Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 7
(1902)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 202]
| |
Een gelijktijdig Engelsch lied over den Gulden-sporenslag.‘Zoo onverwacht was die overwinning te Kortrijk’, schreven wij in Vlaanderens Vrijmaking, ‘zoo wonderbaar scheen die zegepraal, dat ze tot in Oostenrijk en Duitschland, als een Europeesche gebeurtenis van de hoogste beteekenis, weerklank vond.’ En inderdaad, we vinden nauwelijks eene uitheemsche kroniek die, zoo niet enkele bladzijden, dan toch enkele volzinnen aan dien strijd heeft gewijd. In proza zijn er zeer talrijke beschrijvingen of vermeldingen aan te wijzen; maar ook in verzen zijn er ons eenige gespaard gebleven. Behalve den Spieghel Historiael en de Brabantsche Yeesten van de bekende Dietsche dichters Lodewijk van Velthem en Jan Boendaele, en zelfs later in de 15e eeuw de Rijmkronijk van Vlaenderen door eenen ongenoemde geschreven, bezitten we in het Fransch la Branche des Royaus Lignages van Guillaume Guiart en de Chronique rimée van den Parijschen burger Geoffroy de Paris. In het Latijn schreef een priester der omstreken van Ninove, Gijselbrecht van Outre, enkele strophen over 't begin van den strijd tusschen de Vlamingen en Philips den Schoone, en Warnkoenig heeft in zijne Histoire de Flandre ons nog zes Latijnsche verzen over den Sporenslag meegedeeld welke hij in het Handschrift der Gentsche kroniek van Jan van Thielrode, op de Bibliotheek te Gent had gevonden. Die bronnen zijn meer bekend; doch minder is men | |
[pagina 203]
| |
in Vlaanderen vertrouwd met het uitgebreide horsd'oeuvre dat de gelijktijdige ridder Ottokar van Stiermarken in zijne Oesterreichische Reimchronik aan de Vlaamsche gebeurtenissen van 't einde der 13de en 't begin der 14de eeuw heeft gewijd. In ruim 500 honderd verzen bezingt hij den Slag zelf, zeer onnauwkeurig weliswaar, doch bezield met eenen ongemeenen haat tegen Philips den Schoone. Ditzelfde anti-fransch gevoelen ademen de Oudfransche verzen van den kanunnik te Bridlington, Pieter van Langtoft, bij York: Chéu est sur France la confusion;
Tant cum le sècle dure, en chascune region
La honte ert perdurable et fet en mokeyson
Al rey Phelip de France et à sa nacion.
Buiten dit gerijmd proza, dat niets met de dichtkunst gemeens heeft, biedt ons de letterkundige werkzaamheid van dien tijd een merkwaardig lied aan, in Zuid-Engeland gedicht. Het valt niet te betwijfelen dat dit oude Engelsche lied nog in hetzelfde jaar 1302 en onmiddellijk na den strijd werd opgesteld; dit blijkt uit de laatste verzen die duidelijk van den nieuwen tocht van September 1302, door Philips den Schoone tegen de Vlaamsche grenzen gericht, niets weten. Na een aanhef, waarin het glorierijke feit van den ‘Woensdag’11 Juli herinnerd wordt (v. 1-8), geeft de dichter een tamelijk duister relaas van den eersten opstand te Brugge onder Pieter De Coninc (v. 9-32). Onder den naam van ‘baljuws’ verstaat hij natuurlijk de poorters-schepenen die omkwamen in die eerste slachting. Verder verhaalt de onbekende zanger de legervaart van Jacob de Châtillon tegen Brugge op 16-17 Mei (v. 33-36), en de Brugsche Metten die daarop volgden (v. 36-48). Meer dan zestig verzen worden aan den Sporenslag besteed | |
[pagina 204]
| |
(v. 49-112), waaronder éen dat een aardig woordenspel op den naam van De Coninc bevat: ‘Wij zullen villen de Conyng en roosten zijne nier;’ het woord conyn wezende insgelijks het oude Engelsche woord om dien bloedverwant van den haas te bestempelen. In de overwegingen die het lied eindigen, en waarvan de zeven laatste verzen zeer waarschijnlijk een bijvoegsel vormen, noemt men leukweg Philips den Schoone ‘den nieuwen paus,’ dit wegens zijne aanmatigingen tegenover Bonifacius VIII, wiens gezag hij ontkende. Evenals in al de Engelsche schriften van dien tijd waait er door 't gansche gedicht een wind van afkeer voor Frankrijk, zonder dat nochtans de schrijver eenige voorliefde voor de Vlamingen betuigt. Inderdaad, was het Fransche koningdom de natuurlijke vijand van Engeland, tusschen de Vlamingen en de Engelschen bestond er ook sedert lang op zee eene hevige oneenigheidGa naar voetnoot(1), en de ongelukkige tocht van Eduard I op het vasteland in 1297-1298, die de Britten ten hoogste vergramdeGa naar voetnoot(2), had die vijandschap nog vermeerderd. De eerste betrekkingen tusschen de zegevierende prinsen van het huis van Dampierre en den Engelschen koning werden slechts in December 1302 aangeknoopt. Dit lied is bevat in een Handschrift, dagteekenende uit 't begin der 14de eeuw en voortkomende uit de abdij Leominster in Herfordshire, nu bewaard in het Britisch Museum, Coll. Harley nr 2253; het werd reeds meermalen uitgegeven o.a. door Wright, Political songs, blz. 187; Ritson, Ancient songs, d. I, blz. 51; Boeddeker, | |
[pagina 205]
| |
Altenglische Dichtungen, blz. 116; Van Vloten, Nederlandsche Geschiedzangen (1852), deel I, blz. 24; en ten laatste, met een Latijnsche moderne vertaling, door F. Liebermann, in de aanmerkingen bij zijne uitgave van de uittreksels der Flores Historiarum toegeschreven aan Matthias van Westminster (Monumenta Germaniae Historica, d. XXVIII, blz. 496-499). Lustneth, lordinges, bothe jonge ant oldeGa naar voetnoot(1),
of the Freynsshe men that were so proude ant bolde,
hou the Flemmysshe men bohten hem ant solde
upon a wednesday.
5.[regelnummer]
Betere hem were at home in huere londe
then forte seche Flemmyshe by the see stronde,
whare thourh moni Frenshe wyf wryngeth hire honde
ant singeth ‘Weylaway!’ -
The kyng of Fraunce made statuz newe
10.[regelnummer]
in the lond of Flaundres, among false ant trewe,
that the commun of Bruges ful sore con arewe,
___________________________________________________________________ Luistert, mijnheeren, beide jonge en oude
van de Franschmannen die waren zoo fier en zoo stout,
hoe de Vlamingen hen kochten en verkochten
op eenen Woensdag.
Beter was 't hun te huis in hun land
dan op te zoeken de Vlamingen bij het zeestrand,
waardoor menig Fransch wijf wringt hare handen
en zingt: ‘o wee! o wee!’
De koning van Frankrijk maakte nieuwe wetten
in het land van Vlaanderen, waaronder valsche en trouwe,
dat het commuun van Brugge viel aan 't klagen
| |
[pagina 206]
| |
ant seiden amonges hem:
‘Gedere we us to gedere hardilyche at ene,
take we the bailifs bi tuenty ant by tene,
v. 15.[regelnummer]
clappe we of the hevedes an onen o the grene,
ant caste we y the fen!’
The webbes ant the fullaris assembleden hem alle
ant makeden huere consail in huere commune halle;
token Peter Conyng huere kyng to calle
v. 20.[regelnummer]
ant beo huere cheventeyn.
Hue nomen huere rouncyns out of the stalle
and closeden the toun with inne the walle;
sixti baylies ant ten hue maden adoun falle
ant moni another sweyn.
v. 25.[regelnummer]
Tho wolde the baylies that were com from Fraunce
dryve the Flemisshe that made the destaunce;
hue turnden hem ajeynes with suerd ant with launce,
___________________________________________________________________ en zeiden onder elkaar:
‘Gâren we ons te gader stoutelijk terstond,
nemen we de baljuws met twintig en tien,
slaan we af de hoofden dadelijk in de weide,
en werpen ze in het veen!’
De wevers en de volders vergaderden allen
en hielden hunnen raad in hunne gemeente halle,
namen Pieter Conyng om hunnen koning te heeten
en te wezen hunnen hoofdman.
Ze namen hunne paarden uit de stallen
en sloten de stad binnen de wallen;
zestien baljuws en nog tien deden ze toen vallen
en menig ander serjant.
Toen wilden de baljuws gekomen uit Frankrijk,
verdrijven de Vlamingen, die maakten den opstand;
ze wenden zich tegen hen met zwaard en met lans,
| |
[pagina 207]
| |
stronge men ant lyht.
Y telle ou for sothe: for al huere bobaunce,
v. 30.[regelnummer]
ne for the avowerie of the kyng of Fraunce,
tuenti score ant fyve haden ther meschaunce
by day ant eke by nyht.
Sire Jakes de Seint Poul, y herde hou hit was,
sixtene hundred of horsmen asemblede o the gras;
v. 35.[regelnummer]
he wende toward Bruges ‘pas pur pas’
with swithe gret mounde.
The Flemmysshe yherden telle the cas,
agynneth to clynken huere basyns of bras,
ant al hem to dryven, ase ston doth the glas,
v. 40.[regelnummer]
ant fellen hem to grounde.
___________________________________________________________________ sterke mannen en lichte.
Ik zeg u voorwaar: door al hun verwaandheid,
ondanks den steun van den koning van Frankrijk,
twintig twintigtallen en vijf vonden hun ongeluk
bij dag en ook bij nacht.
Sire Jaak de Saint-Pol, ik hoorde hoe het was,
verzamelde zestien honderd ruiters op 't gras;
hij ging naar Brugge ‘pas pour pas’
met zeer veel volk.
De Vlamingen hoorden zeggen 't geval,
begonnen te klinken hunne kommen van bronsGa naar voetnoot(1),
en ze allen te verbrijzelen, als een steen doet het glas,
en ze vellen ten gronde.
| |
[pagina 208]
| |
Sixtene hundred of horsmen hede ther here fyn,
hue leyjen y the stretes ystyked ase swyn;
ther hue loren huere stedes ant mony rouncyn
thourh huere oune prude.
v. 45.[regelnummer]
Sire Jakes ascapede, by a coynte gyn,
out af one posterne, ther me solde wyn,
out of the fyhte hom to ys yn
in wel muchele drede.
Tho the kyng of Fraunce yherde this, anon
v. 50.[regelnummer]
assemblede he is dousse pers everuchon,
the proude eorl of Artoys ant other monyon,
to come to Paris.
The barouns of Fraunce thider conne gon,
in to the paleis that paved is with ston,
v. 55.[regelnummer]
to iugge the Flemisshe to bernen ant to slon
thourh the Flour de lis.
Thenne seide the kyng Phelip: ‘Lustneth nou to me,
___________________________________________________________________ Zestien honderd ruiters hadden hier hun eind',
ze lagen in de straten gestoken lijk zwijnen,
daar verloren ze hunne dravers en menig “ronchijn”
door hun eigen overmoed.
Sire Jacob ontsnapte, door een kundige list,
langs eene posterne, waar men verkocht wijn,
uit het gevecht naar huis in zijn herberg
met zeer groote vrees.
Toen de koning van Frankrijk dit hoorde, alweer
vergaderde hij zijne twaalf pairs allemaal,
de fiere graaf van Artois en anderen menigeen,
te komen naar Parijs.
De baronnen van Frankrijk daar kwamen gegaan,
in het paleis dat geplaveid is met steen,
te veroordeelende Vlamingen tot branden en tot slaan.
door de Fleur de Lis.
Toen zeide de koning Philips: Luistert nu naar mij,
| |
[pagina 209]
| |
Myn eorles ant my barouns, gentil ant fre!
Goth, faccheth me the traytours ybounde to my kne
v. 60.[regelnummer]
hastifliche ant blyve!’
Tho suor the eorl of Seint Poul: ‘Par la goule Dé!
we shule facche the rybaus wher thi wille be
ant drawen hem [with] wilde hors out of the countre
by thousendes fyvi’.
v. 65.[regelnummer]
‘Sire Rauf de Nel’, sayth the eorl of Boloyne,
‘nus ne lerrum en vie chanoun ne moyne -
wende we forth anon riht with oute eny assoygne! -
ne no lyves man.
We shule flo the Conyng ant make roste is loyne -
v. 70.[regelnummer]
the word shal springen of him in to Coloyne,
so hit shal to Acres ant in to Sesoyne -
ant maken him ful wan.’
Sevene eorles ant fourti barons y tolde,
___________________________________________________________________ mijne graven en baronnen, edel en vrij!
Gaat, haalt mij die verraders gebonden voor mijn knie
haastig en snel!
Dan zwoer de graaf van St-Pol: ‘Par la gueule de Dieu!
wij zullen halen deze ribauden waar zij zullen zijn
en sleuren ze met wilde paarden uit hun land
bij vijf duizenden’.
‘Sire Raoul de Nesle’, zei de graaf van Boulogne,
‘nous ne lai[sse]rons en vie chanoine ni moine,
(rijden we aanstonds vooruit zonder eenig verzuim!),
noch eenig levend man.
Wij zullen villen het “Conyng” en doen roosten zijne lende
(zijne faam zal springen van hier tot Keulen,
en ook tot aan Akers en tot in Saksen)
en maken hem vol vrees.’
Zeven graven en veertig baronnen ik telde,
| |
[pagina 210]
| |
fiftene hundred knyhtes, proude and swythe bolde,
v. 75.[regelnummer]
sixti thousent swyers, among junge ant olde,
Flemmisshe to take.
The Flemmisshe hardeliche hem come tojeynes,
this proude Freinsshe eorles, huere knyhtes ant huere sweynes
aquelleden ant slowen by hulles ant by pleynes,
v. 80.[regelnummer]
al for huere kynges sake.
This Frenshe come to Flaundres so liht so the hare;
er hit were mydnyht, hit fel hem to care;
hue were laht by the net, so bryd is in snare,
with rouncin ant with stede.
v. 85.[regelnummer]
The Flemmisshe hem dabbeth o the het bare;
hue nolden take for huem ransoun ne ware,
hue doddeth of huere hevedes, fare so hit fare,
ant thare to haveth hue nede.
___________________________________________________________________ vijftien honderd ridders, fier en zeer stout,
Zestig duizend schildknapen, waaronder jong en oud,
om de Vlamingen te vatten.
De Vlamingen dapperlijk kwamen hun tegemoet,
en deze fiere Fransche graven, hunne ridders en soldaten
keelden en sloegen op heuvels en pleinen,
al voor hun konings zaak.
Deze Franschen kwamen in Vlaanderen zoo licht als de haas,
eer 't was middernacht, zoo viel het hun hard;
ze werden gevangen in 't net, als een vogel in 't strop,
met ronchijn en met draver.
De Vlamingen sloegen ze op het bloot hoofd;
ze wilden nemen noch rantsoen noch waarde,
ze kapten af hunne koppen, kome er af wat wil,
en daartoe hadden ze noodzakelijkheid.
| |
[pagina 211]
| |
Thenne seyth the eorl of Artois: ‘Y jelde me to the,
v. 90.[regelnummer]
Peter Conyng, by thi nome, jef thou art hende ant fre,
that y ne have no shame ne no vylte,
that y ne be noud ded.’
Thenne swor a bocher: ‘By my leaute
shalt thou ner more the kyng of Fraunce se,
v. 95.[regelnummer]
ne in the toun of Bruges in prisone be:
thou woldest spene bred!’
Ther hy were knulled y the putfalle,
this eorles ant barouns, ant huere knyhtes alle -
huere ledies huem mowe abide in boure ant in halle
v. 100.[regelnummer]
wel longe;
for hem mot huere kyng other knyhtes calle,
other stedes taken out of huere stalle -;
ther hi habbeth dronke bittrere then the galle,
___________________________________________________________________ Dan zei de graaf van Artois: ‘Ik geef me over aan u,
Peter Conyng, by uw naam, zóo gij zijt eerlijk en vrij,
dat ik hebbe noch schaamte noch oneer,
dat ik niet worde gedood.’
Dan zwoer een beenhouwer: ‘Bij mijn trouw,
gij zult nimmer den koning van Frankrijk zien,
noch in de stad Brugge in het gevang zijn,
ge zoudt er verteren ons brood!’
Daar werden ze geworpen in de gracht,
deze graven en baronnen en hunne ridders allen -
hunne vrouwen verwachtten hen in kamer en in halle
wel lange;
in hun plaats moet de koning andere ridders roepen,
andere dravers nemen uit hunne stallen -
daar hebben ze gedronken bitterder nog dan galle
| |
[pagina 212]
| |
upon the drue londe.
v. 105.[regelnummer]
When the kyng of Fraunce yherde this tydynge,
he smot doun is heved, is honden gon he wrynge,
thourhout al Fraunce the word bygon to springe;
wo wes huem tho!
Muche wes the sorewe ant the wepinge
v. 110.[regelnummer]
that wes in Fraunce among olde ant jynge;
the meste part of the lond bygon forte synge:
‘Alas!’ ant ‘weylawo!’
Awey, thou junge pope! whet shal the to rede?
Thou hast lore thin cardinals at thi meste nede,
v. 115.[regelnummer]
ne keverest thou hem nevere for nones kunnes mede,
for sothe y the telle.
Do the forth to Rome to amende thi misdede,
bide gode halewen, hue lete the betere spede!
___________________________________________________________________ op het droge land.
Als de koning van Frankrijk hoorde deze tijdinge,
sloeg hij neêr zijn hoofd, begon zijne handen te wringen,
door gansch Frankrijk het nieuws begon te springen;
wee was hun toen!
Groot was de droefheid en de weeninge
die was in Frankrijk onder ouden en jongen;
het meeste deel van 't land begon te zingen:
‘Eilaas!’ en ‘wee! o wee!’
Ga weg, gij nieuwe paus! Wat zult gij beraden?
gij hebt verloren uwe kardinalen in uwen grooten nood;
nooit krijgt gij ze weder voor welken prijze ook,
voorwaar ik zeg het u.
Vertrek naar Rome om te beteren uwe misdaden,
bid de goede heiligen, dat ze u laten beteren voorspoed!
| |
[pagina 213]
| |
Bote thou worche wysloker, thou losest lond ant lede,
v. 120.[regelnummer]
the coroune wel the felle.
Alas, thou seli Fraunce! for the may thunche shome,
that ane few ffullaris maketh ou so tome:
sixti thousent on a day hue ma[den] fot lome,
with eorl ant (with) knyht,
v. 125.[regelnummer]
Herof habbeth the Flemysshe suithe god game,
ant suereth bi seint Omer ant eke bi seint Jame,
jef hy ther more cometh, hit falleth huem to shame
with huem forte fyht.
I telle ou for sothe: the bataille thus bigon
v. 130.[regelnummer]
bituene Fraunce ant Flaundres, hou hue weren fon;
vor Vrenshe the eorl of Flaundres in prison heden ydon
with tresoun untrewe.
___________________________________________________________________ Tenzij gij wijzer handelt, gij verliest land en lieden,
de kroon zal u ontvallen.
Eilaas! gij dom Frankrijk! want u mag 't dunken een schande,
dat eenige weinige volders maakten u zoo tam:
zestig duizend in éen dag maakten ze er lam,
met graven en ridders,
Hieraf hebben de Vlamingen zeer goed spel,
en zweren bij St-Omaar en ook bij St-Jacob,
dat indien ze nog weer kwamen, het valt hun tot schaamte
met hen te vechten.
Ik zeg u voor waar: hoe de strijd begon
tusschen Frankrijk en Vlaanderen, hoe ze werden vijanden;
want de Franschen den graaf van Vlaanderen in 't gevang hielden
door ontrouw verraad.
| |
[pagina 214]
| |
Jef the prince of Walis his lyf habbe mote,
hit falleth the kyng of Fraunce bittrore then the sote:
v. 135.[regelnummer]
bote he the rathere ther of wolle do bote,
wel sore hit shal hym rewe.
___________________________________________________________________ Indien de prins van Wallis zijn leven moet hebben,
zoo valt het den koning van Frankrijk bitterder dan roet:
tenzij hij veel meer daarvoor wil boeten,
wel zeer zal het hem rouwen.
V. Fris. Geeraardsbergen, Mei 1902. |
|