Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tweede Ronde. Jaargang 7 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tweede Ronde. Jaargang 7
Afbeelding van De Tweede Ronde. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Tweede Ronde. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.73 MB)

Scans (38.27 MB)

ebook (7.78 MB)

XML (1.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tweede Ronde. Jaargang 7

(1986)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 60]
[p. 60]

Anthologie

[pagina 61]
[p. 61]

Hommage aan Hendrik de VriesGa naar voetnoot*
Drie vertalingen

Castilië

Naar Unamuno
 
Land van Castilië, uw vereelte handpalm
 
Verheft mij naar de hemel, naar uw Heer:
 
Uw Heer die u verkwikt na starre brandwalm
 
Van moordend weer.
 
 
 
Forsch land, welks heldre kim geen mist laat speuren,
 
Moeder van kracht, van durf en riddereer -
 
Hoe kleedt zich 't heden hier in de eedle kleuren
 
Van 't grootsch weleer!
 
 
 
Tegen 't hol welfsel uwer hemelweiden
 
Grenzen uw akkers naakt, vol gruis van rots;
 
Eén enkle top schijnt zich alom te breiden:
 
Eén outer Gods.
 
 
 
De zon tot wieg, tot graf, tot heiligdom,
 
Zijt ge ook de tempel waar mijn geestesvlucht
 
Uit stijgt, en waar ze in weerkeert. 't Is alom
 
De zuivre lucht
 
 
 
Van toppen, wat men proeft bij 't ademhalen,
 
En, geeft mijn zang uw reinheid waardig weer,
 
Zoo moog dit lied naar lager aarde dalen
 
Uit klaarder sfeer.

Castilla

 
Tú me levantas, tierra de Castilla,
 
en la rugosa palma de tu mano,
 
al cielo que te enciende y te refresca,
 
al cielo, tu amo.
 
 
 
Tierra nervuda, enjuta, despejada,
 
madre de corazones y de brazos,
 
toma el presente en ti viejos colores
 
del noble antaño.
 
 
 
Con la pradera cóncava del cielo
 
lindan en torno tus desnudos campos,
 
tiene en ti cuna el sol y en ti sepulcro
 
y en ti santuario.
 
 
 
Es todo cima tu extensión redonda
 
y en ti me siento al cielo levantado,
 
aire de cumbre es el que se respira
 
aquí, en tus páramos.
 
 
 
¡Ara gigante, tierra castellana,
 
a ese tu aire soltaré mis cantos,
 
si te son dignos bajarán al mundo
 
desde lo alto!
[pagina 62]
[p. 62]

De ruiter

Naar Antonio Machado
 
Hij voer te paard in een ongastvrij hoogland,
 
En de avond viel over aschgrauwe rotsen.
 
De looden kogel van het noodweer dreunde
 
Van berg tot berg.
 
Toen, bij een schelle bliksem,
 
Sloeg 't paard aan 't steigren langs een ruw gevaarte,
 
Onder een pijnboom door.
 
Met strakke teugel
 
Trok hem de ruiter naar de weg terug.
 
 
 
Wat had zijn oog aanschouwd? Verflarde wolken.
 
Daarbinnen de scherptoegespitste toppen
 
Van andre ketens, verder nog en hooger.
 
En 't had geschenen als een steenen weerlicht.
 
Zag hij 't gelaat van God? Neen: van zijn liefste.
 
Hij riep: ‘Te sterven in dat koud gebergte!’

El amor y la sierra

 
Cabalgaba por agria serranía,
 
una tarde, entre roca cenicienta.
 
El plomizo balón de la tormenta
 
de monte en monte rebotar se oía.
 
Súbito, al vivo resplandor del rayo,
 
se encabritó, bajo de un alto pino,
 
al borde de una peña, su caballo.
 
A dura rienda le tornó al camino.
 
Y hubo visto la nube desgarrada.
 
y, dentro, la afilada crestería
 
de otra sierra más lueñe y levantada
 
- relámpago de piedra parecia -.
 
¿Y vio el rostro de Dios? Vio el de su amada.
 
Gritó: ¡Morir en esta sierra fria!

Soledád Montóya

Naar Lorca
 
De pikhouweelen der hanen
 
Delven al zoekend naar de ochtend,
 
Wanneer Soledád Montóya
 
Daalt over donkere rotsen.
 
Haar lichaam dof kopergeel
 
- Geur van paarden, schaduwvochtig -;
 
Bolronde gezangen zuchten,
 
Berookte aambeelden, haar borsten.

Romance de la pena negra

 
A José Navarro Pardo.
 
 
 
Las piquetas de los gallos
 
cavan buscando la aurora,
 
cuando por el monte oscuro
 
baja Soledad Montoya.
 
Cobre amarillo, su carne,
 
huele a caballo y a sombra.
 
Yunques ahumados sus pechos,
 
gimen canciones redondas.
[pagina 63]
[p. 63]
[Nederlands]
 
‘Soledád, wat komt ge zoeken
 
Zoo vroeg, alleen op de rotsen?’
 
‘Ik zoek wat ik zoeken wil:
 
Mijn zorg is mijn eigen zorg;
 
Ik zoek, wat ik zoeken wil:
 
Mijzelf, mijn eigen genot.’
 
‘Soledád, kind van mijn onrust:
 
Wanneer de paarden gaan hollen
 
Ontmoeten ze eindlijk de zee -
 
Ze vinden 't graf in de golven.’
 
‘O spreek mij niet van de zee.
 
Waar zwarte ellende komt botten
 
Dat is in de olijvenhof
 
Onder 't geritsel van 't lommer.’
 
‘Soledád, welk zwaar verdriet,
 
Hoe deerniswaardige kommer:
 
Gij schreit het sap van limoenen,
 
Te bitter, door 't vurig dorsten.’
 
‘Verdriet! - In mijn huis gevangen
 
Ren ik als krankzinnig rond.
 
Ik sleur door alkoof en keuken
 
Mijn vlechten over de grond.
 
Verdriet! Mijn kleeren, mijn lichaam
 
Worden gitzwart als mijn lokken.
 
Wee mijn linnen hemd! Mijn dijen:
 
Rijke papavers, die dorren!’
 
‘Soledád, verkwik uw lichaam
 
Aan 't water, waar 't bruist en borrelt,
 
En gun, Soledád Montóya,
 
Uw hart rust van 't woedend kloppen.’
 
 
 
Beneden zong de rivier:
 
Een sluier van lucht en lommer.
 
Met bloesems van kalebassen
 
Kroont zich de dag, nieuw begonnen.
 
O smart, o gitanensmart
 
Van bronnen, te diep verborgen!
 
Altijd kuisch, altijd alleen! -
 
Helaas, hoe ver nog de morgen.
 
 
[Spaans]
 
Soledad, ¿por quién preguntas
 
sin compaña y a estas horas?
 
Pregunte por quien pregunte,
 
dime: ¿a ti qué se te importa?
 
Vengo a buscar lo que busco,
 
mi alegría y mi persona.
 
Soledad de mis pesares,
 
caballo que se desboca,
 
al fin encuentra la mar
 
y se lo tragan las olas.
 
No me recuerdes el mar,
 
que la pena negra, brota
 
en las tierras de aceituna
 
bajo el rumor de las hojas.
 
¡Soledad, qué pena tienes!
 
¡Qué pena tan lastimosa!
 
Lloras zumo de limón
 
agrio de espera y de boca.
 
¡Qué pena tan grande! Corro
 
mi casa como una loca,
 
mis dos trenzas por el suelo,
 
de la cocina a la alcoba.
 
¡Qué pena! Me estoy poniendo
 
de azabache, carne y ropa.
 
¡Ay mis camisas de hilo!
 
¡Ay mis muslos de amapola!
 
Soledad, lava tu cuerpo
 
con agua de las alondras.
 
y deja tu corazón
 
en paz, Soledad Montoya.
 
 
 
*
 
 
 
Por abajo canta el río
 
volante de cielo y hojas.
 
Con flores de calabaza,
 
la nueva luz se corona.
 
¡Oh pena de los gitanos!
 
Pena limpia y siempre sola.
 
¡Oh pena de cauce oculto
 
y madrugada remota!
voetnoot*
Ter ere van de onlangs negentig jaar geworden dichter, die ook als vertaler zijn sporen heeft verdiend. Bovenstaande vertalingen uit het Spaans zijn afkomstig uit ‘Romantische Rhapsodie’ (1939).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Miguel de Unamuno

  • Antonio Machado

  • Federico García Lorca


vertalers

  • Hendrik de Vries