Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785 (1785)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.30 MB)

Scans (38.31 MB)

XML (3.44 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1785

(1785)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Proeve van Poëtische Mengelstoffen, door het Dichtlievend Kunstgenootschap, onder de Spreuk: Kunstliefde spaart geen vlyt. Xde Deel, 2de Stuk. Te Leyden, by C. van Hoogeveen Junior en P. van der Elk en D. Vygh, 1785. Buiten 't Voorwerk, 111 bladz. in gr 8vo.

Met de afgift van dit Stuk wordt het Xde Deel van dit Werk compleet; dit Stuk behelst, beantwoordende aan de voorige Deelen, die het licht zien, een aantal Mengeldichten, en eenige Prysvaarzen op de Opwekking van Lazarus. Uit de Mengelstoffen vertrouwen wy, dat het Stuk de Nacht geen onaangenaame Proeve voor onzen Leezer zal uitmaaken, en dat wy geen der minste Stukken uit den bundel gekoozen hebben.

 
't Is nacht! - mijn ziel, bevrijd van rusteloos gewemel
 
Der woelige aard, herleeft in dit gezegend oord,
 
't Is nacht! - de heldre maan drijft langs een zuivren hemel
 
In stillen luister voort. -
 
 
 
Het aardrijk schept weêr aâm; een zagte daauw zijgt neder:
 
Het labbrig koeltje speelt in 't bruine dennenwoud:
 
't Aamechtig Vischje vindt de stille schuilplaats weder
 
Daar 't zich des nachts onthoudt.
[pagina 486]
[p. 486]
 
Op gindschen koelen steen met donzig mos omgeeven,
 
Zet ik mij zorgloos aan dit eenzaam kerkhof neêr:
 
Natuur! hier vondt mijn hart den oorsprong van mijn leeven,
 
U en zichzelven weêr.
 
 
 
Hier kan in 't ruimst verschiet mijn zoekend oog zich laven,
 
Tot daar 't op gindschen berg van dorre beendren stuit:
 
Beschaduwd door het gras, het lange gras der graven,
 
Dat treurig om hen fluit.
 
 
 
Mijn God! wat is de mensch in deeze naauwe woning!
 
Is dit het eindperk dan van zo veel ramps en noods?
 
Zinkt, Trotschen, zinkt in 't slijk - herken den staaf en Koning
 
In 't eigen stof des doods.
 
 
 
Door 't akelig gevoel mijns eigen niets verwonnen,
 
Schouwt mijn' verbijsterd oog uw eeuwgen Hemel aan;
 
Waar duizend duizenden van waerelden en Zonnen
 
Uw wenken gadeslaan.
 
 
 
Daar ik hun talloos tal, verrukt, bedwelmd, betrachte,
 
Verzink ik in den glans van uwe Majesteit -
 
ô God! wat is dit heir! - een enkele gedachte
 
Van uw Almogendheid.
 
 
 
Wat staatelijk geluid treft ijlings daar mijne ooren?
 
De klok slaat middernacht, en roept: de tijd vergaat!
 
Och! mogt mijn ziel zo kalm haar jongsten roepstem hooren,
 
Als zij mijn sterfuur staat.
 
 
 
Gelukkig hij; die in dit kommervolle leven
 
De wellust van zijn hart in God alleen geniet,
 
Die boven al den glans der waereld is verheven,
 
Als hij Gods aanschijn ziet.
 
 
 
Die, in de zagte schaêuw der reine deugd gezeten,
 
Haar smaadheid boven de eer van 't vleiend misdrijf mint:
 
En, in het stil genot van een gerust geweten,
 
Zijn grootsten rijkdom vindt.
 
 
 
Wat storm zijn kiel bedreig' - zijn moed blijft onbezweeken,
 
Natuur deis' siddrend af, hij ziet zijn schoonsten dag,
 
De jongste orkaan steeke op, hij hoort een' vader spreeken
 
In ieder donderslag.
 
 
 
Komt de onvoorziene dood zijn aardschen kerker sloopen,
 
Zijn veege mond vertroost zijn schreijend huisgezin;
 
Hij ziet in 't open graf den schoot der Almagt open,
 
En kwijnt ten leven in.
[pagina 487]
[p. 487]
 
Zo moet mijn lot om laag, zo moog mijn einde wezen,
 
Zo vrolijk daag voor mij de zon der Eeuwigheid!
 
Dan zal mijn hart den nacht, den langen nacht, niet vreezen,
 
Die mij in 't graf verbeidt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken