Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen
Afbeelding van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynenToon afbeelding van titelpagina van Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

drama
non-fictie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes
refreinen
tafelspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Veelderhande geneuchlijcke dichten, tafelspelen ende refereynen

(1977)–Anoniem Veelderhande geneuchlijcke dichten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Den strijt tusschen den Haringh, en de Kabiliau.]

De gheweldighe strijt tusschen den Haring wesende een Coning ende Prince vander Zee, ende den Kabeliau, oock een machtigh Regent van der Zee zijnde. Seer ghenoeghlijc om te lesen.

 
Hoort, hoort al te samen wijsen ende discreten,
 
Wat nieus sullen wy u laten weten,
[pagina 192]
[p. 192]
 
aant.
 
Van datter gheschiet is vry ongheblaemt
 
Daer hebben veel teeckenen gheweest inde Planeten,
 
Verthoonende groote bloet-stortinge sonder vergeten,
 
t'Is nu volcomen, want daer is versaemt,
 
Eenen Coning die den Haring is ghenaemt,
 
Welcke van een hoop Kabiliauwen wert bespronghen
 
Om te vechten waren sy wel gheblaemt,
 
Ende ghewapent elck met platte tonghen
 
Maer den Haring heeft den Kabiliau soo bedwongen
 
Dat hy moste aendoen een gat van een Molen
 
Dit is gheschiet aen de kant van Polen.
 
De Schelvisch, wesende des Kabiliaus broere
 
Heeft dit vernomen hoort dese voere,
 
Als dat den Kabiliau was in grooter pijnen
 
Hy heeft de geheele Zee ghestelt in roere,
 
En met hem genomen duysent tonnen met poere,
 
Ende veel ander Artelerye, seer fel van mijnen,
 
Haghe-bussen, Kertouwen, en Scherpentijnen
 
Met groote bombaerden, verstaet dit plat
 
Haringen tweentseuentich, hondert duysent douzijnen
 
Hebben sy geslaghen van des Kabiliaus gat,
 
Als nu de Kabiliau, heeft vernomen dat,
 
Zijn broeder den Schelvisch hem quam te bate
 
Is hy kloeckelijck ghesprongen wt zijnen gate.
[pagina 193]
[p. 193]
 
aant.
 
Dese haringhen wesende kloeck, ende onvervaert
 
Sy hebben veel schollen t'samen vergaert,
 
Om te stellen inden eersten avangaerde
 
Ten tweeden veel Wijtinghen lang ghebaert,
 
En die Pladijsekens, hebben die Coning bewaert,
 
Met Hellebaerden, Pijcken, ende kluyten van aerde,
 
Jae de Mosselen quamen daer ghereden te paerde,
 
Al met den Haring ter seluer tijt
 
Zy hebben daer gheleghen als d'onvervaerde,
 
Twaelf daghen sonder te hebben strijt,
 
Aldaer heeft ghebroet de selfde nijt,
 
Ten eynde van dien sy hun also bedochten
 
Dat sy veerthien daghen langh hebben ghevochten.
 
Elck weerde hem kloeckelijck nae 't oude pleghen
 
Trompetten en Trommelen heeftmen daer gheslegen,
 
t'Wasser al slae doot, noyt sulcken allarmen
 
Niet veel Schelvisschen en hebbender t'lijf ontdreghen
 
Veel doode lichamen hebben daer gheleghen,
 
Wt des Kabiliaus balghe hinghen de darmen
 
Noyt en saegt ghy Haringen also verwarmen
 
Sy riepen slae doot met eenen fellen moet
 
De Kabiliauwen staken op haer armen,
[pagina 194]
[p. 194]
 
aant.
 
Ende riepen ghenade heer Coning goet,
 
Vijf hondert mijlen was de Zee niet dan bloet
 
Noyt sulcke plaghen, ooghen aensaghen,
 
Hier na maectemen een bestant van seuen daghen.
 
Maer de steuren dit vernamen, my wel verstaet
 
Als dattet den Kabiliau hadde te quaet
 
Zy zijn ghecomen tot zijnen onderstande
 
Ende seyden: Heer Kabiliau tis groote misdaet,
 
Dat ghy v aldus tonderbrenghen laet,
 
t'Fy al de werelt spreeckt het v schande,
 
Ziet, ick stelle lijf en goet te pande,
 
Indien wy den Haring niet en brenghen int verseeren
 
Men heefter ghevanghen so menighen mande,
 
Want sy en weten van gheen wederkeeren:
 
Elck heeft wt ghesonden zijn groote Heeren,
 
Om pays te maecken vry als de wijse
 
Maer den Haring was qualijck van advijse.
 
Doe quamen twee oude Rocchen wt de Roode Zee
 
Aldaer ghesonden zijnde als personen van bescheyde
 
Om den pays te maecken sonder cesseren,
 
Op lijf, ende goet, ende al't gheree,
 
Maecktemen t'Verbont dat elck bleef ghedwee,
 
Ende dat d'een d'ander niet en soude Molesteren:
 
De wijting ging den Haring krooneren,
[pagina 195]
[p. 195]
 
aant.
 
Ende Pladijsekens stonden daer ooc present,
 
Eert al ghedaen was, wilt dit gronderen,
 
Men sloegher veele platte Ridders int kroonement,
 
Men bedreeffer vreuchde tot inden endt,
 
Elc segget den anderen mannen en wijuen,
 
Den Haringh is Coning, en hy salse blijuen
 
t Is gheschiet int Jaer min dan seuenthiene,
 
En diet niet en ghelooft, mach het gaen besiene,
 
 
 
Finis.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken