gissingen bestaan.
Waarnemingen hebben echter het bewijs geleverd dat de warmte in de aardkorst toeneemt naarmate men dieper doordringt.
Inderdaad, een warmtemeter geplaatst op 421 meter diepte in de mijnen van Dolcoath, in Engeland, gedurende
| |
| |
achttien achtereenvolgende maanden, bleef gedurende al dien tijd staan op 24 graden; in de mijnen van Cuttenberg, in Bohemen, die 1.151 meters diep zijn, duidde de warmtemeter reeds eene hitte aan van 40 graden. Hoe meer men daalde, hoe meer de warmtemeter klom en wel in de verhouding van éen graad Fahrenheit per 20 à 30 meter.
De uitslagen dezer proeven werden bevestigd door andere waarnemingen, zoowat op alle punten van den aardbodem en bij alle temperaturen gedaan.
Indien wij nog andere feiten wilden aanhalen om die hitte aan te toonen, die in den schoot der aarde heerscht, zouden wij kunnen spreken van de heete bronnen en de artesische putten. Een put te Grenelle, bij Parijs, van 547 meter diepte, geeft water van 28 graden warmte; te New-Salswerck, in Westfalen geeft een put van 622 meter diepte, water van 33 graden en het water van eenen put te Mondorf, op de grenzen tusschen Frankrijk en Luxemburg, die 700 meter diepte telt, heeft 35 graden warmte.
Wanneer wij dus op den grondslag van éen graad per 20 à 30 meters onze berekening maken, dan zien wij, dat er op drie kilometer onder den grond eene hitte heerscht van 100 graden, 't is te zeggen de temperatuur van kokend water; op 21 kilometer, 700 graden, of de temperatuur van gloeiend ijzer; op 48 kilometer, eene hitte voldoende om platina te smelten en eindelijk, in het middelpunt der aarde, dat 1.600 mijlen van de oppervlakte verwijderd is, eene hitte van 210.000 graden, honderdmaal heviger dan de hevigste hitte die wij kunnen voortbrengen, en die in staat moet zijn om de hardste steenen en metalen niet alleen te doen smelten, maar zelfs in damp te doen overgaan.
Van eene dergelijke hitte kunnen wij ons natuurlijk geen denkbeeld vormen. Daaruit volgt dat men zich den
| |
| |
aardbol moet voorstellen als bestaande uit eene door het vuur vloeibaar gemaakte stof, met eene betrekkelijk dunne, vaste schors daar rond.
Ziedaar de theorie van den beroemden geoloog Alexander von Humboldt, theorie, die overigens vóor een vijftigtal jaren door al de geleerden werd aangenomen.
Vandaar is natuurlijk slechts éen stap meer te doen om geloof te hechten aan den voormaligen gloeiend vloeibaren toestand van den geheelen aardbol.
De geologen van den tegenwoordigen tijd echter zijn van eene andere meening en zij schrijven de ontwikkeling der warmte in den schoot der aarde toe aan scheikundige invloeden van verschillende stoffen op elkaar. Zij nemen niet aan, dat gansch het binnenste der aarde een gloeienden oceaan vormt, maar wel dat sommige plaatsen ware bronnen zijn van warmte.
Met de theorie van von Humboldt was het voorzeker zeer gemakkelijk eene uitlegging te geven aan de aardbevingen en de vulkanische uitberstingen.
Door sommige al te hevige bewegingen der vloeibare heete massa in den schoot der aarde, zeide men, werd de aardkorst ook soms aan het trillen gebracht en deze beweging vormde eene aardbeving.
Anderzijds, wanneer overvloed van water in den bodem aanwezig was, veranderde dit water, onder den invloed der heete massa, in damp, en zocht eenen uitweg, met een onweerstaanbaar geweld gedeelten van gesmolten stoffen, lava's, uit het binnenste der aarde medesleurende.
De hedendaagsche geologen ontkennen niet dat het vuur der aarde eene aarbeving kan te weeg brengen, maar zij geven ook nog eene andere oorzaak op van dit natuurverschijnsel, namelijk de werkingen van het water. Inderdaad, het water van den regen, de gesmolten sneeuw enz. dringen in den grond, lossen stoffen op, maken
| |
| |
andere vloeibaar, verplaatsen lagen en vormen holten, doordat het water, dat uit de aarde, uit de bronnen b.v. te voorschijn komt, groote hoeveelheden vaste stoffen medevoert. Proefnemingen hebben bewezen, dat het bronwater, hoe helder het ook schijne, nooit volkomen zuiver is, en zandkorrels en kalk en andere vaste zelfstandigheden bevat.
De holten, die aldus gedurig, onophoudelijk in den schoot der aarde gevormd worden, storten onvermijdelijk van tijd tot tijd in en aldus ontstaan er bewegingen der aardkorst, die aardbevingen geheeten worden, en die soms over een grooten omtrek plaats hebben, omdat al de deelen der aardkorst met elkander in verband staan.
Hoe worden heden de vulkanische uitbarstingen uitgelegd?
Zooals men weet, bestaat de bodem niet enkel uit steenachtige stoffen, maar ook uit dierlijke en plantaardige zelfstandigheden, die verrotten en zeer brandbaar zijn.
Al die organische overblijfselen ondergaan veranderingen, die koolzuur, ammoniak en water voortbrengen.
Door de voortdurende ontwikkeling van deze lichamen vormen zich olie- en teerachtige massa's, die soms uit verschillende lagen naar buiten komen en die wij heeten nafta, bitumen, asphalt enz.
Enkele aardlagen echter, met verrotte stoffen gevuld, worden soms door de werkingen van het water losgemaakt en veranderd in een slijkachtige brij, die meer dan eens klonterig gemaakt wordt door grove steenbrokken. Het gebeurt niet zelden dat deze brij zoo week wordt, dat zij de bovenliggende massa's niet meer kan dragen en eenen uitweg zoekt langs de openingen in de aardkorst. Maar de wrijving verwekt in die opgeperste aardbrij eene zoodanige warmte, dat niet slechts het koolzuur overspannen, maar zelfs het water in damp veranderd
| |
| |
wordt. Dan verandert de vreedzame uitvloeiing in eene uitbarsting, waardoor de brandbare stoffen eveneens ontvlammen en de brijachtige massa's, vermengd met water, koolzuur, brandbare gassen, doordrongen van aardolie en pek, hevig naar buiten geslingerd worden, onder een schrikverwekkend gedruisch en vreeselijke vuurverschijnselen. Het is bijna onnoodig hier bij te voegen dat, op hoe grooter diepte in den aardbodem de verweekte steenmassa's liggen, des te warmer zij zijn en des te heviger de wrijving wordt ten gevolge, der drukking der bovenliggende massa's zoodat die warmte daardoor nog verhoogt.
***
Het naderen van eene vulkanische uitbarsting wordt gewoonlijk aangekondigd door eene kolom van rook, die loodrecht uit den krater komt en die, bij zacht weder, soms driemaal zoo hoog stijgt als de hoogte van den berg.
Alsdan spreidt de rook zich uit en vormt eene zoo dikke laag, dat zij de zonnestralen onderschept.
Eenige dagen vóór de uitbarsting wordt de kolom korter, maar breeder en weldra zakt zij gansch ineen op den vulkaan dien zij omhult met eene groote, zwarte wolk.
Alsdan begint de grond te bewegen; onder de voeten worden doffe knallen gehoord, die heviger en heviger worden en weldra de vervaarlijkste donderslagen overtreffen. Eensklaps komt eene kolom vuur van twee tot drie duizend meter hoogte uit den krater te voorschijn, en de wolk, die boven den berg hing, krijgt eene vuurroode kleur. Weldra schijnt ook het uitspansel in lichtlaaie vlam te staan. Millioenen en millioenen glinsters schijnen te wedijveren om het bovenste gedeelte der vuurkolom te bereiken en vallen dan terug als een vuurregen, op de hellingen van den berg. Deze glinsters, die in de
| |
| |
verte zoo klein schijnen, zijn gloeiende blokken, die soms verschillende meters groot zijn en die in hunnen val de sterkste gebouwen kunnen verbrijzelen.
Maar van uit het diepste van den berg, stijgt een vloed van gesmolten mineralen, en de krater vormt weldra een meer, waarvan de glans zoo oogverblindend is als die der zonneschijf. Weldra is de krater echter geheel vol en de vloeibare gloeiende massa loopt nu de hellingen af.
De grond scheurt open en langs de barsten komen zich nieuwe stroomen van kokend metaal uitstorten. Niets weerstaat aan dezen vloed: eeuwenoude eiken worden als stroohalmen vernield, de dikste muren worden verkalkt en vallen in, de hardste rotsblokken worden vergruisd.
Voor den mensch en voor de dieren is de vlucht het eenigste middel om te ontkomen aan een gewissen, ijselijken dood. Soms na eenige uren, soms na dagen neemt het uitloopen der lava een einde.
Alsdan ontsnappen opnieuw de gassen en de dampen aan de ingewanden der aarde maar met meer geweld dan ooit, daar zij verlost zijn van de drukking der vloeibare massa, en zij sleuren -in hunne vaart ontzaglijke hoopen gloeiende asch mede, die weldra gansch het omliggende verwoest, of zelfs, door de winden, op honderden mijlen afstand gevoerd wordt.
Het is onder de asch van den Vesuvius dat Pompei bedolven werd in het jaar 79 onzer tijdrekening en dat een stad der Oudheid voor ons bewaard bleef.
Talrijke uitbarstingen hebben overigens in den loop der eeuwen plaats gehad en de ramp van Martinique, hoe vreeselijk zij ook was, is nog gering in vergelijking met sommige andere gebeurtenissen van denzelfden aard.
De dagbladen hebben de lijst medegedeeld der groote
| |
| |
vulkanische uitbarstingen, die plaats hadden sedert Christus geboorte:
|
|
Dooden |
79 |
Pompeï en Herculanum |
50,000 |
1667 |
Sjemacha in Caucasus |
80,000 |
1692 |
Port-Royal op Jamaïca |
3,000 |
1693 |
Sicilië, 54 steden en 300 dorpen Catania begraven |
100,000 |
1703 |
Jedo, in Japan, volledige vernieling |
210,000 |
1731 |
Hsinen-Hoa, noorden van Peking |
120,000 |
1746 |
Lima en Callao, in Peru |
18,000 |
1751 |
Port-au-Prince, op Haïti |
3,000 |
1755 |
Anito, in Equateur |
5,000 |
1755 |
Lissabon |
50,000 |
1767 |
Martinique |
600 |
1788 |
Sainte-Lucie |
900 |
1797 |
In de Andes van Peru en Columbia |
40,000 |
1812 |
Caracas |
12,000 |
1839 |
Port-Royal in Martinique |
700 |
1842 |
Cap-Haïtien |
4,000 |
1843 |
Pointe-à-Pitre |
|
1859 |
Anito, in Equateur |
5,000 |
1868 |
Arequipa, Iquique, Tucua, etc., Peru |
20,000 |
1883 |
Java (Krakatoa) |
35,000 |
1895 |
Kamaïchi (Japan), vulkaan en springtij |
51,000 |
1902 |
Sjemacha (Caucasus) |
4,000 |
1902 |
Guatemala |
700 |
1902 |
Saint-Pierre |
40,000 |
Te samen 8,639,000 slachtoffers sinds 19 eeuwen, zonder de kleine rampen te rekenen.
De beroemdste dezer uitbarstingen is voorzeker die van van den Vesuvius, maar zij is genoegzaam bekend, opdat wij er langer zouden over spreken.
Bij de uitbarsting van den Krakatoa, eene der moord- | |
| |
dadigste en tevens eene der belangwekkendste in aardrijkskundig opzicht, willen wij echter een tijdje stilstaan.
In Mei 1883 ontwaakte de vulkaan Krakatoa, zich verheffende op een onbewoond eilandje gelegen tusschen de eilanden Sumatra en Java. Eene der noordelijke hellingen scheurde open, en door de barsten sloegen vreeselijke vlammen in de hoogte, vergezeld van ontzettende knallen en ijselijke ontploffingen.
Na drie maanden gerommel en ontploffing verergerde de toestand eensklaps en eenige uren waren voldoende om de vorming van de Soenda-straat volkomen te wijzigen. Het gedruisch was zoo hevig dat men op Batavia, op 150 kilometer afstand aan eene verschrikkelijke ontploffing dacht in het omliggende.
Men hoorde ze in de zeeën die de Soenda-eilanden en zuidelijk China bespoelen, zelfs in de golf van Bengalen en in een gedeelte van den Indischen Oceaan, en overal vroeg men zich af, welke vijandelijke vloten elkaar aldus mochten beschieten.
De schok beroerde de atmosfeer tot op eenen afstand, die kan geschat worden op het vierde der totale oppervlakte van de aarde.
De asch, die tot op 27 kilometer hoogte geslingerd werd, viel in dikke lagen rondom het eiland, dat in stukken en in brokken vloog; op 15 kilometer afstand lag de asch een meter hoog; op meer dan 150 kilometer, op Sumatra, lag ze, op zekere plaatsen, 5 en 6 centimeter dik; op 1,200 kilometer was het water van den Indischen Oceaan nog bedekt met eene dunne laag asch; men schat op 18 milliarden kubieke meters de rotsblokken die, onder den vorm van gruis en puimsteen, verplaatst werden.
Toen de asch verdwenen was en de scheepvaarders zich terug in de Soenda-straat mochten wagen, dan ontrolde zich voor hun oog een ontzettend en wonder- | |
| |
baar schouwspel: de steden Andjer en Tjaringi, op de kusten van Java en Beneawang en Tolokh-Betong, op die van Sumatra, waren verdwenen. Geen spoor meer op de oevers van de talrijke lachende dorpen; gansche bosschen weggemaaid; kapen vervangen door golven; en om de kroon op het werk te zetten, 35,000 menschenlevens vernietigd.
Van het eiland Krakatoa bleef slechts de vulkaan over. De twee derden van het eiland waren verdwenen en vervangen door eenen afgrond.
Maar indien hier de aarde verdwenen was, elders was zij te voorschijn gekomen.
De uitgestrektheid van het eiland Verlaten o.a. was bijna verdubbeld; het eiland Sebesi, dat vroeger bestond uit bosschen en dorpen, vormde nog slechts een witten, steenen kegel.
***
Men kent, voor het oogenblik, een duizendtal vuurspuwende bergen, waarvan er nog een driehonderdtal in werking zijn, maar degene die rusten, zijn ook zeer verdacht, want, volgens de oorkonden, werd de Vesuvius door de ouden voor geheel onschuldig aangezien, tot wanneer hij, in 79, de steden Herculanum en Pompeï bedolf.
Bijna al de vulkanen zijn in de onmiddellijke nabijheid der kusten gelegen, op het vasteland of in de oceanen, en gewoonlijk op die oevers, waar de diepte der zee de grootste tegenstelling aanbiedt met de verhevenheid van den naburigen grond,
In andere woorden, zij verheffen zich op de steilste hellingen van de plooien der aarde; dáár dus, waar de tegenstand der aardkorst het minste is.
De streek, die verleden week geteisterd werd door den Pelée, is op den boord gelegen van een oceanischen afgrond van 5000 meter.
| |
| |
Wij zullen aan den lezer de lange opsomming sparen der vulkanen, die over den aardbodem verspreid liggen; alleen willen wij, om deze korte verhandeling te eindigen, eenige bijzonderheden mededeelen over de Europeesche vuurspuwende bergen.
Drie plaatsen zijn in Europa als vulkanische haarden bekend: IJsland, Napels en het naburige Sicilië met de eilanden, die het omringen.
De meest bekende vuurspuwende berg van IJsland is de Hekla, gelegen tusschen met sneeuw bedekte ijstoppen.
Men zegt, en het is gemakkelijk te gelooven, dat de uitbarsting van dezen vulkaan eene der prachtigste natuurschoonheden oplevert, die men uitdenken kan.
De Vesuvius in Italie is de klassieke vulkaan van Europa en de Etna, op Sicilië, is eveneens door geschiedschrijvers en dichters ontelbare malen beschreven en bezongen geworden.
De Vesuvius is zoo oud niet als de Etna, maar zijne uitbarstingen zijn veel talrijker geweest.
De krater van de Etna, evenals die van de Hekla, bestaat uit zwarte slakken, brokken lava, basalt en zwavel.
De eilanden Lipari, bij Sicilië, bezitten twee middelpunten van vulkanische werking: de Stromboli en de Volcana.
De Stromboli heeft sedert 2000 jaren geen oogenblik opgehouden vuur, rook en gloeiende stoffen uit te werpen.
Het geheele eiland Stromboli is uit slakken, lava en andere uitwerpselen van den vulkaan gevormd.
Ziedaar de voornaamste vuurspuwende monden van Europa. Andere deelen van dit vasteland, Spanje en Frankrijk b.v., bezitten ook nog wel eenige vulkanische middens, maar sedert langen tijd zijn zij niet meer in werking tot groote rust der bevolking.
Alfred Van Geluwe.
|
|