gevaar, biedt hem haar liefde en vraagt hem met haar te vluchten, liever dan zich bloot te stellen aan de wraak van Alexander Borgia. De liefde van deze vrouw voor hem en zijn sympathie voor haar worden door Savonarola verworpen en onderdrukt: zijn goddelijke roeping gaat voor.
Nicollo Machiavelli houdt hem de spiegel van de rede voor die leert, dat de machtigen het altijd winnen en dat ‘hij die steeds het goede wil doen, ten onder gaat te midden van de velen, die niet goed zijn.’ De waarschuwing van de rede wordt door Savonarola in de wind geslagen: zijn goddelijke roeping gaat voor.
Het noodlot van Savonarola wordt voltrokken door Cesare Borgia, zoon van Alexander en de verpersoonlijking van de volslagen a-moraliteit die in hoge mate de sfeer van de Italiaanse renaissance beheerste en waarvoor Machiavelli ‘Il Principe’ schreef als een soort handleiding voor wie het er levend af wilde brengen. Cesare Borgia, het genie van de principiële en konsekwente a-moraliteit, toont ons waartoe de menselijke rede in staat is wanneer ze zich losmaakt van ieder moreel principe. Hij wordt echter in zijn opzet geholpen door de immorelen, d.w.z. door hen die wél een moraal erkennen, maar die haar met voeten treden, door de slechten, de laaghartigen, de schijnheiligen. Savonarola wordt verraden door Nerli en Ceccone, leden van de stadsraad van Firenze. Maar hij wordt ook in de steek gelaten door degene die hij, in zijn geestelijke hoogmoed, heeft vernederd, de jonge pater Malatesta.
Tot dusver is het beeld vrijwel objektief: het hoofdpersonage wordt afgeschilderd in zijn dualiteit, het oordeel wordt overgelaten aan de toeschouwer.
In tegenstelling met wat Brecht gedaan heeft in zijn Gallileo Gallilei, wiens contradictorische persoonlijkheid tot het einde toe het stuk blijft beheersen, heeft Luc Vilsen gemeend uiteindelijk toch partij te moeten kiezen. Er zijn echter van die dilemma's waar twijfel de enige waarheid is. Savonarola, zoals hij ons wordt afgeschilderd in ‘Storm over Firenze’, is zo'n geval. Maar de auteur is ten slotte bezweken voor zijn sympathie voor de keiharde idealist die Savonarola was en bleef in zijn ogen.
De omkeer van objektiviteit naar geëngageerdheid van de schrijver is in de loop van het stuk duidelijk aan te wijzen.
Valori, die Savonarola aanvankelijk verweet Firenze te willen opofferen aan zijn abstract idealisme, wordt emotioneel zijn bondgenoot nadat hij het slachtoffer is geworden van zijn menselijkheid en eerlijkheid en in de kerker belandt.
Landomia, die Savonarola aanvankelijk aanspoorde met haar te vluchten, komt hem op een ogenblik van twijfel ten slotte herinneren aan zijn plicht en geeft aldus de doorslag om hem definitief de weg naar de fanatieke onverzettelijkheid, en dus naar de ondergang, te laten inslaan.
Cesare Borgia, die in alle omstandigheden blijk geeft van bovenmenselijke - of veeleer ‘onder-menselijke’ - verstandelijkheid en volmaakte zelfbeheersing, valt bij het slot door zijn rol en geeft in een aanval van woede, geprikkeld door de verwijten van Savonarola, bevel tot de executie over te gaan, alhoewel de dood van deze martelaar zijn politieke plannen in de war stuurt.
Zo wordt Savonarola op het einde van het stuk toch de onbegrepen, veeleer idealistische dan tragische, held, die ten offer valt aan zijn geloof, zijn goede bedoelingen en zijn onkreukbaarheid. De bewondering voor dit offer, die tot uiting komt in de ontknoping van ‘Storm over Firenze’, kan ik echter niet delen. Het is een bewondering die al te welig en te gemakkeljik pleegt te tieren rond figuren die hun fanatisme in dienst stellen van een, op het eerste gezicht, onbetwistbaar goede zaak, maar die meer onheil stichten dan goed, doordat ze in hun zelfverblinding menselijkheid en redelijkheid uit het oog verliezen.
Merkwaardig in dit stuk is nochtans, dat men zich geen ogenblik afvraagt aan welke cultuur het is ontsproten. Het is vrij van iedere particularistische en zelfs van iedere lokale tint en doet zich voor als een voldragen dramatisch gewrocht met een vanzelfsprekendheid, die iedere chauvinistische toegeeflijkheid overbodig maakt.
Herman Buskens