Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse Gids. Jaargang 52 (1968)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse Gids. Jaargang 52

(1968)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Is doden misdadig?

Na dagen van spanning, verdenking en zoeken is de onverwachte waarheid gebleken. De jonge Eric Maillard werd noch het slachtoffer van een bende gewoon op geld beluste misdadigers, noch van enige politieke of parapolitieke organisatie, die door het kind de vader wilde treffen en door dit weinig verheffend middel een duister doel nastreefde.

Indien de berichtgeving juist en volledig is, zou de jongen door een leeftijdgenoot, of een iets oudere knaap, zijn afgemaakt en de dader zou geheel zelfstandig een heel plan in elkaar gestoken hebben, tot verwondering en afgrijzen van de gewone man die zich vruchteloos afvraagt hoe zoiets mogelijk is.

De dagblad- en sensatiepers heeft ongetwijfeld als naar gewoonte dit thema voldoende behandeld en uitgebuit. Het baat niets de bijzonderheden nog eens uit te pluizen, evenmin als het betuigen van medelijden met de ouders die op dergelijke afschuwelijke wijze een kind verloren.

Zonder rekening te houden met de juistheid van de verstrekte informatie en met de graad van nauwkeurigheid van onze kennis van de gang van zaken in dit bijzondere geval, geeft het verschijnsel op zichzelf toch wel aanleiding tot enige overweging.

Zulke overweging kan zeer ver leiden.

Om te beginnen rijzen een aantal vragen.

Hoe komt een kind tot misdadigheid van zulke aard? Hoe komt een kind in het bijzonder en de mens over het algemeen tot misdadigheid zonder

[pagina 16]
[p. 16]

meer? Is misdadigheid een specifiek menselijk verschijnsel, of is ze eigen aan alle levende wezens of zelfs aan alle levende organismen?

Wat is bovendien misdadigheid?

Is doden uit de aard van de zaak zélf misdadig?

Iedereen doodt, van jong tot oud, en men doodt alles: planten, dieren, mensen. Zowel planten, dieren als mensen doden.

Is een plant misdadig omdat hij een andere plant verstikt of in voorkomend geval omdat hij vleesetend zijnde, een prooi bemachtigt en verteert?

Is een dier misdadig omdat het planten en andere dieren doodt, hetzij om zich te voeden, hetzij om zijn suprematie te bewijzen of te bewaren?

Is een mens misdadig omdat hij planten en dieren doodt, hetzij om ze op te eten, hetzij omdat hij ze als schadelijk of hinderlijk beschouwt, of gewoon uit onachtzaamheid?

Is hij misdadig omdat hij mensen doodt? Is zelfverweer dan verboden? Zijn allen die in oorlogsomstandigheden een vijand doden misdadigers? De soldaten wordt nochtans het doden aangeleerd en de verantwoordelijken besteden enorme bedragen om efficiënte vernietigings- en doodverwekkende middelen te ontwerpen.

Indien op deze vragen bevestigend moet worden geantwoord, dan wordt leven onmogelijk. Hoeveel levensvormen zijn immers in de loop der eeuwen al niet verdwenen omdat ze niet meer in staat waren hun vijanden te elimineren, volkomen of in afdoende mate?

Indien doden als zodanig misdadig is, dan kunnen alle bestaande levensvormen zich slechts handhaven dank zij de misdaad.

 

***

 

Aanvaardt men deze stelling, dan rijst nochtans de vraag waarom in de menselijke gemeenschap sommige vormen van doden volkomen aanvaardbaar worden geacht en andere absoluut verwerpelijk.

In andere woorden, er is een moreel probleem. Omdat de moraal, voor zover mij bekend is, wordt beschouwd als een uitsluitende schepping van de menselijke geest, zij het dan dat sommigen er een goddelijke inspiratie bij betrekken, kan dit probleem tot de menselijke gemeenschap worden beperkt. Ook het begrip ‘misdaad’ is tenslotte een schepping van dezelfde menselijke geest, vermits het een morele veroordeling inhoudt met als tegenhanger de ‘goede daad’, terwijl nog een derde mogelijkheid wordt gevormd door de neutrale daad.

De natuur kent alleen verschijnselen, waarvan doden er één is. Bliksem, overstroming en aardbeving zijn andere natuurverschijnselen. Hoezeer ze ook schadelijk of dodelijk kunnen zijn, toch meen ik niet dat de mens er een moreel waardeoordeel aan verbindt.

We kunnen dus besluiten dat aan de éne kant het doden op zichzelf een louter verschijnsel is; dat aan de andere kant de mens op grond van de hem eigen morele opvattingen dit verschijnsel kan goed- of afkeuren en dat, tenslotte, deze beslissing slechts betrekking heeft op menselijke gedragingen, zolang niet wordt bewezen dat dieren, planten of natuurkrachten vatbaar zijn voor moraal in het algemeen en voor menselijke moraal in het bijzonder.

Volstaat het dan als misdaad, in algemene zin, te bestempelen, elke handeling die als slecht of verkeerd wordt beschouwd in het licht van de moraal?

Alhoewel alle dergelijke handelingen als zedelijk verwerpelijk kunnen worden gebrandmerkt, zijn ze juridisch daarom nog geen misdrijf. Aan de andere kant zijn er een aantal handelingen bij de wet strafbaar gesteld alhoewel ze geenszins indruisen tegen de moraal als zodanig.

Het bestelen van zijn ouders kan strafrechterlijk niet worden beteugeld. Is het daarom moreel verantwoord? Pogen iemand te vergiftigen met, bij voorbeeld, gewoon drinkwater, kan vanzelfsprekend geen vergiftiging veroorzaken, en wordt daarom algemeen beschouwd als strafrechterlijk niet vervolgbaar. Maar gaat degene die zich bij de poging van produkt vergiste daarom, moreel gezien, vrijuit?

Is het anderzijds een morele wandaad zijn auto een ogenblik op een verboden plaats te laten staan, wanneer daardoor niemand wordt gehinderd? Nochtans is dit bij de wet strafbaar. Vanzelfsprekend zou men de stelling kunnen aankleven dat het overtreden van wetten en reglementen moreel niet is goed te praten.

In ieder geval zijn recht en moraal begrippen die elkaar niet volkomen dekken. Wanneer hier verder van misdadigheid wordt gewaagd, wordt de inbreuk op de strafwetgeving bedoeld. Recht, wet en moraal blijken gebonden te zijn aan tijd en plaats. In onze gemeenschap wordt de strafwet gemaakt door de gekozen vertegenwoordigers van de gemeenschap en zij wordt gekenmerkt door een sanktie ingeval van inbreuk.

Er is een werking in dubbele richting. Uit de noden der gemeenschap worden de wetten gedistilleerd, doch éénmaal gemaakt, moeten die wetten ter kennis van elk lid der gemeenschap worden gebracht. Het bijbrengen van deze regels en van de andere die het gemeenschapsleven in beperkte of meer algemene zin beheersen, noemt men opvoeden. Dit assimilatieproces komt neer op een vorm van conditioneren. Hiertoe kunnen verschillende middelen worden aangewend en ze kunnen op verschillende manier door verschillende personen worden toegepast. Bovendien moeten de middelen worden aangepast aan het voorwerp, dit is het individu. Dit varieert van grote ontvankelijkheid en beperkte kritische zin tot geringere receptiviteit en meer ontwikkeld onderscheidingsvermogen. Bovendien is de grondstof van uiteenlopende aard: de één is intelligenter dan de ander; er kan een min of meer grote weerstand tegen het absorberen zijn; de ordening en de beoordeling der opgenomen gegevens kan vroeger, later of nooit aanvangen.

 

***

 

Hoe kan over dit assimilatieproces, over deze opvoeding een oordeel worden geveld wanneer men rekening moet houden met zoveel factoren?

[pagina 17]
[p. 17]

Dit is enkel mogelijk door veralgemening en tamelijk arbitraire klassifikatie. Peiling door steekproeven, statistiek en dergelijke moderne middelen worden hiervoor aangewend. Men gaat zover in dit verband van nieuwe wetenschappen te gewagen, waarvan de beoefenaars aanspraak maken op een groot gezag. Het gaat hier echter niet om exacte wetenschappen en wellicht ware het gepast zich de nodige tijd te gunnen om deze nieuwe disciplines te laten groeien en strengere wetenschappelijke normen te vinden. Slechts de middelmatige mens laat zich in zijn opinievorming verleiden tot de vermelde veralgemening en arbitraire klassifikatie.

 

***

 

Aldus komen wij weer bij het uitgangspunt: hoe komt de mens in het algemeen en het kind in het bijzonder tot misdadigheid? Naargelang de berichtgeving één of ander aspekt van de persoonlijkheid, het milieu of de opvoeding in het brandpunt van de belangstelling plaatst, zal de goegemeente daarin alle bronnen van het kwaad zien. Het kind kreeg te veel zakgeld, of de ouders maakten te veel ruzie, of er was een dronkaard in de familie, of er werden slechte boeken gelezen, of te veel naar film of televisie gekeken...

Zijn zulke oorzaken mogelijk en determinerend?

Het lijkt niet verantwoord hierop een wetenschappelijk gerechtvaardigd antwoord te willen geven. De hulpmiddelen en informatiebronnen zijn daarvoor nog niet voldoende betrouwbaar. Er kan geen algeméén antwoord worden gegeven: elk geval moet afzonderlijk worden gezien. Het enig mogelijke algemene antwoord luidt dat die oorzaken inderdaad mogelijk zijn en in bepaalde omstandigheden wel eens determinerend kunnen worden. Is men met deze vaststelling echter veel vooruit?

Spekulatief kan men natuurlijk verder zoeken. Zwakke persoonlijkheden, onrijpe geesten of onontwikkelden zijn gewoonlijk meer beïnvloedbaar dan mensen met tegenovergestelde kenmerken. Kritische zin en gevoel voor betrekkelijkheid verminderen de beïnvloedbaarheid. De genoemde kategorieën van mensen zullen gemakkelijker verleid worden tot het vergeten van de regels die de samenleving beheersen en dus ook tot misdadigheid, indien de nodige overtuigingskracht wordt aangewend. Hetzelfde kan gebeuren met degenen die om andere redenen reeds een min of meer latente neiging tot misdaad vertonen. Geeft men hun boeken waarin zij ideeën putten, films of televisieuitzendingen waarin zij de verheerlijking van geweld en misdaad menen te zien, zonder de verheven morele bedoeling te begrijpen die de verwezenlijkers der gewrochten gemeenlijk beweren te beogen, dan kan dat volstaan om de beperkte maatschappelijke remmingen op te heffen. Evenzeer kunnen de nauwkeurige beschrijvingen van misdaden en de vereiste voorbereiding daartoe, dergelijke personen voldoende inspiratie geven om hen uiteindelijk zelf tot gelijkaardige handelingen te laten overgaan.

Pers, film, televisie kunnen dus een pernicieuze rol spelen.

Daartegenover staat dat er in onze maatschappij ongetwijfeld meer onrijpe en on- of onderontwikkelde geesten zijn dan andere en dat kritische zin, toepassing van het vrij onderzoek en redelijke overweging zeer weinig beoefend worden, zonder dat daarom dezelfde pers, film en televisie met dezelfde middelen als hiervóór beschreven, tot veralgemeende misdadigheid aanleiding geven.

Dezelfde oorzaken hebben dus niet steeds dezelfde gevolgen.

 

***

 

Waar wordt vastgesteld dat de misdadigers een betrekkelijk kleine minderheid der bevolking vormen en dat van deze minderheid slechts een beperkt deel tot criminaliteit overgaat ingevolge de invloed van pers, film, televisie, kan de vraag worden gesteld in hoever de programmering van deze media daarmede rekening moet houden.

Tegen alle dronken voerders wordt streng opgetreden, hoewel slechts een beperkt aantal ongevallen door hen wordt veroorzaakt. Er zijn dus gevallen waar in grote mate rekening wordt gehouden met beperkte minderheden. Ook op politiek gebied gebeurt dat wel eens.

Anderzijds kan er een onrechtstreekse invloed bestaan: sommige uitzendingen of beelden kunnen trauma's veroorzaken, waarvan de gevolgen pas veel later blijken en zonder dat het verband dadelijk of duidelijk blijkt. Dit behoort tot het gebied der psychiatrie, nog een jonge wetenschap, waarvan de beoefenaars thans over een geweldig gezag beschikken. Terwijl ongeveer iedereen volkomen abnormaliteit kan onderkennen, wordt dit veel moeilijker voor randgevallen en niet zelden gebeurt het dat de deskundigen onder elkaar van mening verschillen. Bij wat de normale mens wordt genoemd, verdwijnen die trauma's gewoonlijk vanzelf, overwonnen door de gangbare opvattingen die ingelepeld werden, zoals een snede in de vinger zonder meer kan genezen door de eigen lichamelijke krachten die het herstel der fysische integriteit nastreven. Bij een zwak gestel kunnen die lichamelijke krachten onvoldoende zijn en kan een gewone snede zonder verzorging met uitwendige hulpbronnen, ontaarden tot een kwaadaardige infektie. Op psychisch gebied kan wellicht een gelijkaardige redenering gelden.

Moet men nu de brave burger zijn geliefkoosde gangster- of comboyfilm onthouden omdat een abnormale, een randgeval of een onvoldoend gevormde minderjarige, door het zien van diezelfde film, er wel eens toe kon komen de brave burger te vermoorden?

In zekere zin is dit het probleem van de censuur. De goede oplossing ware natuurlijk dat elk geval afzonderlijk zou worden beoordeeld maar hoe is dit te verwezenlijken? Hoeveel ouders zijn hiertoe behoorlijk in staat voor hun eigen kinderen?

 

***

 

Sedert Freud wordt belang gehecht aan de sexuele achtergronden bij de menselijke gedragingen. Er zijn sinds-

[pagina 18]
[p. 18]

dien wel enkele stemmen opgegaan om dat te relativeren. Niettemin wordt vaak een verband aanvaard tussen sexuele aangelegenheden, remmingen, onderdrukkingen en andere verschijnselen zoals kleptomanie en gewelddadigheid.

Het kan gebeuren dat de lichamelijke ontwikkeling vooruit is op de geestelijke vorming of omgekeerd en dat uit dit onevenwicht misdadigheid spruit. Kan hieraan worden verholpen door bij voorbeeld een aangepaste opvoeding? Theoretisch misschien wel, maar dan moet worden aangenomen dat de opvoeder werkelijk alle drijfveren kent die de handelingen kunnen bepalen, hetgeen mij onwaarschijnlijk lijkt, en vervolgens moet de opvoeder zijn pupil volledig doorgronden, voortdurend volgen en de remedie kennen voor elke konfliktsituatie. In de praktijk bestaan zulke opvoeders nagenoeg niet; hoe zou het ook kunnen?

 

***

 

Moet uit het voorgaande worden afgeleid dat een misdadiger noodzakelijk een abnormale is? Indien men aanneemt dat elke handeling strijdig met de geldende regels, abnormaal is of toch dat degene die de handeling stelt, abnormaal is, dan is het antwoord natuurlijk positief. Deze stelling lijkt mij echter onaanvaardbaar. Belastingontduiking wordt bij ons blijkbaar door velen beschouwd als een soort nationale sport. Nu is belastingontduiking in strijd met de heersende wetten, kan soms fiskale sankties voor gevolg hebben en is immoreel, vermits het een vorm van onrechtmatige benadeling van de gemeenschap is en de anderen verplicht meer te betalen. Zijn dan alle belastingontduikers abnormalen? Ik vrees dat sommigen veeleer het tegendeel zullen beweren. Ook andere vormen van misdadigheid kunnen uit koele overweging en berekening voortspruiten. Sommige moorden, overvallen, ontvoeringen bewijzen een uitzonderlijke intelligentie vanwege de ontwerpers. Deze misdadigers verwerpen enkel een aantal morele opvattingen en nemen vrijwillig het risiko gevat te worden, omdat zij dat tot verwaarloosbaar menen te kunnen herleiden.

Uit de aard der misdaad kan dus niet met zekerheid de aard van de misdadiger worden afgeleid. Soms kan dit wel uit de omstandigheden ervan.

Zonder nauwkeurige gegevens over een geval als datgene dat de aanloop tot dit artikel was, zowel als over persoonlijkheid, familie, milieu en antecedenten van de dader, kan dus geen steekhoudende kommentaar worden gegeven.

 

***

 

Wel kan men zich afvragen wat er met de misdadiger moet gebeuren. Voor wat België betreft, zijn er drie mogelijkheden. De misdadiger kan strafrechtelijk meerderjarig zijn, dit is meer dan 18 jaar oud, en dan is hij ofwel ‘normaal’ ofwel ‘niet normaal’. In het eerste geval wordt hij berecht volgens de regels en sankties van strafrecht en procedure. In het tweede geval valt hij onder de wetgeving op het sociaal verweer, vroeger de wet van 9 april 1930, die in 1964 door een nieuwe wet is vervangen. Hij wordt dan als een zieke beschouwd en behandeld. Hij kan geïnterneerd worden voor min of meer lange tijd, naargelang zijn toestand. Hij loopt echter geen straf op omdat hij niet toerekenbaar is. Men kan iemand niet straffen omdat hij ziek is en daarvan de symptomen vertoont. Indien een dergelijke persoon niet langer sociaal gevaarlijk schijnt, of zijn toestand blijkt te verbeteren, dan kan hij voorlopig in vrijheid worden gesteld. Blijkt uit zijn gedragingen dat hij toch niet is aangepast aan de maatschappij, dan kan hij opnieuw in een bijzondere instelling worden ondergebracht.

Een ‘normale’ misdadiger daarentegen, die zijn straf heeft uitgezeten, kan niet wegens dezelfde feiten opnieuw worden opgesloten, omdat de vrijheidsberoving hier tevens een sanktie is en geen loutere veiligheidsmaatregel.

De derde mogelijkheid is dat de misdadiger strafrechtelijk minderjarig is, dus minder dan 18 jaar oud. Dan valt hij onder de bevoegdheid van de jeugdrechter, die over een zeer brede gamma van mogelijkheden beschikt, van de gewone vermaning tot opsluiting in een gesticht, om te trachten de delinkwent op te voeden tot een goed burger.

Over het algemeen heeft de overheid dus een bredere armslag voor wat betreft minderjarigen en abnormalen dan voor de gewone misdadiger. Maar ook hier kan een korrektie worden aangebracht: naargelang de ernst of de herhaling der inbreuken, kan de rechtbank eventueel de ter beschikkingstelling van de regering bevelen gedurende een aantal jaren. De uitvoering hiervan kan dan afhangen van de gedragingen van de veroordeelde.

 

***

 

Zij die verwacht hebben in de pers het fijne van heel de zaak Maillard te vernemen, zullen waarschijnlijk bedrogen uitkomen. Vermits het om een minderjarige gaat en hiervoor in de mate van het mogelijke diskretie wordt betracht, zullen zij wellicht nooit dat fijne vernemen.

Ik heb in dit artikel willen aantonen dat dergelijke zaken, zoals zovele andere, met veel voorzichtigheid en kritische zin moeten worden benaderd, vooral omdat de ter beschikking van het publiek gestelde inlichtingen fragmentarisch zijn en zeer vaak verkeerd worden voorgesteld. En er zit misschien meer geestelijk voedsel in vraagtekens dan in bevestigingen.

 

W. Van W.

doctor in de rechten


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken