De Vlaamse Gids. Jaargang 52
(1968)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–[Vervolg: Over het satanisme van Charles Baudelaire]
Père adoptif de ceux qu'en sa colère
Du paradis terrestre a chassés Dieu le Père,
O Satan, prends pitié de ma longue misère!
‘Les Litanies de Satan’ worden besloten met een gebedGa naar eind(4) dat in werkelijkheid een lofprijzing is:
Gloire et louange à toi Satan, dans les hauteurs
Du Ciel, où tu régnas, et dans les profondeurs
De l'enfer, où, vaincu, tu rêves en silence!
Fais que mon âme un jour sous l'Arbre de Science,
Près de toi se repose, à l'heure où sur ton front
Comme un Temple nouveau ses rameaux s'épandront!
Maar ook hier worden zijn verwachtingen beschaamd: de dichter komt namelijk tot de pijnlijke ontdekking, dat Satan in plaats van hem de gehoopte stuwkracht te geven, ook zijn resterende energie opslurpt en dat zijn bondgenoot in werkelijkheid - zijn grootste vijand is!
Reeds in het allereerste gedicht van de bundel ‘Au Lecteur’ dat de reeks ‘Spleen et Idéal’ voorafgaat en in zekere zin de hele ‘reisroute’ van de ‘Fleurs du Mal’ anticipeert, wordt onthullend over de Duivel gezegd:
Sur l'oreiller du mal c'est Satan Trismégiste
Qui berce longuement notre esprit enchanté,
Et le riche métal de notre volonté
Est tout vaporisé par ce savant chimiste.
De verwachtingen van de dichter op Satan gesteld, lopen aldus op een bittere teleurstelling uit. Daarom moet met nadruk er op worden gewezen, dat het ‘Satanisme’ van Baudelaire, het bondgenootschap met Satan en de opstand tegen God slechts één enkele fase is van de weg, die van de wereld van de erfzonde (Spleen) naar het ‘Idéal’ voert dat reeds binnen de structuursamenhang van de ‘Fleurs du Mal’ voorbijgestreefd wordt. Baudelaire heeft het Satanisme op zijn manier ‘ontmythologiseerd’ en daarmee ook een zeer interessante en zeker niet onbelangrijke bijdrage voor de moderne Godsproblematiek geleverd.
6. Het slot-hoofdstuk van de bundel heet ‘La Mort’ en vormt inderdaad ook een volgend station van ‘Le Voyage’ (ook titel van het allerlaatste gedicht) waartoe de dichter zich uitgenodigd weet. De Dood is hier echter geen tragisch slotstuk, maar vormt een nieuw begin en opent voor de dichter hoopvolle perspectieven. Er is daarom geen sprake van een capitulatie. De dichter wil nog steeds weg uit de sombere wereld van de ‘Spleen’. De ‘Invitation au Voyage’ klinkt hem nu dringender in de oren dan ooit. De reis naar het verloren paradijs der onbekende schoonheid wordt voortgezet, ook al voert de reisroute via de dood:
O Mort, vieux capitaine, il est temps! levons l'ancre!
Ce pays nous ennuie, ô Mort! Appareillons!
Si le ciel et la mer sont noirs comme de l'encre,
Nos coeurs que tu connais sont remplis de rayons!
De dichter wil
Plonger au fond du gouffre, Enfer ou Ciel, qu'importe?
Au fond de l'Inconnu pour trouver du nouveau!
De weg naar de schoonheid behoudt voor Baudelaire aldus ook in de dood haar ambivalent karakter (infernal et divin). Maar boven deze ambivalentie | |
[pagina 29]
| |
uit wil de dichter naar de volmaakte schoonheid als zodanig, en laat het hem daarom onverschillig of deze weg nu via de hemel of wel via de hel voert. De dood als een nieuwe fase van de weg naar de volkomen schoonheid bergt aldus voor de dichter nieuwe mogelijkheden in zich. Hij blijft hopen en verwachten en zet vol vertrouwen ‘Le Voyage’ voort. Maar de dood ligt buiten de grenzen van deze wereld en symboliseert aldus, dat de dichter, door de schoonheid geïnspireerd en gefascineerd, er niet in slaagt haar te overmeesteren, en dat het de mens in dit aardse leven niet gegeven is om het onbekende land der volmaakte schoonheid te bereiken. Het is echter nog altijd de dichter zelf, die hier zingt. Weliswaar is het leven van Baudelaire als mens in een smartelijke strijd om het schone opgegaan, maar de ‘Fleurs du Mal’ zijn tot stand gekomen en betekenen een triomf van de dichter Baudelaire: de kunst realiseert zich daar, waar de kunstenaar door de schoonheid overweldigd wordtGa naar eind(5). | |
IV. Fleurs du malCharles Baudelaire werd het niet gegeven om het schone ook in de natuur te ontdekken. Zijn vader was een Jansenist en de invloed van Joseph de Maistre op Baudelaire is zeer aanmerkelijk. Mede hierdoor is zijn scheppingspessimisme te verstaan. De titel van Baudelaire's gedichtenbundel is weliswaar niet een vondst van Baudelaire zelf, maar een suggestie van zijn vriend Hippolyte Babou, brengt desalniettemin het Leitmotiv van de ‘Fleurs du Mal’ voortreffelijk tot uitdrukking. Théophile Gautier merkt terecht op: ‘Les Fleurs du Mal étaient un de ces titres heureux plus difficiles à trouver qu'on ne pense. Il résumait sous une forme brève et poétique l'idée générale du livre et en indiquait les tendances’. Baudelaire's gedichten zijn ‘Fleurs du Mal’, omdat ze naar de zienswijze van de dichter op de bodem van een door de erfzonde bedorven wereld groeien. Maar ze zijn Fleurs, omdat de kunstzinnige inspiratie als het-onderweg-zijn-naar de volmaakte Schoonheid, hier zijn konkrete uitdrukkingsvormen heeft gevonden. De taak van de dichter om de aardse werkelijkheid te veredelen, heeft Baudelaire op een grootse wijze vervuld:
Tu m'as donné ta boue et j'en ai fait de l'orGa naar eind(6).
Zo kan de kunst, ook de door velen ten onrechte aangevochten dichtkunst van Charles Baudelaire - wellicht langs een hele lange omweg - een bijdrage zijn tot de herschepping der wereld door God zelf ter hand genomen.
Car c'est vraiment, Seigneur, le meilleur témoignage
Que nous puissions donner de notre dignité
Que cet ardent sanglot qui roule d'âge en âge
Et vient mourir au bord de votre éternité!Ga naar eind(7).
Prof. Dr. A. Szekeres |