den, vertrouwen moet inboezemen.
In het tussenstadium werd dus door een uitgiftebank geld uitgegeven, waarvoor in de bank een gouddekking bestond. Het is duidelijk, dat deze gouddekking te maken heeft met de vorm van het geld en niet met de basis.
In het tussenstadium bestond aanvankelijk ook, dat het uitgegeven geld omwisselbaar was in goud. Toen hiervan werd afgezien, was meteen ook de noodzakelijkheid verdwenen een gouddekking te behouden voor het in omloop zijnde geld.
Nochtans wordt deze gouddekking nog door sommige ouderwetse economisten als iets allernoodzakelijkst verdedigd. Zij zien in deze gouddekking een zekere waarborg voor de waarde van het geld. Zij verwarren eenvoudig vorm met inhoud of kasmiddel met rijkdom. Doorgaans zijn het ook deze ouderwetse heren, die in het internationaal stelsel voorstanders zijn van een terugkeer naar de gouden standaard en daar begaan zij dezelfde vergissing, zoals wij verder zullen zien.
Feitelijk is deze gouddekking (die in België met de oorlog was afgeschaft, maar in 1957 opnieuw werd ingesteld) een sterilisatie van een deel van de rijkdom in de centrale bank, waarin men de zekerheid ziet, dat deze bank altijd het nu nog noodzakelijke goud zal hebben om de eventuële schulden aan het buitenland te kunnen betalen.
Maar dit is een onzinnig redenering. Indien men b.v. in ons land in een toestand zou verkeren, dat de betalingsbalans jarenlang met verlies zou afgesloten worden, dan zou de centrale bank juist niet over het nodige goud beschikken om die schulden te betalen, aangezien zij verplicht is een deel van het goud te behouden voor de (overbodige) dekking van het geld, dat in het binnenland in omloop is.
(Dit is een toestand, zoals in een stad waar de inwoners er zich bij de burgemeester over beklaagden, dat er onvoldoende taxi's waren. De burgemeester besloot toen, dat er op elke staanplaats voortaan twee taxi's zouden blijven staan en pas wanneer er een derde bijkwam de eerste mocht gebruikt worden... toen waren er nog minder taxi's).
De Verenigde Staten zijn trouwens door hun voortdurend tekort op de betalingsbalans en ingevolge de goudkoorts in een dergelijke toestand geraakt. De regering-Johnson heeft er dan ook eindelijk toe besloten de binnenlandse gouddekking van de dollar af te schaffen.
Hierdoor is uiteraard de hoeveelheid goud, die ter beschikking komt voor het internationaal betalingsverkeer aanzienlijk toegenomen, zodat de gouverneurs van zeven centrale banken nadien te Washington konden besluiten, dat er nu goud genoeg is voor de regeling van de internationale betalingen en dat zij ook beslissingen konden treffen om het internationaal stelsel niet verder te laten ondermijnen door de ongebreidelde goudspeculatie.
Want, is het goud verdwenen uit de binnenlandse geldstelsels, dan is het nog een belangrijk betalingsmiddel in het internationaal geldstelsel. Het vervult daar nog de rol, die het vroeger in de nationale geldstelsels vervulde. Het is immers een betalingsmiddel, dat door iedereen aanvaard wordt.
Maar ook in het internationaal betalingsverkeer is een evolutie aan de gang, die ongeveer vergelijkbaar is met de ontwikkeling, die de nationale geldstelsels hebben doorgemaakt.
Voor de verduidelijking van de huidige moeilijkheden volstaat het in dit artikel de schets van deze evolutie te beperken tot enkele hoofdtrekken.
Het internationaal betalingsverkeer geschiedt tussen de centrale banken van de verschillende landen.
De waarde van de internationale handelsverrichtingen neemt veel sneller toe dan de hoeveelheid goud, die geproduceerd wordt. Er is dus niet genoeg goud om daarmee alleen als betalingsmiddel te werken.
In de groei van de wereldhandel nam eerst Groot-Brittannië een overheersende plaats in en er werd overeengekomen, dat de internationle betalingen ook zouden kunnen gebeuren in Ponden, die ‘zo goed als goud’ beschouwd werden. Later werd deze rol van het Pond ingevolge de economische macht van de Verenigde Staten overgenomen door de dollar.
Het huidig stelsel werd de vorm van een internationale overeenkomst gegeven door het akkoord van Bretton Woods in 1944.
In dit stelsel van de zogeheten goud-wisselstandaard zijn de aangesloten landen ertoe verplicht de wisselkoers van hun nationale munt uit te drukken in een waarde ten opzichte van het goud of ten opzichte van de dollar.
Benevens het goud vervult de dollar dus de functie van reserve en van internationaal betalingsmiddel.
Herinneren wij nu even aan de vaststelling, dat het handelsverkeer sneller groeit dan de goudhoeveelheid toeneemt.
Indien men dus over voldoende betalingsmiddelen wil beschikken in dit stelsel, dat moet (daar er niet genoeg goud is) de hoeveelheid reservemunten toenemen, nl. dollars, wat onvermijdelijk tot een tekort op de betalingsbalans moet leiden. Maar daardoor wordt dan het internationaal vertrouwen in de dollar aangetast. De schulden van Amerika stapelen zich dan op, zodat de vraag gesteld wordt of Amerika nog wel genoeg goud heeft om die schulden terug te betalen. In deze redenering die aanleiding gegeven heeft tot het omwisselen van dollars in goud en tot de goudkoorts door de speculatie op een prijsverhoging van het goud, bestaat nu precies weer de reeds aangehaalde verwarring tussen rijkdom en kasmiddelen.
Doch ook afgezien daarvan, is het voortduren van een tekort op de betalingsbalans van een land in het internationaal geldstelsel een onhoudbare toestand.
Maar indien het stelsel dus vereist, dat de Amerikaanse betalingsbalans in evenwicht zou zijn, dan zal men voor de omgekeerde toestand komen te staan, dat er een gebrek aan internationale betalingsmiddelen zal ontstaan.
Reeds in 1959 wees de Belgische Amerikaan Robert Triffin op dit