• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring


  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9,47 MB)

Ongecorrigeerde ocr (1,26 MB)

Scans (37,90 MB)

ebook (11,05 MB)






Genre
proza
poëzie

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
De Tweede Ronde. Jaargang 9(1988)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De

[p. 169]

Vertaalde poëzie

[p. 170]

Drie gedichten
Chairil Anwar*
(Vertaling Alfred van der Helm)

Getweeën

 
Deze kamer wordt ons laatste nest
 
in een nacht zonder einde
 
 
 
Zij en ik, wij reiken enkel
 
naar het zwarte vlot
 
 
 
Zullen wij stranden
 
of zijn wij ten prooi
 
aan het duizelend draaien?
 
 
 
Je ogen verstenen violet
 
 
 
Omarmen wij elkaar nog wel
 
of volgen wij alleen de schaduw na?

Orang berdua

 
Kamar ini jadi sarang penghabisan
 
di malam yang hilang batas
 
 
 
Aku dan dia hanya menjengkau
 
rakit hitam
 
 
 
Kan terdamparkah
 
atau terserah
 
pada putaran pitam?
 
 
 
Matamu ungu membatu
 
 
 
Masih berdekapankah kami atau
 
mengikut juga bayangan itu?

De gescheidenen

 
De kamer leeg
 
een vale grauwe nacht
 
een schemering die aan den dood ontsteeg
 
 
 
Wij liggen eenzaam op de zwarte baar
 
en zullen weldra op de klippen stranden
 
 
 
drijven wij naar den dood
 
of in de ronde?
 
 
 
de rozen worden zwarter in uw haar
 
waar zijn uw handen?
 
 
 
H. MARSMAN
[p. 171]

Tot de bedelaar

 
Goed, goed, ik werp mij aan Zijn voeten
 
En zal voor al mijn zonden boeten
 
Maar staar mij alsjeblieft niet aan
 
Straks stremt mijn bloed nog in zijn baan.
 
 
 
Verhaal mij liever niet je leven
 
Het staat gekorven om je mond
 
Van etter druipt een open wond
 
Dat je al lopend af moet vegen.
 
 
 
Het klinkt mij tegen uit je tred
 
Waar je ook kijkt, ik hoor het zuchten
 
Ik zie het sijp'len uit de luchten
 
Waar jij maar komt, waar jij je zet.
 
 
 
Het komt mij in mijn dromen storen
 
En smakt mij aanstonds op de grond
 
Ik proef het schrijnen in mijn mond
 
En hoor het brullen in mijn oren.
 
 
 
Goed, goed, ik werp mij aan Zijn voeten
 
En zal voor al mijn zonden boeten
 
Maar staar mij alsjeblieft niet aan
 
Straks stremt mijn bloed nog in zijn baan.

Kepada peminta-minta

21
Baik, baik, aku akan menghadap Dia
22
Menyerahkan diri dan segala dosa
24
Tapi jangan tentang lagi aku
3
Nanti darahku jadi beku.
 
 
5
Jangan lagi kau bercerita
7
Sudah tercacar semua di muka
 
Nanah meleleh dari luka
 
Sambil berjalan kau usap juga.
 
 
13
Bersuara tiap kau melangkah
 
Mengerang tiap kau memandang
15
Menetes dari suasana kau datang
 
Sembarung kau merebah.
 
 
17
Mengganggu dalam mimpiku
18
Menghempas aku di bumi keras
19
Di bibirku terasa pedas
20
Mengaum di telingaku.
 
 
21
Baik, baik, aku akan menghadap Dia
22
Menyerahkan diri dan segala dosa
24
Tapi jangan tentang lagi aku
3
Nanti darahku jadi beku.

Tot den arme

1
Gij met uw' weiflend' handen
2
en met uw vreemden hoed,
3
uw aanblik stremt mijn bloed
4
en doet mij klappertanden.
 
 
5
Verhalen moet gij niet
6
Van uw eentonig leven,
7
het staat op u geschreven
8
Wat er met u geschiedt.
 
 
9
De letterteekens spelen
10
om uwen armen mond,
11
die kommervolle wond
12
waarlangs uw vingers streelen.
 
 
13
Het klinkt uit uwen tred,
14
het snikt in uwe kluchten,
15
het sijpelt uit de luchten
16
waar gij u nederzet.
 
 
17
Het komt mijn droomen storen
18
en smakt mij op den grond,
19
ik proef het in mijn mond,
20
het grinnikt in mijn ooren.
 
 
21
Ik zal ter kerke gaan
22
en biechten mijne zonden,
23
en leven met de honden,
24
maar staar mij niet zoo aan.
 
 
 
WILLEM ELSSCHOT
[p. 172]

Mijn huis

(Vertaling Jos Versteegen)
 
Mijn huis is opgetrokken uit gedichten
 
Door glas kun je de blik naar binnen richten
 
 
 
Ontvlucht ik het gebouw, het brede erf,
 
Ik kan de weg niet vinden als ik zwerf
 
 
 
Ik zet een tent op in de avondgloed
 
Die 's ochtends door de lucht is heengespoed
 
 
 
Mijn huis is opgetrokken uit gedichten
 
Hier is het dat ik een gezin zal stichten
 
 
 
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
 
Dat ik de avond niet meer halen zal
 
Laat honingzoete woorden stromen
 
Als mij die ene manen zal

Rumahku

27 April 1943
1,5
Rumahku dart unggun-timbun sajak
 
Kaca jernih dari luar segala nampak
 
 
3
Kulari dari gedoog lebar halaman
 
Aku tersesat tak dapat jalan
 
 
4
Kemah kudirikan ketika senjakala
4
Di pagi terbang entah ke mana
 
 
1,5
Rumahku dari unggun-timbun sajak
 
Di sini aku berbini dan beranak
 
 
9
Rasanya lama lagi, tapi datangnya datang
 
Aku tidak lagi meraih petang
 
Biar berleleran kata manis madu
 
Jika menagih yang satu

Woninglooze

1
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
2
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
3
Voor d'eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
4
Een tent werd door een stormwind meegenomen.
 
 
5
Allen in mijn gedichten kan ik wonen,
6
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
7
In steppen, stad en woud dat onderkomen
8
Kan vinden, deert mij geen bekommernis.
 
 
9
Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
10
Dat voor den nacht mij de oude kracht ontbreekt
11
En tevergeefs om zachte woorden smeekt,
12
Waarmee 'k weleer kon bouwen, en de aarde
13
Mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
14
Plek waar mijn graf in 't donker openbreekt.
 
 
 
SLAUERHOFF
*
In zijn in 1956 verschenen boek Chairil Anwar, pelopor Angkatan '45 (Chairil Anwar, voorloper van de Generatie van '45) plaatste de Indonesische letterkundige H.B. Jassin enkele verzen van Chairil naast Nederlandse verzen die duidelijk als inspiratiebron hadden gediend. Het ging om ‘Rumahku’ (Mijn huis), ‘Orang berdua’ (Getweeën) en ‘Kepada peminta-minta’ (Tot de bedelaar), die waren geënt op respectievelijk ‘Woningloze’ van Slauerhoff, ‘De gescheidenen’ van Marsman en ‘Tot den arme’ van Elsschot. Jassin deelde Chairils eerste twee gedichten in bij ‘oorspronkelijke poëzie’, het laatste rekende hij tot de ‘bewerkte poëzie’. De Nederlandse, Indonesische en vertaalde Indonesische teksten zijn hier afgedrukt. De cijfers in de marge van twee Indonesische originelen verwijzen naar de corresponderende regels in de gedichten van Slauerhoff en Elsschot.
Nadere informatie over Chairil Anwar is te vinden in de rubriek ‘Anthologie’.


Over dit hoofdstuk/artikel

Chairil Anwar

H. Marsman

Willem Elsschot

J. Slauerhoff


Jos Versteegen

Alfred van der Helm


27 april 1943