schalks aan toevoegde, dat de ‘bestuurder’ zeker wel akkoord met hem ging, vermits hij (Van Tichelen) al zijn officiële brieven aan stadsbestuur en inspectie mocht opstellen... Een andere, zekere B., ‘treiterde’ hem omwille van zijn Vlaamsgezindheid. Lang duurde dit niet of mijn vriend zette hem vrijmoedig op zijn plaats en verdedigde ook zijn minder karaktervolle collega's telkens zij door dit ‘hoofd’ onrechtvaardig behandeld werden: noteer, dat toenmaals ‘heel de stad’ beefde voor deze B. (Zie over deze ‘figuur’: ‘Instituut Astrée’ door R. Berghen).
Toen men Hendrik Van Tichelen, na de 1ste wereldoorlog, de vacatuur Nederlands aanbood aan de Koloniale Hogeschool, weigerde hij kordaat deze aanstelling, omdat de Waalse rector het onderwijs in onze taal in feite karikaturaal opvatte... De leraar Nederlands mocht met zijn leerlingen uitstapjes doen, wat hun de gelegenheid verschafte in het Nederlands op de tram een ticketje en in het café een pint te bestellen!
Na zijn studie over ‘Een School- en Onderwijsmuseum te Antwerpen’, kwam in 1920 dergelijke instelling tot stand onder zijn leiding. Het uitbouwen van deze inrichting werd voortaan zijn levenstaak, naast het vele dat hij daarbuiten verrichten zou. Dit Schoolmuseum werd een model in zijn aard. Jammer genoeg ging het, door onbegrip van bepaalde overheidspersonen, na zijn aftreden in 1937 verloren. In onmiddellijk verband hiermede, dient gewezen op de onafhankelijke houding van Van Tichelen, die nooit tot een wederzijds behulpzaam cenakel van politieke, journalistieke of literaire ‘vrienden’ wilde behoren.
Er bestond geen tijdschrift voor de jeugd in Vlaanderen. Op eigen risico werd hij in 1912 schrijver en uitgever van ‘De Kleine Vlaming’, een maandblad dat een grote invloed had door zijn eerlijke degelijkheid en verantwoorde presentatie. Vele jeugdige auteurs zagen in dit blad hun eerste pennevruchten gedrukt.
Wat hij op onderscheidene culturele gebieden ten bate van onze jeugd, maar niet minder voor ouders en opvoeders presteerde, grenst aan het ongelooflijke: daarvan getuigen honderden pedagogische en literaire bijdragen en zijn 90-tal aparte publikaties (prentenboeken, dichtbundels, sprookjes, verhalen, essay's, leerboeken...). - Als men enigszins op de hoogte is van veler onbegrijpelijke onverschilligheid nog steeds tegenover deze beschavings-bevorderende arbeid, als men weet welke grote dosis moed, idealisme en weerstandsvermogen er nodig zijn om de teleurstellingen en miskenningen het hoofd te bieden en om trots alles te blijven voortijveren, dan zal men diepe eerbied koesteren voor de sterke persoonlijkheid en het rijke werk van Hendrik Van Tichelen. Zijn pioniersnatuur ging recht op de man af, bewoog zich voortdurend in volle dynamische kracht, vorste onvermoeibaar na. Heel zijn optreden, zijn gedragingen, zijn werkzaamheden bewezen zijn zelfstandigheid en oorspronkelijkheid, zijn onbaatzuchtigheid en zijn liefde voor het schone en het goede.
Niemand evenaarde hem als pionier in Vlaanderen in het vertellen van sprookjes (dikwijls voor een publiek van honderden kinderen), in het dichten van eenvoudige kinderverzen, in het doorgronden van de jeugdpoëzie op internationaal vlak, in zijn strijd tegen schoolmeesterachtige, onpedagogische moralizering. Hij was degene die een in artistiek opzicht gezonde literatuur voor kinderen opbouwde.
Uiterlijk was zijn verschijning heel Vlaanderen door bekend, en ook daar buiten: men zag hem voor zich, met zijn klassieke lange zwarte lavallière en zijn schitterende, dikwijls ondeugende, scherpe blik van achter de brilleglazen. Beide attributen gebruikte hij soms als herkenningsteken bijvoorbeeld voor de Willemsfondsman, die hem in een kleine gemeente zou opwachten aan het station. De verantwoordelijke kwam met 2 fietsen, een voor hemzelf, een voor de doorluchtige conférencier,... die nooit de fietskunst machtig werd.
Zoals hij langs buiten één leven en beweeglijkheid was en dadelijk aansprak door zijn eenvoud en zijn spontaanheid, zo was hij ook in zijn binnenste, in zijn geest en zijn gemoed.
Zijn lessen maakte hij tot een minimum van verveling, tot een maximum van blijmoedige werkzaamheid, al voelde hij tegenover zich als dreigement en vijand, én programma, én leerboeken, én examens, én overheid.
Hij vond ook de tijd om zonder verpozen in het volle leven te midden van de ideologische gedachtenstrijd te staan, die hem lief was en die hem vinnige polemische artikels ingaf. Herinneren wij eraan, dat hij te Antwerpen een der medestichters was van de liberale Vlaamse volkspartij ‘Help U zelve’, reactie op het Franskiljonisme van de Association libérale... en tevens in de geest van zijn bestendig streven voor volkskind, volksmens en sociale herwaardering.
Officieel had men hem de Keynprijs (1913); de literaire prijs der provincie Antwerpen (1946), de staatsprijs der Openbare Bibliotheken (1953) toegekend.
Wat hij heeft verricht en op eigen hand tot stand gebracht met nagenoeg eigen middelen, toont duidelijk aan, dat er buiten de Universiteiten en hun Hogere Opvoedkundige Instituten ook te Antwerpen een centrum geweest is van originele pedagogischwetenschappelijke werkzaamheden. In Hendrik Van Tichelen stak op zijn gebieden een revolutionair, wiens geestelijke verdiensten reeds vroeg erkend werden door niemand minder dan Staatsminister Camille Huysmans, prof. Aug. Vermeylen, Stijn Streuvels, prof. J. Gunning, Maurits Sabbe, Lode Baekelmans, Julien Kuypers, Anne de Vries en vele anderen.
Zijn opvoedkundig ideaal hing organisch samen met zijn levensideaal. Steeds heeft hij hoofd en geest koel gehouden, al was hij dan ook een gevoelsmens. - In zijn laatste ‘belijdenis’ (‘Late Ooogst’), 1965, geschreven op zijn levensavond, komt niet alleen zijn diepe eerlijkheid, maar ook het schrander doorzicht van deze hoogstaande schoolman, tot uiting, met zijn afkeer voor betweterige pedanten, uitgaande van het grondbeginsel, dat al wie in oprechtheid vriendschap en genegenheid aan de kinderen geeft, deze met driedub-