Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Tweede Ronde. Jaargang 17 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Tweede Ronde. Jaargang 17
Afbeelding van De Tweede Ronde. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Tweede Ronde. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.59 MB)

Scans (526.03 MB)

ebook (9.43 MB)

XML (1.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Tweede Ronde. Jaargang 17

(1996)– [tijdschrift] Tweede Ronde, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 180]
[p. 180]

Twintig gedichten
Fjodor Tjoettsjev
(vertaling Kees Jiskoot)

Rust

 
Het onweer was voorbij - nog rokend lag
 
een hoge eik, geveld door bliksemschichten;
 
grijsblauwe damp sloeg van zijn takken af
 
naar 't groen, dat na de bui weer helder lichtte.
 
En eerder al had, klaar, in menigvoud,
 
de zang van de gevederden weerklonken;
 
de regenboog stond wijdbeens op het woud,
 
zijn voeten in die groene zee verzonken.

Успокоение

 
Гроза прошла - еще курясь, лежал
 
Высокий дуб, перунами сраженный,
 
И сизый дым с ветвей его бежал
 
По зелени, грозою освеженной.
 
А уж давно, звучнее и полней,
 
Пернатых песнь по роще раздалася
 
И радуга концом дуги своей
 
В зеленые вершины уперлася.
 
 
 
1829

[Hier, waar de luchten zó laag hangen,]

 
Hier, waar de luchten zó laag hangen,
 
de hemel 't schrale land omsluit,
 
hier rust, door loden slaap bevangen,
 
Natuur van al haar werken uit...
 
 
 
Slechts enkele bleke berkebomen,
 
wat grijzig mos, een kale struik,
 
verstoren als benauwde dromen
 
de stilte van dit dodenrijk.

[Здесь, где так вяло свод небесный]

 
Здесь, где так вяло свод небесный
 
На землю тощую глядит, -
 
Здесь, погрузившись в сон железный,
 
Усталая природа спит...
 
 
 
Лишь кой-где бледные березы,
 
Кустарник мелкий, мох седой,
 
Как лихорадочные грезы,
 
Смущают мертвенный покой.
 
 
 
1829
[pagina 181]
[p. 181]

[Zoals, op hete as, papier]

 
Zoals, op hete as, papier
 
verbrandt en wat ligt na te gloeien,
 
en een discreet, haast dovend vuur
 
het woord, de zinnen doet verschroeien -
 
 
 
zo smeult van dag tot dag míjn leven
 
en zal ook dat in rook opgaan,
 
zo brand ook ik op, langzaamaan,
 
aan helse saaiheid prijsgegeven!..
 
 
 
O God, dat nog een laatste keer
 
dit vuur, heel even, op mocht veren!
 
opdat ik vrij, niets vrezend meer,
 
eerst laaien zou - en dan verteren!

[Как над горячею золой]

 
Как над горячею золой
 
Дымится свиток и сгорает
 
И огнь сокрытый и глухой
 
Слова и строки пожирает -
 
 
 
Так грустно тлится жизнь моя
 
И с каждым днем уходит дымом,
 
Так постепенно гасну я
 
В однообразье нестерпимом!..
 
 
 
О Небо, если бы хоть раз
 
Сей пламень развился по воле -
 
И, не томясь, не мучась доле,
 
Я просиял бы - и погас!
 
 
 
± 1830

[De beek ligt star en stijf bevroren,]

 
De beek ligt star en stijf bevroren,
 
door pakijs in zijn loop gestremd;
 
hij heeft zijn glans, zijn klank verloren,
 
als door een ijzige greep omklemd, -
 
De brón van het onsterfelijk water
 
werd níet gekluisterd door de kilte,
 
en kabbelt voort - discreet geklater
 
verstoort de dodelijke stilte.
 
 
 
Zo is ook in 't verweesde hart
 
- door 's levens vrieskou toegevroren
 
de stroom der blijde jeugd verstard
 
en ging zijn schittering verloren.
 
Maar onder deze ijskorst bruist,
 
hoe nietig ook, een zweem van leven
 
Soms kan men helder het geruis
 
van een verborgen bron vernemen!

[Поток сгустился и тускнеет,]

Vertaling voor Kees Verheul
 
Поток сгустился и тускнеет,
 
И прячется под твердым льдом,
 
И гаснет цвет и звук немеет
 
В оцепененье ледяном, -
 
Лишь жизнь бессмертную ключа
 
Сковать всесильный хлад не может:
 
Она всё льется - и, журча,
 
Молчанье мертвое тревожит.
 
 
 
Так и в груди осиротелой,
 
Убитой хладом бытия,
 
Не льется юности веселой,
 
Не блещет резвая струя, -
 
Но подо льдистою корой
 
Еще есть жизнь, еще есть ропот -
 
И внятно слышится порой
 
Ключа таинственного шепот!
 
 
 
± 1833
[pagina 182]
[p. 182]

[Nederlands]

 
Sta je om je dorst te stillen
 
zo gebogen, wilgeboom,
 
met je bladeren te trillen,
 
die als grage lippen willen
 
nippen van de snelle stroom?..
 
 
 
Ja, je snakt dan wel naar water,
 
beeft met heel je bladerkroon...
 
maar de beek ijlt voort en klatert,
 
schittert in de zon en schatert
 
om jouw machteloos vertoon...

[Russisch]

 
Что ты клонишь над водами,
 
Ива, макушку свою
 
И дрожащими листами,
 
Словно жадными устами,
 
Ловишь беглую струю?..
 
 
 
Хоть томится, хоть трепещет
 
Каждый лист твой над струей...
 
Но струя бежит и плещет,
 
И, на солнце нежась, блещет,
 
И смеется над тобой...
 
 
 
1835

[Nederlands]

 
Een wouw klimt uit het woud omhoog
 
ten hemel, met een wijde boog;
 
steeds hoger, verder reikt haar klim -
 
dan duikt zij weg, voorbij de kim!
 
 
 
Natuur, haar Moeder, schonk aan haar
 
een machtig, levend vleugelpaar -
 
Maar ik sta hier, bestoft, bezweet,
 
ik, heer der schepping, vastgesmeed!..

[Russisch]

 
С поляны коршун поднялся,
 
Высоко к небу он взвился;
 
Всё выше, дале вьется он -
 
И вот ушел за небосклон!
 
 
 
Природа-мать ему дала
 
Два мощных, два живых крыла -
 
А я здесь в поте и в пыли.
 
Я, царь земли, прирос к земли!..
[pagina 183]
[p. 183]

De fontein

 
Zie eens, hoe als een wolkkolom
 
die blinkende fontein daar opflitst;
 
en hoe zij vlamt, zich boven opsplitst
 
tot nevelsluiers in de zon.
 
Haar straal, ten hemel opgegaan,
 
beroert daar hoog geheimenissen -
 
maar dan, als vonkend stofgoud, is ze
 
gedoemd ter aarde neer te slaan.
 
O bron van 's mensen denken, o
 
jij springbron, nimmer stil te zetten!
 
O, welke raadselige wetten
 
besturen en beteugelen jou?
 
Wat snak jij naar de hemelboog!..
 
Maar een fatale hand, onzichtbaar,
 
verwaait jouw starre straal, ontwricht haar,
 
en smijt de spetters van omhoog.

Фонтан

 
Смотри, как облаком живым
 
Фонтан сияющий клубится;
 
Как пламенеет, как дробится
 
Его на солнце влажный дым
 
Лучом поднявшись к небу, он
 
Коснулся высоты заветной -
 
И снова пылью огнецветной
 
Ниспасть на землю осужден.
 
 
 
О смертной мысли водомет,
 
О водомет неистощимый
 
Какой закон непостижимый
 
Тебя стремит, тебя метет?
 
Как жадно к небу рвешься ты!..
 
Но длань незримо-роковая
 
Твой луч упорный, преломляя,
 
Свергает в брызгах с высоты.
 
 
 
1836

Aan de Russische vrouw

 
Van zon, natuur en kunst verstoken,
 
verstoken van het licht, het leven,
 
verstoken van de liefde ook,
 
vervliegt je jeugd; maar half ontloken,
 
zijn wensen onvervuld gebleven
 
en gaan je dromen op in rook...
 
 
 
En ongezien verglijdt je leven
 
in lege, suffige gehuchten
 
in naamloos land, dat niemand kent, -
 
als damp die oplost in de nevel
 
van sombere en grauwe luchten,
 
in herfstig duister zonder end...

Русской женщине

 
Вдали от солнца и природы,
 
Вдали от света и искусства,
 
Вдали от жизни и любви
 
Мелькнут твои младые годы,
 
Живые помертвеют чувства,
 
Мечты развеются твои...
 
 
 
И жизнь твоя пройдет незрима
 
В краю безлюдном, безымянном,
 
На незамеченной земле, -
 
Как изчезает облак дыма
 
На небе тусклом и туманном,
 
В осенней беспредельной мгле...
 
 
 
1848-1849
[pagina 184]
[p. 184]

[Wanneer de mens, door grote nood benard,]

 
Wanneer de mens, door grote nood benard,
 
van alles walgt, en, als een steen, het leven
 
drukt op zijn borst - brengt, God weet hoe, voor even
 
ineens iets blijs vertroosting aan het hart,
 
omwaait hem en omhelst hem het verleden,
 
ter leniging van al zijn zwarigheden.
 
 
 
Zo steekt in 't late herfsttij af en toe,
 
wanneer de velden leeg zijn, struiken kalen,
 
de luchten bleek zijn, somberder de dalen,
 
opeens een zwoele wind op, die met spoed
 
de jacht inzet op afgevallen blaren,
 
de ziel verkwikkend of het lente ware...

[Когда в кругу убийственных забот]

 
Когда в кругу убийственных забот
 
Нам всё мерзит - и жизнь, как камней груда,
 
Лежит на нас, - вдруг знает бог откуда
 
Нам на душу отрадное дохнет,
 
Минувшим нас обвеет и обнимет
 
И страшный груз минутно приподнимет.
 
Так иногда осеннею порой,
 
Когда поля уж пусты, рощи голы,
 
Бледнее небо, пасмурнее долы,
 
Вдруг ветр подует, теплый и сырой,
 
Опавший лист погонит пред собою
 
И душу нам обдаст как бы весною...
 
 
 
22-10-1849

Voorbeschikking

 
De liefde - zo verluidt al jaren -
 
smeedt zielen, nauwverwant, aaneen:
 
hun één-zijn, samen met elkaar en
 
de doem om hart aan hart te paren,
 
maar ook... de doem van handgemeen...
 
 
 
En wie het zwakste is van beiden
 
in deze ongelijke strijd,
 
die kan voorzeker niet vermijden
 
in liefde, droefenis en lijden,
 
de vaan te strijken mettertijd...

Предопределение

 
Любовь, любовь - гласит преданье -
 
Союз души с душой родной -
 
Их съединенье, сочетанье,
 
И роковое их слиянье,
 
И... поединок роковой...
 
 
 
И чем одно из них нежнее
 
В борьбе неравной двух сердец,
 
Тем неизбежней и вернее,
 
Любя, страдая, грустно млея,
 
Оно изноет наконец...
 
 
 
1850-1851
[pagina 185]
[p. 185]

[Zeg niet: hij houdt nog net zoveel van mij als vroeger,]

 
Zeg niet: hij houdt nog net zoveel van mij als vroeger,
 
hij heeft, als toen, zijn hart aan mij verpand...
 
Nee! Als een beest slaat hij mijn leven uit zijn voegen,
 
Al siddert, zie ik, 't mes hem in de hand.
 
 
 
Nu ziedend, dan in tranen, verontwaardigd, beef ik,
 
verliefd, dan weer tot in mijn ziel gekrenkt,
 
lijd ik, leef niet... Voor hem, voor hém alleen maar leef ik -
 
een leven, o, van bitterheid doordrenkt!
 
 
 
De lucht bemeet hij mij zo mondjesmaat en vrekkig...
 
Je ergste vijand leed nooit evenzeer...
 
Och, adem haal ik nog, zeer moeizaam en gebrekkig,
 
dat kan ik, ja, maar leven, dát niet meer.

[He говори: меня он, как и прежде, любит,]

 
He говори: меня он, как и прежде, любит,
 
Мной, как и прежде, дорожит...
 
О нет! Он жизнь мою бесчеловечно губит,
 
Хоть, вижу, нож в руке его дрожит.
 
 
 
То в гневе, то в слезах, тоскуя, негодуя,
 
Увлечена, в душе уязвлена,
 
Я стражду, не живу... им, им одним живу я -
 
Но эта жизнь!.. О, как горька она!
 
 
 
Он мерит воздух мне так бережно и скудно...
 
Не мерят так и лютому врагу...
 
Ох, я дышу еще болезненно и трудно,
 
Могу дышать, но жить уж не могу.
 
 
 
1850-1851
[pagina 186]
[p. 186]

Aan E.F. Tjoettsjeva

 
Of zij nog ooit genade zal verkrijgen,
 
mijn zondig-zieke ziel, dat weet ik niet;
 
herrijst zij ooit, ach, zullen ooit voorbijgaan
 
mijn geestelijke onmacht en failliet?
 
 
 
Maar zou mijn ziel ooit, als dat kon,
 
de rust hervinden, hier, op deze aarde,
 
dan ben jij mijn genadebron -
 
jij, jij, o mijn Voorzienigheid-op-aarde!

Э.Ф. Тютчевой

 
Не знаю я, коснется ль благодать
 
Моей души болезненно-греховной,
 
Удастся ль ей воскреснуть и восстать,
 
Пройдет ли обморок духовный?
 
Но если бы душа могла
 
Здесь, на земле, найти успокоенье,
 
Мне благодатью ты б была -
 
Ты, ты, мое земное провиденье!..
 
 
 
1851

[Van de hitte niet bekomen,]

 
Van de hitte niet bekomen,
 
schitterde de julinacht...
 
Boven 't land, dat mat terneer ligt,
 
trilt de hemel van het weerlicht,
 
door het onweer voortgebracht...
 
 
 
't Lijkt wel of er zwoele blikken
 
op de aarde zijn geslagen,
 
en soms, tussen vlugge schichten,
 
vlammende pupillen lichten,
 
die ons angst en schrik aanjagen...

[He остывшая от зною]

 
He остывшая от зною
 
Ночь июльская блистала...
 
И над тусклою землею
 
Небо, полное грозою,
 
Всё в зарницах трепетало...
 
 
 
Словно тяжкие ресницы
 
Подымались над землею,
 
И сквозь беглые зарницы
 
Чьи-то грозные зеницы
 
Загоралися порою...
 
 
 
14-7-1851
[pagina 187]
[p. 187]

[Een zon van goud op blinkend water,]

 
Een zon van goud op blinkend water,
 
en alles glimlacht, maakt gerucht,
 
de bomen trillen uitgelaten,
 
zich badend in de blauwe lucht.
 
 
 
Blinkend water, zingend lover,
 
van liefde is de lucht doorgloeid,
 
de wereld der natuur betoverd,
 
een wereld die uitbundig bloeit.
 
 
 
Hoe zalig ook en hoe betoverend,
 
Geen tover die meer vreugde brengt
 
dan één zo'n glimlach, hartveroverend,
 
die jouw gekwelde ziel mij schenkt...

[Сияет солнце, воды блещут,]

 
Сияет солнце, воды блещут,
 
На всем улыбка, жизнь во всем,
 
Деревья радостно трепещут,
 
Купаясь в небе голубом.
 
 
 
Поют деревья, блещут воды,
 
Любовью воздух растворен,
 
И мир, цветущий мир природы,
 
Избытком жизни упоен.
 
 
 
Но и в избытке упоенья
 
Нет упоения сильней
 
Одной улыбки умиленья
 
Измученной души твоей...
 
 
 
28-7-1852

[О Nice! O zuidelijke dreven!..]

 
О Nice! O zuidelijke dreven!..
 
Die schitter hier, o, mij bedrukt het!
 
Een aangeschoten meeuw is 't leven,
 
het wil omhoog - en nimmer lukt het...
 
Het wiekt noch zweeft in volle breedte -
 
de vleugels hangen neer, gebroken;
 
't zit, trillend over al zijn leden
 
van pijn en zwakte, ineengedoken...

[О, этот Юг, о, эта Ницца!..]

 
О, этот Юг, о, эта Ницца!..
 
О, как их блеск меня тревожит!
 
Жизнь, как подстреленная птица,
 
Подняться хочет - и не может...
 
Нет ни полета, ни размаху -
 
Висят поломанные крылья,
 
И вся она, прижавшись к праху,
 
Дрожит от боли и бессилья...
 
 
 
21-11-1864
[pagina 188]
[p. 188]

[In golven schuilt een zuiver lied,]

Est in arundineis modulatio musica ripis.
 
In golven schuilt een zuiver lied,
 
natuurgeweld klinkt ook harmonisch,
 
een muzikaal geruis, eufonisch,
 
doorstroomt een veld van deinend riet.
 
 
 
Dit alles heeft een vast patroon,
 
natuur laat nooit een wanklank horen, -
 
wij echter, schijnbaar vrij geboren,
 
wij vallen telkens uit de toon.
 
 
 
Waarom zo vals? Wat ging verkeerd?
 
Hoe komt het dat de ziel niet meezingt,
 
niet net zo zuiver als de zee zingt
 
en 't denkend riet slechts murmureert?
 
 
 
En dat, van hier tot aan de sterren,
 
de stem die roept in de woestijn,
 
't protest van wie wanhopig zijn,
 
geen antwoord kregen tot dusverre?

[Певучесть есть в морских волнах,]

Est in arundineis modulatio musica ripis.
 
Певучесть есть в морских волнах,
 
Гармония в стихийных спорах,
 
И стройный мусикийский шорох
 
Струится в зыбких камышах.
 
 
 
Невозмутимый строй во всем,
 
Созвучье полное в природе, -
 
Лишь в нашей призрачной свободе
 
Разлад мы с нею сознаем.
 
 
 
Откуда, как разлад возник?
 
И отчего же в общем хоре
 
Душа не то поет, что море,
 
И ропщет мыслящий тростник?
 
 
 
И от земли до крайних звезд
 
Всё безответен и поныне
 
Глас вопиющего в пустыне,
 
Души отчаянной протест?
 
 
 
11-5-1865
[pagina 189]
[p. 189]

[Eén van die troosteloze nachten, -]

 
Eén van die troosteloze nachten, -
 
de hemel trekt volkomen dicht.
 
Dat wekt geen angst op, geen gedachte,
 
't is meer een droevig droomgezicht.
 
Alleen het weerlicht vult de einder
 
met vlammend vuur en flikkering,
 
alsof doofstomme duivels ginder
 
delibereren onderling.
 
 
 
Als op een afgesproken teken
 
vlamt plots de halve hemel op,
 
en schielijk treden uit de schemer
 
het dal, de bossen verderop;
 
die dan opnieuw verloren raken
 
in 't duister, zonder één gerucht -
 
't Leek net of daar geheime zaken
 
bedisseld werden - in de lucht.

[Ночное небо так угрюмо,]

 
Ночное небо так угрюмо,
 
Заволокло со всех сторон.
 
То не угроза и не дума,
 
То вялый, безотрадный сон.
 
Одни зарницы огневые,
 
Воспламеняясь чередой,
 
Как демоны глухонемые,
 
Ведут беседу меж собой.
 
 
 
Как по условленному знаку,
 
Вдруг неба вспыхнет полоса,
 
И быстро выступят из мраку
 
Поля и дальние леса.
 
И вот опять всё потемнело,
 
Всё стихло в жуткой темноте -
 
Как бы таинственное дело
 
Решалось там - на высоте.
 
 
 
18-8-1865

[Wanneer één ziel meevoelend reageerde]

 
Wanneer één ziel meevoelend reageerde
 
op enig woord uit onze mond -
 
dan was er niets meer wat wij nog begeerden,
 
want dat volstond, want dat volstond...

[Когда сочувственно на наше слово]

 
Когда сочувственно на наше слово
 
Одна душа отозвалась -
 
Не нужно нам возмездия иного,
 
Довольно с нас, довольно с нас...
 
 
 
12-4-1866
[pagina 190]
[p. 190]

Bosbranden

 
Onder donker-dreigend kolken
 
rijzen in een brede band
 
rook- na rookwolk, stápels wolken
 
tot de kim toe boven 't land.
 
 
 
Dood en wijdvertakt een heester,
 
pollen smeulen, branden niet,
 
vaag is zichtbaar, zwartgeblakerd,
 
een rij sparren in 't verschiet.
 
 
 
Enkel rook, en nergens vonken
 
bij die troosteloze brand, -
 
Vuur, waar zit je, sluwe jager,
 
soevereine dwingeland?
 
 
 
Enkel hier en daar, verstolen,
 
als een rood, wild creatuur,
 
breekt het zich een weg door struiken,
 
snelt het voort, het levend vuur!
 
 
 
Maar wanneer de schemer intreedt,
 
rook en duister samengaan,
 
gaat in heel zijn legerstede,
 
vlammend-rood, het feestlicht aan.
 
 
 
Voor die razende natuurkracht
 
staat de mens, mismoedig, broos,
 
schouders afgehangen, zwijgend -
 
als een kind zo hulpeloos.

Пожары

 
Широко, необозримо,
 
Г розной тучею сплошной,
 
Дым за дымом, бездна дыма
 
Тяготеет над землей.
 
 
 
Мертвый стелется кустарник,
 
Травы тлятся, не горят,
 
И сквозит на крае неба
 
Обожженных елей ряд.
 
 
 
На пожарище печальном
 
Нет ни искры, дым один, -
 
Где ж огонь, злой истребитель,
 
Полномочный властелин?
 
 
 
Лишь украдкой, лишь местами,
 
Словно красный зверь какой,
 
Пробираясь меж кустами,
 
Пробежит огонь живой!
 
 
 
Но когда наступит сумрак,
 
Дым сольется с темнотой,
 
Он потешными огнями
 
Весь осветит лагерь свой.
 
 
 
Пред стихийной вражьей силой
 
Молча, руки спустя,
 
Человек стоит уныло -
 
Беспомóщное дитя.
 
 
 
16-7-1868

Aan E.F. Tjoettsjeva

 
De God der wrake nam mij alles af:
 
gezondheid, adem, slaap en levensmoed;
 
Hij liet mij enkel jou, m'n hartebloed,
 
opdat Hij mij nog iéts te danken gaf.

Э.Ф. Тютчевой

 
Всё отнял у меня казнящий бог:
 
Здоровье, силу воли, воздух, сон,
 
Одну тебя при мне оставил он,
 
Чтоб я ему еще молиться мог.
 
 
 
1873

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Fjodor Tjoettsjev


vertalers

  • J.J. Jiskoot

  • Kees Verheul


datums

  • 1829

  • 1830

  • 1833

  • 1836

  • 22 oktober 1849

  • 1851

  • 14 juli 1851

  • 28 juli 1852

  • 21 november 1864

  • 11 mei 1865

  • 18 augustus 1865

  • 12 april 1866

  • 16 juli 1868

  • 1873