Internationale werkelijkheid
Er zijn echter andere delen van onze grondwet die de passies niet beroeren, die zelfs door het publiek met de grootste onverschilligheid bejegend worden en die nochtans op juridisch gebied en op het gebied der positie van België in Europa en in de wereld van de allergrootste betekenis zijn.
Het is inderdaad volstrekt nodig dat de Belgische grondwet zou aangepast worden aan de actuele internationale werkelijkheid.
Het hoeft niet onderstreept dat deze internationale werkelijkheid, sedert de tweede wereldoorlog, geweldige wijzigingen heeft ondergaan.
Doorheen heel de 19e eeuw is het kenmerk van de staatsgedachte, die ook onze grondwet van 1831 heeft geïnspireerd, de volstrekte souvereiniteit geweest. Elke staat was volkomen souverein en onafhankelijk en had vanwege andere staten geen enkelen inmenging te dulden. Het internationale juridische leven werd bepaald door de overeenkomsten die tussen de verschillende staten werden gesloten, waarbij steeds angstvallig het onaantastbaar karakter van elke staat werd geëerbiedigd.
Deze souvereiniteitsgedachte is steeds de struikelsteen geweest voor de toepassing van een bovenstaats internationaal recht.
De schuchtere poging dien de eerste helft van de 20e eeuw werd gedaan door de oprichting van de Volkenbond, heeft met de souvereiniteitsgedachte niet volledig durven breken en het is pas in de laatste 20 jaren dat men er toe gekomen is op internationaal gebied organisaties in het leven te roepen waarvan het gezag gold boven dit van de onafhankelijke staten. Eerst de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal, daarna de Europese Economische Gemeenschap, gegrondvest op het Verdrag van Rome en verder allerlei andere supra-nationale organisaties hebben de souvereiniteit van de staten aan banden gelegd en hebben het principe gehuldigd dat door internationale lichamen verplichtingen kunnen worden opgelegd, waardoor niet alleen de staten, doch ook de individuele burgers, die van deze staten deel uitmaken, gebonden worden.
De oprichting van deze internationale organisaties, die de souvereiniteit van de afzonderlijke staten aantasten is wel één van de meest kenmerkende eigenschappen van de tegenwoordige tijd.
Het spreekt vanzelf dat onze grondwet van 1831 volkomen tegenstrijdig is met deze nieuwe ideeën en dat er een volstrekte noodzakelijkheid bestaat haar termen in overeenstemming te brengen met de gedeeltelijke beperking der souvereiniteit die door de internationale instellingen vereist wordt.
Hoe belangrijk dit probleem ook weze, toch bestaat er, noch in de openbare mening, noch in het leven van onze politieke partijen, grote belangstelling voor deze grondwetsaanpassing. Zij zou dus kunnen gebeuren, zonder dat enige passie zich zou doen gelden, in volle sereniteit en na grondig wetenschappelijk onderzoek.
Het is inderdaad een zuivere kwestie van juridische techniek, die op de meest nuttige wijze kan besproken en voorbereid worden door de specialisten op het gebied van het staatsrecht, nl. de hoogleraren in dit vak, volledig buiten alle partijdrift en elke politieke hartstocht.