Politiek
Verkiezingen: twee exponenten
De verkiezingen behoren tot het verleden, de problemen niet.
Op het stuk van de verhoudingen onder de gemeenschappen moeten de grote partijen of wat daarvan overbleef (cfr de C.V.P.) toch weer pogen de nationale brokken te lijmen.
Het is ten dele een rekenkundig probleem nu de C.V.P. zo zwaar geslagen werd en zich zo nadrukkelijk tot federalistische vleugelvorming bekend heeft en ook de B.S.P. gebarsten uit het electorale avontuur is gekomen.
Een zware dobber dus.
De verkiezingen hebben de oplossing niet vergemakkelijkt.
Pessimistische, of moeten we zeggen nuchtere (?) waarnemers tippen reeds op nieuwe verkiezingen in een zeer nabije toekomst, al is nu toch wel bewezen dat de stembus alleen het ‘contentieux’ niet uit de wereld kan helpen, omdat zich ondanks de vooruitgang der uitersten toch geen duidelijk nieuw politiek patroon aftekent.
Dus moet er wel gepraat worden. Iedereen beaamt immers dat de staatsstructuur dient versoepeld. Alleen over de methode bestaat verschil van mening; maar vaak ervaart men dat de opvattingen dichter bij elkaar blijken te liggen dan de woorden waarin ze verklankt worden.
Zoals omgekeerd bewezen moet worden dat slogans in de praktijk tot concrete oplossingen kunnen leiden.
Het is overigens duidelijk dat geen enkele politieke formatie helemaal aan de invloed van de middelpuntvliedende krachten ontsnapt.
***
Achter de schermen van deze typisch Belgische problematiek voltrekt zich evenwel nog een andere verschuiving in het politieke leven.
Een verschuiving die elders en met name in Nederland veel duidelijker naar voor treedt: de hergroepering volgens een nieuw patroon waarbij de ideologische scheidingslijnen vervagen en de maatschappelijke geledingen zich integendeel scherper beginnen af te tekenen.
Aan de ene kant valt het woord ‘travaillisme’ aan de andere het verwijt ‘bourgeoisie’.
Beide uitdrukkingen zijn te hel gekleurd voor een maatschappij die geen scherp standenverschil meer kent, maar integendeel aan een bestendige nivellering in beide richtingen onderhevig is.
Niettemin is de uittocht van de burgerij uit de C.V.P. een feit.
Symptomatisch is trouwens - objectief bedoeld - de consolidatie van de P.V.V. ondanks de sleet die traditioneel een regeringspartij treft, de normaal te verwachten terugslag van de doorbraak in 1965, én het feit dat de hoofdstedelijke francofone greep op het P.V.V.-taalbeleid, althans de Vlaamse liberalen beslist niet dienen kon.
Er is dus wel degelijk een nieuw element in de Belgische politiek gebracht.
Logischerwijze versterkt deze ontwikkeling de samenhorigheid van de beide grote syndicaten. Verder dan het ‘Gemeenschappelijk Front’ geraakt men voorlopig nog niet. Het wantrouwen is daarvoor nog te groot tussen de zaakvoerders van ‘Volkshuis’ en ‘Gildenhuis’.
Onder druk van de aantrekkingskracht die de P.V.V. - zoals gesteld - ontegensprekelijk blijft uitoefenen op de burgerij, de zelfstandigen en de kaders, kortom op alle groepen die in de massa-vakbond niet of niet meer thuishoren, kan dit wantrouwen echter verdwijnen, omdat de behoefte aan een voldoende tegengewicht op alle andere overwegingen zou gaan primeren.
***
Zo zou het tweepartijenstelsel ontstaan dat decennia-lang werd afgeremd door een historisch gegroeide filosofische strijd, erfdeel van de klerikale Spaanse furie en van de Libertijnse Franse revolutie.
Maar zal het doorbreken van de ideologische muur de deur niet openen voor een nieuwe soort verzuiling? Zijn maatschappelijke tegenstellingen onvermijdelijk, inherent aan de menselijke natuur die strijd behoeft om inspiratie te vinden?
De volmaakte maatschappij waarvan Jezus en Marx droomden ligt in Utopia, maar op de oneindige weg daarheen zijn de klassetegenstellingen toch wel al fel gemilderd.
Het tweepartijenstelsel gegrondvest op sociaal standenverschil lijkt al goeddeels voorbijgestreefd, vooraleer het in ons land een kans schijnt te krijgen.
Periodieke inzinkingen ten spijt is het gemiddelde welvaartpeil steeds in stijgende lijn blijven gaan en er is geen enkele reden om te veronderstellen dat de toekomst die ontwikkeling zou verloochenen.
De rijkdom-herverdelende rol van de staat wordt allang niet meer betwist. In dit opzicht groeien niet enkel de partijen naar elkaar toe maar zelfs de internationale stelsels.
In de Verenigde Staten zijn standen en partijen allang dooreengeweven en als men vandaag de Brit ondervraagt naar het verschil tussen de Conservatieven en Labour, antwoordt