De Vlaamse Gids. Jaargang 52
(1968)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–Vervolg: Muziek en Mensin de muziekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Aan die Universiteit, trouwens als ik mij niet vergis, is dit ook het geval voor alle Universiteiten in België, ressorteert de muziekwetenschap onder de faculteit van letteren en wijsbegeerte. Voor zover mij bekend, bestaat alleen aan de universiteit van Mexico een faculteit van muziek, die in 1920 vijf leerkrachten telde.
***
Het dient echter erkend dat er in ons land toch naar gestreefd wordt het natuurwetenschappelijk onderzoek van de muziek in haar technische gedaante in het muziekwetenschappelijke onderricht op universitair plan te integreren. Getuige daarvan de opname van het Instituut voor Psycho - acoestiek en Elektronische Muziek, het I.P.E.M, dat in 1962 door wijlen Prof. ir. H.A. Vuylsteke, direkteur van het Laboratorium voor Toegepaste Zwakstroom aan de Rijksuniversiteit te Gent, gesticht werd, in het Seminarie voor Muziekgeschiedenis bij genoemde Universiteit. Daardoor kreeg dit Seminarie de beschikking over een apparatuur, die het in staat stelt, problemen die verband houden met de stoffelijke hoedanigheden van de muziek, op wetenschappelijk verantwoorde wijze te onderzoeken. Niet alleen worden daardoor mogelijkheden geboden voor disciplines van zeer gevarieerde aard; voor een gespecialiseerde studie als de sonoriteitsopbouw, die tot het domein van de muziekestetiek behoort, worden daardoor interessante perspektieven geopend. Méér bijzonder zal hier verder in deze bijdrage over laatstgenoemde tak van de muziekwetenschap, de muziekestetiek - die strikt genomen niet tot het domein van de ‘historische’ muziekwetenschap behoort - gehandeld worden en dit naar aanleiding van de publicatie van een boek van de hand van Dr. Jan L. Broeckx, gewoon hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent, dat onder de titel ‘Muziek en Mens’ - in- | |
[pagina 24]
| |
leidende beschouwingen tot een estetiek van de muziek geeft.Ga naar eind(*) In het eerste deel van deze publicatie wordt de muziek als verschijnsel onderzocht; het tweede deel, nog te verschijnen, zal over de muziek als waarde handelen. Over het onderwerp bestaat een literatuur, niet zeer uitgebreid nochtans, zowel van algemeen georiënteerde als van speciale werken. In de Nederlandse taal echter is de bibliografie op dit stuk minder dan schaars, omzeggens onbestaande. Als een standaardwerk heeft vele jaren het boek van Hans Mersmann: ‘Musikaesthetik’ gegolden, waarin weliswaar de onderzochte kunstwerken tot en met Schönberg gaan, doch dat in wezen exclusief over de organische estetiek handelt, t.t.z. over de muziek in de hoofdzakelijke bestanddelen van haar technische gedaante. Wie zich doorheen de Duitse hochschul'-professorale taal kan werken, waarin dit lijvig boek is gesteld, zal er, met een macht aan notencitaten, heel wat kunnen uit leren over melodische, harmonische en ritmische basisfeiten, over frazering, eenheid van de elementen en dualisme der krachten, over vormelementen, melodiek, harmoniek, ritmiek, dynamiek, agogiek, koloriet, polyfonie, periodisch verloop, tema en periode, tematische ontwikkeling, variatie, cyclisch, polyfonisch en assymmetrisch vormverloop, vocale vormen, vormbegrip, stijl, analyse, etc. Slechts elf bladzijden van een boek, dat er ruim 700 telt, handelen over de ervaring van de muziek in haar relatie van schepper tot ontvanger. Weliswaar heeft H. Mersmann zich in dit boek enkel tot opgave gesteld de objektieve kenmerken van het muzikale kunstwerk te analyseren doch daardoor werd ook de levensverbondenheid van de muziek in wat en hoe zij de mens aanvat buiten beschouwing gelaten. Zelfs preliminair heeft Mersmann het functioneel karakter van de muziek niet aangeroerd. Men zal opwerpen, en met grond van reden, dat hij daardoor het terrein van de muzieksociologie zou betreden hebben. |
|