2o De musea zijn alleen musea. Zij bezitten geen enkel aanlokkingsmiddel buiten het kunstwerk zelf, geen sfeer waardoor het contact met het kunstwerk aangenamer, bestendiger of vruchtbaarder wordt. Het zijn toonkasten met kijkers doch niemand en niets brengt de kijker dichter bij het kunstwerk in de toonkast.
Zij beschikken over geen openbare bibliotheek met kunstboeken en tijdschriften, documentatiecentrum, filmotheek, voordracht- en projectiezaal, afzonderlijke tentoonstellingsruimte, jeugdcentrum, restaurant of cafetaria.
3o De musea zijn open tijdens de werkuren en gesloten na de arbeidstijd. De meeste museazalen hebben geen avondverlichting.
4o De stedelijke musea zijn wetenschappelijk niet uitgerust voor hun taak, en hebben geen museumstaf. De conservator is er soms halftime, heeft geen enkel wetenschappelijk assistent, hij moet zelf het artistiek en het administratief werk verrichten.
Sommige dezer musea hebben geen cataloog.
De meeste musea hebben geen public-relation dienst, geen georganiseerd contact met het publiek noch met de onderwijsinrichtingen, geen opvoedkundige dienst.
Onze musea hebben dan ook geen voldoende uitstraling.
5o De musea beschikken over volstrekt onvoldoende aankoopsubsidies zodat zij zich in hoofdzaak moeten beperken tot nationale kunst. Bij de stedelijke musea is deze subsidie soms uitgeput door de aankoop van een enkel nationaal kunstwerk. Financieel onvermogen werkt fataal een mediocre en behoudsgezinde aankooppolitiek in de hand. Initiatief en ondernemingsgeest ontstaan slechts waar de middelen tot verwezenlijking ter beschikking staan.
Onze openbare verzamelingen zijn dan ook wat de buitenlandse kunst betreft onvoldoend of onbestaand. Uitzondering dient hier en voor sommige andere punten gemaakt voor het Luiks museum.
Als toetssteen volstaat het na te gaan met hoeveel en met welke werken de volgende kunstenaars bv. in onze respectievelijke musea vertegenwoordigd zijn: Degas, Toulouse Lautrec, Renoir, Cezanne, Van Gogh, Gauguin, Picasso, Braque, Kandinsky, Mondriaan, Klee, Chagall, Miro, Max Ernst, Villon, Tobey, Tapies, Yorn, Hartung, Fautrier, Dubuffet.
Er is een leerzame vergelijking te maken met de inventaris der nederlandse en zwitserse musea.
6o De aankooptechniek van de musea is dikwijls traag en ingewikkeld. De conservator heeft geen recht tot aankoop. De commissie adviseert, de stad of staat beslist.