De Vlaamse Gids. Jaargang 52
(1968)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–
[pagina 33]
| |||||||||||
PolitiekHet geschil tussen de Sovjet-Unie en China![]()
ROGER ANDRIES
Bassevelde 9.4.1935. Kapitein genie en transmissie. Promoties langs het kader. Gespecialiseerd in de militaire problemen van China. Kandidaat in de Oosterse Taalkunde en Geschiedenis. Voltooit studies aan het Oosters Instituut van de Rijksuniversiteit te Gent. De relaties tussen de Sovjet Unie en China zijn in de Westerse pers altijd een druk besproken onderwerp geweest. Van 1949 tot 1960 verklaren de ridders van de pen en de politiek met klem dat communistisch China niets anders kan zijn dan een satelliet van Moskou, Moa-tse-tung een lakei van Stalin of Kroesjtsjev. Na 1962 schallen de propaganda-bazuinen uit dat de volledige breuk tussen de Sovjet-Unie en China onvermijdelijk en nakend is en waarschijnlijk zal resulteren in een oorlog tussen communisten! Ondertussen is de broederoorlog er niet gekomen en hebben de profeten andere onderwerpen gevonden. Het relaas van de feiten is maar mogelijk geworden toen het geschil vanaf 1960 openbaar bekend werd. Door de wederzijdse beschuldigingen daarna, hebben wij kennis genomen van veel wrijvingen vóór dat jaar, die niemand tot dan toe kon vermoeden. De polemieken wijzen ons de weg naar de oorsprong zowel als naar de verre inhoud van het geschil. In ons onderzoek zullen wij als volgt te werk gaan: 1. Enkele feiten belichten uit de Chinese geschiedenis, die van aard zijn de huidige gebeurtenissen te verduidelijken. 2. De geschiedenis opbouwen van de feiten waaruit het geschil bleek. 3. De inhoud van het conflict bepalen. 4. De oorzaken ervan opsporen. Beginnen met feiten en eindigen met oorzaken mag eigenaardig voorkomen, het is geenszins tegennatuurlijk. Op die manier volgen we het chronologisch verloop: pas na de feiten is men gaan zoeken naar de oorzaken die er vroeger wel waren, maar niet als zodanig vermoed werden. Deze oorzaken zullen we meer van Chinese dan van Russische zijde benaderen, omdat China in het wereldgebeuren de grote onbekende is; de Chinese mens en zijn visie op de wereld bepalen de aard van het geschil. | |||||||||||
Enkele vaststellingen uit de Chinese geschiedenisDe Chinees is de trotse vertegenwoordiger van vierduizend jaar beschaving, de langste beschavingsperiode uit de wereldgeschiedenis, de enige beschaving die nu nog voortleeft, in haar essentie ongewijzigd overgeleverd aan opeenvolgende generaties van hetzelfde volk. Uit die lange geschiedenis moeten we enkele beginselen onthouden die nog invloed hebben op de huidige structuur en levenswijze van het middenrijk. Zo is daar de sociale stratificatie. Drie eeuwen vóór onze tijdrekening zei Meng-tse reeds: ‘In de staat is het volk het waardevolste, de geesten van akker en graan komen op de tweede plaats, de heerser is de minst belangrijke.’Ga naar eind(x). De communisten kunnen teruggrijpen naar een van hun oudste filosofen. Natuurlijk hebben de machtigen het volk wel ondergeschikt gemaakt aan hun belangen, het uitgebuit als nergens ter wereld zelfs, maar het principe bleef onaangetast voortleven in de Chinese intelligentsia. In de beste perioden van hun geschiedenis hebben de Chinezen ‘het volk’ hooggeschat; de keizer zag zichzelf slechts als de zoon des hemels, de bemiddelaar tussen de bovennatuurlijke macht en het volk. In het praktische leven bestond het ‘volk’ uit volgende groepen, gerangschikt volgens hun aanzien: de geletterden, de boeren, de werklieden | |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
d.i. ambachtslieden, en de kooplieden. De geletterden beheersten geheel de samenleving: economisch, omdat zij het land bezaten, dat zij verhuurden aan de boeren, en omdat zij daardoor ook het kapitaal bezaten en de kapitaalbewegingen kontroleerden; intellectueel, omdat zij alleen ingewijd waren in de Confusiaanse klassieken. Zij alleen konden lezen en de kunstmatige letterkundige taal schrijven. Zij genoten een enorm prestige. Zij alleen hadden de sleutel op de toegangspoort tot de administratie. Zij beheersten dus ook de politieke bedrijvigheid. Want de staatsexamens voor toegang tot de ambten waren gebaseerd op de letterkunde en een algemene morele vorming volgens de Confuciaanse moraalfilosofie die het hem moest mogelijk maken alle praktische problemen met een Salomonsoordeel op te lossen. Geleerden, kapitalisten en politiekers vormden één klasse. Het verschil met het Westen moet wel niet aangetoond worden. De kapitalisten zijn nu natuurlijk uitgeschakeld, maar de kontrole over het kapitaal is enkel overgegaan naar de staat. En noemt de staat niet Mao, Chou, Liu...? De machthebbers zijn de geletterden! Inderdaad, Moa-tse-tung schrijft verzen en fiosofeert. De meesten van de huidige Chinese leiders komen uit de betere stand, het zijn geen ‘parvenus’ zoals een Kroesjtsjev! Geheel de Chinese levensgemeenschap was gegrondvest op de landbouw. De landbouwer stond veel hoger op de maatschappelijke ladder dan de ambachtsman. De (veel rijkere) handelaar stond er helemaal niet op. De anderen keken minachtend op hem neer. Heel de rijkdom van het land was de landbouw. Van de opbrengst van de oogsten ontving de landsheer zijn rente, de staat zijn belasting, de handelaar zijn waren, de handwerker zijn grondstoffen. Van ouds werden grote werken uitgevoerd ten bate van de landbouw voor bevloeiing, afwatering, indijking. Al deze taken lagen nog eens in de handen van de geletterden. Als landeigenaars ontvingen zij huurgelden, als kapitaalkrachtigen de renten van de leningen, als ambtenaren inden zij de belastingen. De boeren werden uitgezogen, tot op het been afgeknaagd. Maar zij waren het hart van de natie, zij droegen het duizendjarige rijk op hun schouders. De communisten hebben die orde niet kunnen veranderen. Bestonden de eerste communistische groeperingen naar Russisch voorbeeld aanvankelijk alleen uit werklieden uit de industrie in de steden, dan bewijzen de feiten toch dat dit proletariaat te weinig talrijk en te zwak was om het op te nemen tegen de bestaande orde. Chiang-kai-shek roeide dit communisme zo wat volledig uit in de jaren 1927-1934. Mao-tse-tung vluchtte toen met enkele getrouwen het platte land in en ging steunen op de boeren. Vanuit Kiangsi heeft hij in de ‘lange mars’ tot in Yeman een boerenopstand geleid. Met de boeren heeft hij de nationalisten verslagen en de volksrepubliek gesticht. Hij veroverde China van buiten naar binnen, steunend op het volk. Lenin deed het andersom. De Russische revolutie steunde op het stadsproletariaat en ontevreden troepen, handig gemanipuleerd door een handvol intrigerende communisten. Na de overwinning heeft Mao getracht het accent te legen op de industrie. Al gauw bleek het dat de economische basis van het land niet met een pennetrek te verplaatsen was. De landbouw kreeg de nadruk. We zullen verder nog zien hoe belangrijk deze faktor is in het geschil met de Sovjet-Unie. Boerenopstanden zijn niets nieuws in China. De massa heeft er nooit een ander middel gekend om zijn wil op te dringen. Boerenopstanden hebben het lot bezegeld van de meeste dynastieën; hun leider werd de nieuwe keizer. De grote intellectuelen hebben deze handelwijze gerationaliseerd door te propageren dat het volk het recht heeft onwaardige heersers uit te schakelen en te vervangen door betere. Wie verwondert zich dan over de T'ai-p'ing-rebellen en de Boxers? Over Chinese boeren-communisten? Een andere constante uit de Chinese geschiedenis, de voornaamste misschien, in verband met het Russisch-Chinees geschil, is de culturele erfenis. Niets is belangrijker dan de overtuiging van de Chinezen dat zij hèt beschaafde volk zijn in de wereld en dat de Chinese opvatting over om het even wat, de beste is. Alle niet-Chinezen, met inbegrip van de Russen, zijn barbaren. Daarover verder meer, als een van de oorzaken van het conflict. In de jongste geschiedenis, die van de Marxistische revolutie en de overwinning van Mao, moeten we nog de nadruk leggen op de originaliteit van de Chinese methodes. We hebben reeds gezegd dat de beweging in China steunde op de boeren, in Rusland op de stadsbevolking. China sprong uit een achterlijke toestand en een statische beschaving recht in de moderne wereld. Het dynamisme van de jonge staat kan men niet ontkennen. Volgens Marx zou het communisme triomferen via het proletariaat in sterk geïndustrialiseerde landen. In 1949 is de Chinese industrie, in vergelijking met de landbouw, praktisch onbestaande. Het industrie-proletariaat vertegenwoordigt een te verwaarlozen minderheid. De communistische overwinning in een economisch achterlijk land is een enig experiment, dat de ontwikkelingslanden wel moet aanspreken! Hoe theoretisch de ideologische uitspraken van Mao ook mogen klinken, als staatsman is hij een prakticus. Hij heeft de Marxistische leer aangepast aan de toestanden in China. Met meer zin voor realiteit dan de Russen ziet hij in de massa van landbouwers de kern van zijn revolutie. In zijn ‘nieuwe democratie’ propageert hij de dictatuur van het volk, maar dan van het volk dat vier klassen bevat; arbeiders, landbouwers, nationale bourgeoisie en intellectuelen, en kleine burgerij. Zodoende heeft hij zich de steun verzekert van de grote bezitloze massa en van de belangrijke klasse van intellectuelen en kleine burgers van allerlei beroepen, zonder wier hulp zijn staat niet leefbaar was. De communisten zweren trouwens het verleden niet af. Slechts op een | |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
beperkt aantal punten, die hij essentieel acht, breekt Mao met de traditie: de uitschakeling van de landheren en het feodale systeem; de opslorping van privé-kapitalen door de staat; de vervanging van de persoonlijke dictatuur door de dictatuur van het volk... Kortom, alles wat onafscheidelijk bij communisme hoort. Maar, naast het zuiver Marxistische, neemt hij in zijn programma ook al de nationale betrachtingen op en legt hij daarop veel nadruk om het entoesiasme van het volk op te wekken: het door de oorlog met Japan ontwikkelde nationalisme, de reeds eeuwen ingewortelde vreemdenhaat, de wrok van het volk tegen de uitbaters... ![]() Mao's communisme is in wezen Chinees en verschilt daardoor grondig van Lenins communisme, dat Russisch was en is.
Kan men zich een grondiger verschil indenken dan tussen het Oosters China en het Westers Europa? En Rusland is in wezen Europa! Rusland wordt meer Westers, iedere dag!
De Russen hebben hun revolutie gewonnen van binnen uit door intrigeren en complotteren. Bijna vanaf de eerste dag konden zij centrale politieke macht veroveren en de revolutie om zo te zeggen wettelijk verder zetten.
De Chinese communisten integendeel bleven twintig jaar lang outlaws. Zij leden twintig jaar lang ontbering om het land met de wapens voet voor voet te veroveren. Deze ondervinding heeft hen overtuigd van de noodzaak van geweld in revoluties.
Zulke basisverschillen lagen reeds besloten in de situatie van 1949. | |||||||||||
De geschiedenis van het geschilVoor de ogen van de wereld was de verbondenheid tussen China en Rusland in 1949 opvallend. De Sovjet-Unie erkende de nieuwe volksrepubliek de dag na de uitroeping ervan. De Sovjet-pers zowel als de Chinese, weergalmde van lof en grootspraak over de overwinning. En er wàs ook wel wederzijdse achting en sympathie.
Nochtans voor de opmerkzame waarnemer - maar wie was zo opmerkzaam op dat ogenblik? - was | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
er wel een verschil in accent in de lofbetuigingen. De Chinese pers schreeuwde in termen van ‘vernieuwde wereld’, ‘totale omwenteling’ en over Mao als ‘profeet’ en ‘Aziatische Karl Marx’. In de Sovjet-pers draaiden de termen rond een ‘grote overwinning van het communisme’ en ‘wereldschokkende gebeurtenis’. Onbewust was dit reeds een uiting van de Chinese onafhankelijkheid enerzijds en de Moskouse eis van leiderschap anderzijds. De Chinezen hadden helemaal geen reden om zich afhankelijk te voelen van Rusland. Zij hadden aan Stalin niets te danken. Deze had tot op het laatste ogenblik ‘correcte’ relaties onderhouden met de nationalisten als wettige regering. Hij had de communisten in hun strijd bijna niet gesteund en zelfs hun belangen opgeofferd aan goede betrekkingen met de Kuomintang die hij nodig had tegen Japan. De industrie van Manchoerije had hij in 1945 helemaal leeggeplunderd en naar Siberië gesleept. Hij behield vanuit de Tsarentijd nog het recht van gezamelijke uitbating der Chinese Oostelijke spoorwegen. Een verdrag met de nationalistische regering in 1945 gaf hem een bevoorrechte positie in Dairen en Port Arthur. De grens tussen de beide landen was slecht afgebakend. Zowel Sinkiang als Mongolië waren in feite half-gekoloniseerde gebieden, waar de belangen van beide naties letterlijk op elkaar botsten. Maar de Sovjet-Unie had een periode van rust nodig om zich te herstellen van de oorlog, en om zijn economie weer op te bouwen. China van zijn kant moest bijna van nul beginnen en had dringend hulp nodig die het alleen kon bekomen van zijn machtige gebuur. Gedurende de periode van Mao's overwinning tot Stalins dood, kan er wel onbehagen geweest zijn, werkelijke moeilijkheden in de betrekkingen waren er echter niet. Alle rechten op de Oostelijke spoorwegen komen aan China in 1952. De Sovjet-Unie geeft Dairen en Port Arthur terug in 1955. Slechts in 1955! Er komt economische hulp van Moskou in de vorm van technische hulp, deskundigen en blauwdrukken, kredieten voor een totaal van ongeveer 430 miljoen dollar (21 miljard 500 miljoen B.F.) en handelsverdragen. Maar China had wel wat meer verwacht van de rijkere Leninistische broeder. De Chinese delegatie, in 1950 naar Moskou gestuurd voor onderhandelingen over handelsverdragen en verbindingen, bleef daar tien dagen. Daarna verdween de Aziatische Karl Marx uit de Chinese kranten. Oefenden de Russen dan reeds economische druk uit? In die tijd echter dacht niemand aan wrijvingen, zeker niet aan een ernstig geschil. De Russen en de Chinezen ook niet. Integendeel, de verbondenheid sprong in het oog. Voor de buitenlandse politiek had Mao als richtlijn gegeven: aanleunen bij het communistische blok tegen het imperialisme. Dit stemde geheel overeen met de doctrine van de toenmalige Komïntern, volgens welke er op de wereld geen plaats was voor neutraliteit. Tito had dat vanwege Stalin ondervonden. Rusland en China werkten dus samen in wat men zou kunnen noemen een agressiviteit van het communisme. Die agressiviteit uitte zich in Frans-Indo-China en meer nog in Korea. De Chinezen ontvingen materiële steun van de Sovjet-Unie voor hun gewapende tussenkomst tegen de UNO-troepen en dus vooral tegen de Verenigde Staten, de grote gemeenschappelijke vijand. Was de politiek van beide machten t.o.v. de ‘imperialisten’ gelijklopend en de diplomatieke verklanking gelijkluidend, dan mag men nochtans aannemen dat China de aanval verder had willen doorvoeren, aangezien het later de Sovjet-Unie bij de zusterpartijen zou beschuldigen van te weinig steun in de politiek t.o.v. de eilanden voor de kust en Formosa. Maar de communisten hadden het door die agressiviteit niet ver kunnen schoppen. De wereldopinie keerde zich in het algemeen tegen hen. In de stemmingen in de UNO over de Koreaanse kwestie leed de Sovjet-Unie de nederlaag en verliet de Veiligheidsraad; China werd beschuldigd van agressie. Stalin moet hebben aangevoeld dat de wereld niet gediend was met de gewelddadige ‘bevrijdingen’ door de communisten. De binnenlandse moeilijkheden - o.a. de tekortkomingen van de gecollectiviseerde landbouw - moeten hem de woorden in de mond gelegd hebben voor zijn verklaring over ‘Economische problemen van het socialisme in de USSR’ gepubliceerd op 2 oktober 1952. Hij sprak er over ‘vreedzame coëxistentie’, argumenterend dat de tweede wereldoorlog de wereld had verdeeld in ‘twee parallelle wereldmarkten... tegenover elkaar’. Hij zei: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat in vreedzame competitie met het kapitalisme, het socialistisch economische systeem zijn superioriteit over het kapitalistische economische systeem zal bewijzen’. Dat was destalinisatie door Stalin zelf! Het schijnt trouwens geheel in overeenstemming geweest te zijn met de Chinese visie op dat ogenblik. Ook Mao had de mislukking van zijn aanvallen ingezien: de oorlogen in Indo-China en Korea en de Formosa-crisis in 1955 hadden alleen geleid tot de versterking van Amerikaanse posities in die gebieden. Wat er al achter de schermen besproken werd tussen China en de Sovjet-Unie over wereldpolitiek weten wij niet. Feit is dat beide in de onmiddellijke toekomst op coëxistentie zouden gaan experimenteren. Stalin stierf in 1953. In de verwarring om de opvolging heeft Mao-Tse-Tung Kroesjtsjev gesteund tegen Malenkov; dat wordt nu algemeen aangenomen, alhoewel volstrekt zekere bewijzen niet voorhanden zijn. Kroesjtsjev was de ‘zachte’ en Malenkov de ‘harde’. Indien Mao Kroesjtsjev steunde, kleefde hij dus nog niet de ‘harde doctrine’ aan, die de Chinezen later met zoveel vuur zouden verdedigen. En inderdaad de nieuwe koers komt voor het eerst duidelijk tot uiting in Azië. Op initiatief van de Chinezen beleggen de meeste landen van Azië een conferentie te Bandoeng in 1955. Chinezen, Indiërs, Birmanen, Mongolen, Indonesiërs en noem maar | |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
op, het zit allemaal om dezelfde vredestafel. De geest is er breed, de verwachtingen zijn hoopvol. Nehroe geeft in zijn speech duidelijk te kennen dat het laatste restje kolonialisme uit Azië moet verdwijnen. De slagzin is zowat: Azië aan de Aziaten. De landen die aan de conferentie deelnemen verbinden er zich toe de vijf punten in acht te nemen in hun wederzijdse betrekkingen:
Het was duidelijk een programma van vreedzame coëxistentie. Op basis van deze principes delen de Chinezen de materiële weldaden van het communisme uit aan Noord-Vietnam, Mongolië, Noord-Korea, maar ook aan niet-communistische landen als Cambodja, Indonesië, Birma, Ceylon. Zij regelen hun grenzen in overeenkomsten met alle aanpalende landen behalve Rusland en Indië. Zij doen mee aan de destalinisatie, door Kroesjtsjev gelanceerd in 1956. Mao doet een dichterlijke oproep tot de intellectuelen: ‘Laat honderd bloemen bloeien!’, laat de intelligentsia vrijmoedig kritiek uitoefenen op de methodes en doelstellingen van het communistisch regime, dat zal leiden tot rijkdom in verscheidenheid. De intellectuelen waren niet haastig. Tot driemaal toe moest de partij hen aansporen vrijuit hun mening te verkondigen... Voegen we daarbij de matigende invloed van China in de Poolse opstand in 1956, die we wat verder zullen bespreken, dan beginnen we ons af te vragen: wie is nu de ‘harde’ en wie de ‘zachte’, Rusland of China? Of tenminste beginnen we te twijfelen aan de oprechtheid van de huidige ideologische doctrines. Wij vermoeden iets reëler achter de woorden van ideaal communisme. De Russen marcheren op een weg evenwijdig met de Chinezen. In 1955 reizen Kroesjtsjev en Boelganin naar India. Het wordt zowat een triomftocht voor de gasten uit het Kremlin, met bloemenkransen en buigingen en volkstoeloop en al wat erbij hoort. Een triomf ook van de nieuwe idee: coëxistentie, Sovjet-steun aan de ontwikkelingslanden, zelfs niet-communistische. Als de Chinezen later, vóór andere communisten, deze politiek zullen aanvallen, zal Kroesjtsjev een gezegde van Lenin herhalen: ‘Wij steunen ze zoals het touw de opgehangen man steunt.’ Van communistische gespleten tongen gesproken! Gaf Kroesjtsjev niet duidelijk te kennen dat hij Azië niet aan de Chinese invloed zou overlaten? Deze reis moet wel een doorn in de Chinese ogen geweest zijn. Rusland verzoent zich met Joegoslavië, waarover Stalin de ban had uitgesproken. Het was toen geweerd uit de Komintern en behoorde niet meer tot het blok. Er was toen geen plaats in het heiligdom voor mannen als Tito, die het aandurfden het gezag van Stalin te trotseren, een eigen communisme op te bouwen, een neutrale houding aan te nemen in de koude oorlog en liever Amerikaanse hulp te aanvaarden dan de ‘rijke armoede’ van het communistisch blok te delen. Nu - in 1956 - ontving Kroesjtsjev diezelfde Tito met veel omhaal van vriendschap in Moskou. Hij nam de gelegenheid te baat om de ‘verschillende wegen naar het socialisme’ te aanvaarden als volkomen normaal, bijna als noodzakelijk. De ‘Chinese weg’ zou hij later wel afkeuren, die week te ver af van het ware communisme, en wat meer is, hij strookte niet met de plannen van Moskou. In 1956 heeft het twintigste partijcongres plaats. Stalin wordt afgekamd. De destalinisatie hoort men over alle radio's, tot zelfs de Westerse bladen worden ermee volgedrukt. Zij overschreeuwde in die dagen het tweede punt van het congres, dat later van meer belang zou blijken: de amendementen van Kroesjtsjev op de leer van Lenin. Twee stellingen van die leer waren de onvermijdelijkheid van de oorlog en de noodzaak van gewelddadige revoluties. Kroesjtsjev zei dat het socialistische kamp nu zo sterk was geworden dat de oorlog kon vermeden worden. Ook zonder oorlog zou het communisme door zijn economische en sociale kracht zegevieren in de wereld. Hij argumenteerde dat men Lenin niet à la lettre moet nemen. De letter is dood, de geest leeft. Niemand, zelfs Lenin niet, kon de toestanden van vijftig jaar later voorzien. De betekenis is: Rusland heeft alles te verliezen bij een kernoorlog. Die is dus te verwerpen. Maar ook plaatselijke gewapende revoluties kunnen een kernoorlog uitlokken. Die zijn dus ook te verwerpen. Wij zullen daarop terugkomen als we de inhoud van het geschil bepalen. Deze stelling zou het middelpunt worden van al de latere zogenaamde ideologische disputen. In 1956 echter zagen noch de Russen noch de Chinezen de draagwijdte ervan in voor hun respectieve politiek. De Chinezen spraken niet tegen. De golf van ontspanning leidt tot opstand in Polen en Hongarije. In Polen wil Gomulka een eigen nationaal communisme naar het voorbeeld van Joegoslavië. Later is aan het licht gekomen dat Kroesjtsjev er op het punt stond geweld te gebruiken. Maotse-tung heeft zich daartegen verzet en Kroesjtsjev aangemaand toegevingen te doen. In Hongarije gingen de verzuchtingen nog verder en was de opstand heviger. Kroesjtsjev stond op het punt toe te geven. Mao raadde hem aan de opstand neer te slaan. Waarom dit verschil in de Chinese houding? Mao rekent goed en heeft een praktische kijk. In Polen gehoorzaamt gans het leger aan Gomulka. De strijd zou lang duren. Daarbij is Gomulka een overtuigd communist. Het zou een broederstrijd zijn. En, als Rusland wat toegaf, zou Polen toch nog in het communistische kamp blijven. Waarom dan vechten? In Hongarije is de opstand wel hevig maar ongeordend. De strijd zal kort zijn. Nagy was voorstander van een parlementaire democratie en neutraliteit; hij zou buiten het communistische kamp gaan. De feiten hebben de Chinezen gelijk gegeven. Nochtans mag men zich | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
nu afvragen of Mao ook niet geadviseerd heeft in het belang van China. Heeft hij misschien in het Polen van Gomulka geen kracht gezien die de oppermacht en het gezag van de Sovjet-Unie zou trotseren, die het prestige van Rusland als leider van het wereldcommunisme zou verminderen, en dus onrechtstreeks zou bijdragen tot de invloed van China bij de zusterpartijen? In alle geval tonen de Chinezen dat zij Kroesjtsjev niet erkennen als onbetwist heerser over het communisme zoals Stalin. In de periode van 1957 tot 1960 gaan Russen en Chinezen verschillende richtingen uit. Zij worden zich bewust van het geschil dat daardoor rijst, maar houden het verborgen voor de andere communisten. Ondanks de successen van het eerste vijfjarenplan is de financieel-economische toestand in China verre van schitterend. Er zijn veel meer investeringen nodig dan er kapitalen beschikbaar zijn. Geen enkele sector van de economie, noch de industrie, noch de landbouw, produceert overschotten die de investeringen zouden kunnen dekken. Het kapitaal voor de oprichting van de industrie kwam van de Sovjet-Unie, op krediet maar niet gratis. China zit dus diep in de schuld. Het is nu ook geweten dat Mao in 1957 aan Moskou meer hulp heeft gevraagd, maar die niet heeft gekregen.
De coëxistentiepolitiek met de daarbijhorende hulp aan ontwikkelingslanden kost veel. Te veel voor China dat zelf nog een ontwikkelingsland is. De Chinese leiders zien in dat zij deze politiek niet met evenveel kracht en efficiëntie kunnen voeren als de Sovjet-Unie. Een meer ‘communistische houding’, enkele geweren en vrijwilligers en morele steun aan gewapende opstanden, zou heel wat minder kosten. Op dit terrein kan China wedijveren met Rusland.
In 1957 bloeien de honderd bloemen nog. De intellectuelen hebben eindelijk de oproep beantwoord en formuleren hun kritiek op het regime. De wind van ontspanning wakkert het vuur van de kritiek nu aan. Een storm van protesten raast over Peking, de kritiek valt de partij zelf en haar leiders aan. Dat is natuurlijk te veel. De ware communisten beginnen een rectificatiecampagne tegen rechtse elementen, zij zuiveren de partij, de vele giftige onkruiden die tussen de bloemen zijn opgeschoten ruimen zij meedogenloos op. Ook in Sinkiang leidt de ontspanning tot opstand. De niet-Chinese bevolkingsgroepen menen het recht te hebben, benevens de naam van autonomie, ook feitelijke zelfbeschikking te mogen eisen. Er zijn Chinese soldaten nodig, en er komen wapens en bloed bij te pas, om de Oeïgaren te overtuigen van het voordeel van de Han-heerschappij. De binnenlandse zwenking naar links is een teken aan de wand voor de buitenlandse politiek. In 1957 zijn er ook al symptomen die wijzen op een verstrakking van de Chinese houding in internationale betrekkingen. De commentaar in de Chinese pers op de Spoetniks en intercontinentale ballistische raketten legt de nadruk op het overwicht van het Oosten op het Westen; de Russen spreken echter van een afschrikwapen dat de imperialisten moet beletten oorlog uit te lokken; in een toespraak op de conferentie van Moskou in 1957 zegt Mao dat de Oostenwind sterker is dan de Westenwind; het kapitalistisch imperialisme van de Verenigde Staten wordt in China voorgesteld als de papieren tijger... Ondertussen zwaait de Sovjet-Unie verder naar rechts. Zij verleent hulp aan neutrale en zelfs aan anti-communistische landen, b.v. Egypte; zij flirt met bourgeois-revolutionairen en vooral - olie op het smeulende Chinese vuur - zij aast op overeenkomsten met het Westen, stelt alles in het werk om een topconferentie te kunnen beleggen met de vuige Amerikaanse imperialisten. Het is allemaal logisch. De machthebbers van het Kremlin moeten de levensstandaard van hun volk kunnen verhogen om het gezag en het geloof in de partij te beveiligen, zij moeten aan het volk nu toch een stukje geven van dat lang beloofde aards paradijs van het communisme, zij moeten de landbouw uit de al lang slepende crisis trekken, zij willen de economische markt van de Sovjet-Unie in de wereld vestigen. Daarom hebben ze een adempauze nodig in de roebelsverslindende bewapeningswedloop met het Westen. De gelegenheid is gunstig: de Sovjet-Unie beschikt over intercontinentale raketten en waterstofbommen, zij kan zich op militair-technologisch plan de gelijke achten van Uncle Sam. Trouwens, wij in het Westen weten dat de Russen meer op ons gaan gelijken. Kroesjtsjev weet het ook: in 1959 zal hij verklaren: ‘Wij worden rijker, en als iemand meer te eten krijgt wordt hij democratischer’. - terwijl de Chinezen de buikriem maar moeten aanhalen!
Uit de conferentie van communistische partijen te Moskou in 1957 komt nochtans een verklaring, samen opgesteld door Russen en Chinezen, over militant communisme. Met de gebruikelijke woordenvloed legt ze de nadruk op cummunisme als strijdende wereldbeweging. Wees de tamelijk harde toon op de invloed van de Chinezen? Was het een poging om de eenheid te herstellen, nu de verschillen voor de twee geïnteresseerden toch al duidelijk moet zijn geweest? In het licht van de latere evolutie mogen we alleszins zeggen dat Russen en Chinezen met dezelfde woorden andere dingen bedoelden. De Russen zagen de ‘strijd’ economisch, de Chinezen met het geweer. De Russen hadden een nationale machtspolitiek op het oog, de Chinezen een wereldrevolutie.
In 1958, terwijl de Sovjet-Unie op de wereldtentoonstelling naast Spoetniks brood en worst uitstalt uit de overvloed van de Sovjet-welvaartstaat, gaat Mao-tse-tung een poging ondernemen om zijn landbouw zowel als industrie vooruit te stoten. De Chinezen zullen voortaan op twee benen marcheren: d.w.z. zij zullen de produkties van moderne fabrieken aanvullen met de traditionele methodes. Op het platteland verrijzen honderdduizenden miniatuur-hoogovens, waarin zelfs de deurklinken worden geworpen om de produktie te verhogen. De boeren leven in kommunes, versmeltingen van de landbouwcoö- | |||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||
peratieven. Alles is er gemeenschappelijk bezit, beheerd door de overheid van de kommune. Men eet er in grote refters, het voedsel klaargemaakt in gemeenschappelijke keukens. Er zijn slaapzalen en kinderkribben, zodat de vrouwen meekunnen op het land. De betaling gebeurt grotendeels in natura. Het leven wordt er militair ingericht, met appéls, gymnastiek, stapliederen, dril, vorming van de plaatselijke militie enz... De kommune is ons wel genoeg bekend. Dit alles, om zoveel mogelijk arbeidskrachten vrij te maken, het werk te rationaliseren, grote werken o.a. bevloeiingen, mogelijk te maken, industrie te koppelen aan landbouw, met het doel meer te produceren. Het is een stap verder dan de Russische kolchozen. Het is, zo beweren de Chinezen, communistischer. Inderdaad, communisme is gemeenschap, al is het gemeenschappelijk bezit tot nu toe nog de armoede. Die zal er niet lang meer zijn als twintig jaar in één jaar zullen zijn ingehaald. Kroesjtsjev noemt het een grove fout. De Sovjet-Unie decollectiviseert. Communisme is maar mogelijk als een hoge graad van welstand is bereikt, wat zelfs in Rusland nog niet het geval is. Daarom noemt Kroestjsev de huidige toestand socialisme. Het ideologische geschil begint. Het kon hem wel niet veel schelen dat de Chinezen fouten maken, maar... Het Chinees systeem van twee benen en kommunes moet wel meer tot de ontwikkelingslanden spreken dan de Russische planmatige industrialisering, gebaseerd op een krachtig staatskapitaal. Kroestsjev reageert tegen de invloed die China zou kunnen hebben op de ontwikkelingslanden. In de crisis rond Suez en Libanon, 1958, nemen de Chinezen voor het eerst tegenover het buitenland een harde houding aan. De Chinese pers hamert er tegen de imperialisten op los, en geeft de Sovjet-Unie de raad de Amerikaanse landing in Libanon met geweld terug te slaan. Kroestsjev dreigt tegen Frankrijk en Engeland met raketten op Parijs en Londen, tegen de Amerikanen met vrijwilligers voor Irak; hij doet de troepen concentreren aan de Turkse grenzen, maar, het blijft bij dreigementen. Hij heeft bewezen dat hij de Chinese politiek niet zal volgen. De Chinezen zetten de aanvallen in op Joegoslavië, op de aartsrevisionist Tito. In die teksten moet men die twee eigennamen telkens vervangen door Rusland en Kroestsjev, om de ware bedoelingen te achterhalen. Nog in 1958 beleven wij de tweede Formosa-crisis. De artilleriebeschietingen van Quemoy en Matsu worden geen veroveringen, maar winst voor de communisten is wel dat Chiang-kai-shek moet afzien van die twee basissen voor commando-raids tegen het vasteland, het droppen van vlugschriften boven het vasteland moet stopzetten en in feite in 't algemeen zijn plannen ter herovering van het moederland moet laten varen. Belangrijker voor China is, in datzelfde jaar, de algemene onderwerping van Tibet na de opstand in dat gebied. De Dalai Lama vlucht naar India, de buffer tussen China en India is opgeruimd, de betrekkingen tussen die twee verslechteren gevoelig. Zij worden zo slecht dat de Chinezen in augustus 1959 de betwiste grens oversteken om gebieden die zij als Chinees beschouwen te bezetten. Hoe ver zijn zij afgeweken van de geest van Bandoeng! De Russen nemen in dit geschil een neutrale houding aan die sterk ruikt naar sympathie voor Nehru.. De hulp aan India wordt niet stopgezet. Het conflict tussen de twee grote broers is nu duidelijk. Kroestsjev gaat door contact te zoeken met de Verenigde Staten. In juli 1958 heeft hij gezegd: ‘Ons land en Amerika zijn de twee machtigste landen ter wereld. Als andere landen met elkaar vechten, kunnen ze gescheiden worden, maar als er een oorlog uitbreekt tussen Amerika en ons land, zal niemand die kunnen stoppen. Het zou een catastrofe op enorme schaal zijn.’ (Uit een toespraak van Kroestsjev te Dnepropetrovsk op 28 juli 1959). Hij zegt niet: ‘Het communisme’, maar wel: ‘Ons land’! Dit is machtspolitiek en geen ideologie. In september 1959 reist Kroesjtsjev naar de Verenigde Staten, in coëxistentie-atmosfeer.
De Chinezen interpreteren deze toenaderingen als wil de Sovjet-Unie het wereldcommunisme verkopen voor een verdrag met de Verenigde Staten.
In oktober komt Kroesjtsjev naar Peking voor de viering van de tiende verjaardag van de Chinese revolutie. Er is geen welkomstrede, geen afscheidsrede, geen gezamenlijk communiqué. Wel houdt Kroesjtsjev een gelegenheidstoespraak, de lof zwaaiend op de verwezenlijkingen van het communisme en op... de coëxistentie! Enkele dagen later, in de Opperste Sovjet, valt hij hard de Trotskisten aan, kennelijk de Chinezen bedoelend.
In 1959 is ook nog de Algerijnse kwestie aan de orde van de dag. De Sovjet-Unie pleit voor de regeling ervan door onderhandelingen, zoals voorgesteld door generaal de Gaulle. De Chinezen zijn tegen een regeling. Zij houden niet op het FLN aan te sporen de oorlog door te zetten tot de eindzege. Dit meningsverschil is het eerste concrete geval van ‘bevrijdingsoorlog’ waar de standpunten van Rusland en China uiteenlopen.
In deze atmosfeer van meningsverschillen staan Russen en Chinezen voor de conferentie van alle communistische partijen te Boekarest, die in 1960 moet plaatsvinden. De twee groten bereiden zich goed voor om hun standpunt te verdedigen bij de zusterpartijen. Deze zijn zich niet van de ernstige breuk bewust. Als een koud stortbad komen over hen de beschuldigingen van de Chinese afgevaardigde aan het adres van de Sovjet-Unie: haar lakse houding in de crisis om Formosa, de ontoereikendheid van de financiële en technische hulp aan China, de weigering om aan China kernwapens te geven,... maar vooral hamert de Chinees op de coëxistentie-theorie van Kroesjtsjev. Voor hem is de oorlog zonder meer onvermijdelijk. Lenin heeft het gezegd! Coëxistentie, ja, maar dan alleen uit opportunisme. Ware communisten hebben de plicht alle gewapen- | |||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||
de revoluties zonder voorbehoud te steunen. Daartegen zal Kroesjtsjev later opwerpen: ‘Het is niet nodig het huis af te branden om de vlooien te doden.’ De Russische delegatie verdedigt de coëxistentie als blijvende politiek. Het communisme zal het ook halen zonder oorlog, die niet alleen kan maar ook moet vermeden worden. Plaatselijk wapengeweld is gevaarlijk, één vonk kan de atoom-arsenalen in de lucht doen vliegen. Ook de Russen beroepen zich op Lenin, maar in de geest van het twintigste partijcongres. De zusterpartijen worden naar huis gestuurd met het hoofd vol zorgen over de dreigende scheuring, en over de houding die zij moeten aannemen. Wel is hun gezegd: alle partijen zullen opnieuw vergaderen in Moskou om de geschillen bij te leggen. Hetzelfde jaar te Moskou, wordt er helemaal niets bijgelegd. De twee tegenstrevers blijven op hun standpunt en trachten de anderen voor hun zienswijze te winnen. Het hoeft niet gezegd dat de ‘vredelievende’ politiek van Kroesjtsjev het wint van de ‘harde’ richting van Mao. Alle partijen keuren de Chinese doctrine af, uitgenomen Albanië. De trotse Chinezen moeten het aanhoren dat een Arabier hen aanzet nu eindelijk eens hun verstand te gebruiken. De breuk is volledig. China zowel als Rusland zien dat in. Beide maneuvreren om hun positie in de communistische landen en communistische partijen zoveel mogelijk te versterken. Aan de buitenwereld geven ze dit nog niet toe. In de Chinese pers is de kritiek op Joegoslavië kritiek op de Sovjet-Unie, in de Russische pers is Albanië gelijk aan China. Slechts op het einde van 1962 geven ze het geschil openlijk toe. Van dan af zijn de perspolemieken rechtstreekse aanvallen op landen en mensen genoemd bij hun eigen naam, die overal in de wereld weerklank vinden. Hoe hevig de debatten oplaaiden en nog laaien moeten we niet onderstrepen; iedereen heeft er kennis van genomen langs radio, televisie, dagbladen en tijdschriften. Uit de periode na 1962 tot op heden weze enkel kort herinnerd aan de Cuba-crisis, waarin de Chinezen de Russen verweten terug te krabbelen voor de besliste houding van president Kennedy, en waarin de Russen pochten de vrede te hebben gered; aan Kongo waar de Chinese inmenging duidelijk is gebleken door hun steun aan de ‘gewapende revolutie’ van de rebellen; aan de Chinese agressieve politiek in Laos en Vietnam en de Russische gematigdheid in deze geschillen; aan de heftige protesten van China tegen het kernstopverdrag. | |||||||||||
De inhoud van het geschilUit de aangehaalde ideologische strekkingen en hun samenhang met de gebeurtenissen, kunnen we gemakkelijk afleiden dat er hoegenaamd geen sprake is van een ideologisch conflict. De ideologie dient alleen als achtergrond en voorgrond van de echte bedoelingen. Zij is een vermomming die de prozaïsche doeleinden in een aanvaardbaar kleedje hult. Zij is terzelfdertijd ook een middel, omdat uit het aanvaarden van de ideologische stelling, concrete daden zouden voortvloeien, die het ware doel ten goede komen. We kunnen deze abstractie overvloedig met politieke gebeurtenissen bewijzen. Volgens de ideologie van de Chinese Volksrepubliek is oorlog onvermijdelijk, en zal hij even onvermijdelijk de triomf van het communisme voor gevolg hebben. Welnu, China wil geen kernoorlog. Inderdaad, het valt Formosa, Hongkong en Macao niet aan. Het Indiase avontuur van Mao was een politieke berekening, enerzijds dat het Westen geen vergeldingsmaatregelen zou nemen en anderzijds dat de Chinezen er zouden bij winnen in het communistische kamp. De redenering was: als de Sovjet-Unie geen hulp meer verleent aan India, dan krabbelt zij terug, zwichtend voor de wil van China en zich schikkend naar haar politiek, wat eveneens zal bijdragen tot het prestige van het middenrijk! Praktisch heeft Kroesjtsjev gegoocheld met beloven, niet geven, belofte intrekken en toch geven (o.a. Migstraaljgaers), zodat niemand er nog klaar in zag. In alle geval was de Chinese aanval op India niet bedoeld om een wereldoorlog uit te lokken. In Zuid-Oost-Azië, waar in Vietnam en Laos de grootste spanningen heersen, gaat China eigenlijk nog omzichtig te werk. Het stormt er bv. niet op los met Chinese divisies zoals destijds in Korea. De Chinese leiders verwijten de Russen hulp te verlenen aan neutrale landen, en te weinig aan communistische landen. Maar China geeft hulp aan Indonesië, noemt zich de vriend van Egypte, steunt Algerië, landen welke men bezwaarlijk communistische landen kan noemen. Het steunt de rebellen in Kongo, die geen communisten zijn en zonder te weten welke richting een eventuele rebellenregering zou kiezen. Dat heeft dus niets te maken met ideologie maar alles met machtspolitiek. China wil zogezegd niet vreedzaam samenleven met de kapitalisten, maar het heeft grensverdragen gesloten met Pakistan en Birma, het drijft handel met Canada, Australië, Frankrijk, Engeland en nog veel andere landen, het sluit de ogen voor de illegale ‘poorten’ van Hongkong en Macao. Ook de Russische handelwijze loopt niet langs de ideologische lijn van vreedzame coëxistentie. De wapenleveringen aan Cuba waren niet bedoeld als blijk van genegenheid voor de Amerikanen. Rusland neemt een onverzoenlijke houding aan t.o.v. de Bondsrepubliek en de hereniging van Duitsland, heel eenvoudig omdat de Sovjet-Unie geen machtig Duitsland aan haar grenzen wil, een Duitsland dat de Sovjet-overheersing van Europa in de weg zou staan. De ideologie dekt een politiek- economische rivaliteit. Rusland is economisch en militair sterk geworden. Zijn economisch potentieel moet alleen onderdoen voor de Verenigde Staten en is ongeveer even groot als dat van West-Europa. Militair is het ongeveer even sterk als de Verenigde Staten. Het wordt zich van die macht bewust en wil ze uitoefenen. Het | |||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||
heeft afzetmarkten voor zijn industrie nodig en zal die in de eerstvolgende jaren nog meer nodig hebben. Daarom wil de Sovjet-Unie eerst en vooral vrede. In vrede kan zij het best concurreren om haar macht uit te bouwen. De ideologie past daarbij: coëxistentie, vrijwaren van de vrede. Dit richt zich naar de meer ontwikkelde landen die het meest bij de oorlog te verliezen hebben, en tot de neutralen, die zich volledig door hun neutraliteit zelf tegen de militaire rivaliteit hebben uitgesproken. In deze twee categorieën van landen kan de invloed van de Sovjet-Unie het meest opbrengen. Politiek: omdat de politieke steun van ontwikkelde landen meer waard is dan die van achterlijke landen; en economisch omdat het mes langs twee kanten snijdt: de geïndustrialiseerde landen zijn goede klanten van de gespecialiseerde industrie, de ontwikkelingslanden van de neutralen zijn goede afnemers van produkten die elders niet meer gewild worden en zijn een enorm afzetgebied als tegenwicht voor de ontwikkelingslanden onder invloed van China. De Sovjet-Unie heeft zulke ideologie nodig om Oost-Europa onder zijn invloed te houden. In een oorlog zou zij trouwens samen met de Verenigde Staten het eerste slachtoffer zijn. Zij weten dat beiden, maar ook China weet het. Deze machtspolitiek is slechts een voortzetting onder de rode vlag van de traditionele tsaristische politiek. Ook in de Sovjet-Drang nach Osten komt deze tot uiting. Daar vooral botst hij op de Chinese rivaal. In onze bespreking van de oorzaken daarover meer. De Chinese Volkrepubliek voelt deze machtspolitiek van de Sovjet-Unie en reageert. Zij ziet de machtspolitiek van de Sovjet-Unie als een rivaal voor haar eigen onmiddellijke expansie en haar politiek op lange termijn, waarin haar economie evenzeer invloedssferen nodig zal hebben. In feite voert zij dezelfde politiek als Moskou, d.w.z. een nationalistische. Als twee naties, die slechts toevallig een communistisch staatsbestel hebben, komen zij in botsing. Aangezien China niet bij machte was te wedijveren met de Sovjet-Unie in economische hulp aan derden, heeft het het over een andere boeg gegooid in zijn ideologie. De koerswijziging, de verstrakking, was dus een economische noodzaak, zoals de kommunes en het marcheren op twee benen eveneens noodzaak waren, waarrond de ideologie als een kadertje werd opgehangen. Door op die manier de communistische wereld te verdelen kon zij haar deel hebben in de invloedssferen. In een wereld van coëxistentie zou al het voordeel naar de Sovjet-Unie zijn gegaan, aangezien zij alleen economische hulp van enige betekenis kon bieden. De Chinese ideologie van gewapende revoluties, economische ontwikkeling met sprongen, is gericht op de ontwikkelingslanden. China weet goed dat zijn voorbeeld van economische revolutie bruikbaarder is voor onderontwikkelde volkeren dan de Russische planmatige ontwikkeling, gebaseerd op de reeds bestaande industrie. Zulke basis is niet voorhanden in die landen, de Chinese basis, de landbouw, is er wel. De verarmde boeren, die voor Mao de revolutie hebben gewonnen, zijn er ook overal. Hard anti-kapitalisme en geweren stellen China in staat op een goedkope manier zijn invloed uit te breiden. Deze tegengestelde leer houdt de Chinese afwijzing in van de pretentie van Moskou op het leiderschap van gans de communistische wereld. Op het stuk van de coëxistentie vreest Peking dat Rusland en de Verenigde Staten de wereld zullen verdelen in hun respectieve invloedssferen, waardoor China zou geïsoleerd worden. Als de Chinezen beweren dat oorlog onvermijdelijk is, weten zij dat het risico voor hen kleiner is dan voor de Sovjet-Unie. In een kernoorlog zouden Amerika en Rusland elkaar vernietigen terwijl China van de grootste vernietiging zou gespaard blijven en nog genoeg zou overhouden om daarna de wereld te beheersen. Een nogal simplistische redenering die toch enige waarschijnlijkheid bevat. De twee concurrenten staan dus tegenover elkaar als naties, niet als communisten. De bedoelingen zijn al duidelijk, de diepere oorzaken moeten we nog even nader onderzoeken. | |||||||||||
De oorzaken van het geschilDe onmiddellijke aanleidingen tot de controverse hebben we afgeleid uit de jongste geschiedenis; de verdere oorzaken moeten we zoeken in de aard van de twee volkeren en de toestanden in beide landen. Het Russische volk is Euro-Aziatisch, het is verwant met Europa, min of meer Westers. Zijn geschiedenis is een deel van de Europese geschiedenis. Daardoor hebben we een idee, zij het dan een onvolmaakt, over de Russische mens. Tegenover de Chinese mens staan we heel anders. We dringen moeilijk door in zijn eigen Oosterse aard, die helemaal verschilt van de Westerse. De Chinees is een ondoorgrondelijk wezen. Shakespeare heeft eens gezegd: ‘There is no art to see the wind's construction in the face.’ Had hij het over China gehad, hij had er kunnen bijvoegen dat er zelfs geen kunst bestaat om de Chinese geest te ontdekken in zijn woorden. Het Westen heeft China nooit begrepen, China heeft het Westen nooit begrepen. Dit wederzijds onbegrip heeft tot allerlei misverstanden geleid tussen Europa en China in de negentiende en twintigste eeuw. Het Chinese hof beschouwde bv. de gezanten van de Europese landen steeds als vertegenwoordigers van naties die tribuut kwamen brengen aan de keizer. Het was voor China eenvoudig ondenkbaar een ander land als zijn gelijke te aanzien. Welke wereldvisie lag aan deze houding ten grondslag? De visie gedicteerd door het traditioneel Confusianisme, dat eeuwenlang de officiële staatsleer was. Voor de Confusianisten was China het centrum van de wereld, het middenrijk, alle andere volkeren waren barbaren. Er bestond een soort universele waarheid gekristaliseerd in de Chinese beschaving. Dit betekende allerminst dat zij zich het monopolie van de ware leer | |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
toeëigenden, zoals de christelijke staten van Europa. Integendeel, het universele van hun waarheid lag in een eclecticisme, bijna een agnosticisme, dat alle andere waarheden, alle ander geloof kon opnemen als het zijne. Godsdienstoorlogen heeft China nooit gekend. Deze geestesgesteldheid legt ook uit waarom het christendom in China zulke snelle opgang en een even snelle ondergang heeft gekend. Het Chinese rijk omvatte eigenlijk heel de wereld. Het Chinese begrip Tien-hsia, letterlijk vertaald: onder de hemel, betekent zowel ‘wereld’ als ‘het rijk’. Het middenrijk, het centrum van deze wereld, zou de barbaren vroeg of laat allemaal siniseren. De Chinese invloed deed zich uiteraard het meest gelden in de omliggende landen, de Chinese politieke macht eveneens, zodat deze landen tribuut brachten aan de zoon des hemels. En zelfs als het middenrijk zwak was, zodat de barbaren het overrompelden, zou de Chinese beschaving het nog halen. De Chinezen hebben inderdaad in hun lange geschiedenis, al de indringers en bezetters van hun land geassimileerd. Wanneer de machtige Mongolen in China de Yuan-dynastie hadden gesticht, werden ze zo gesiniseerd dat de macht tenslotte vanzelf weer overging in Chinese handen. De taal, drager van de ideeën, verschilt ook volledig van de Indo-Europese talen, zowel in woordenschat als in bouw. Een begrip uit het Chinees vertalen in een andere taal of omgekeerd is zoiets als jonge wijn in oude flessen gieten: de wijn verandert dikwijls wat, als hij niet helemaal bederft. Als wij nu bv. spreken over de Chinese ‘weg’ als vertaling van ‘tao’, in de betekenis van de Chinese manier om een probleem op te lossen, dan is onze vertaling gebrekkig omdat zij de juiste inhoud van het woordje ‘tao’ niet kan weergeven. Dit heeft voor gevolg dat Westerlingen en Chinezen met woorden die voor hetzelfde doorgaan, eigenlijk niet altijd juist hetzelfde voor ogen hebben. De speciale woordenlijst van het communisme, opzettelijk vaag voor niet-communistische oren, bemoeilijkt daarbij nog de taalkundige problemen in de betrekkingen tussen de Sovjet-Unie en de Chinese Volksrepubliek. De Chinees is trots op zijn beschaving; hij heeft een geweldig besef van eigenwaarde en voelt zich superieur aan de andere rassen. Hij veracht de blanke, met inbegrip van de Rus. Kroesjtsjev bv. was voor de Chinese leiders een lompe, ongemanierde barbaar. Wat een verschil inderdaad tussen een Kroesjtsjev, die met de schoen op de UNO-tafel slaat en de statige Mao-tse-tung of de rijzige Chou-en-lai. De betrekkingen van China met de grootmachten in de negentiende en twintigste eeuw hebben niet weinig bijgedragen tot deze xenofobie. Het Westen is in China doorgedrongen in een periode waarin dit land begon te verzwakken, zoals het herhaaldelijk gebeurd was telkens eenzelfde dynastie lang aan de macht was. De Ch'ing of Mandchu-dynastie werd meer en meer corrupt. Daarenboven was het Westen technologisch ver vooruit, China was er militair en economisch niet tegen opgewassen. Engeland, Frankrijk, Rusland, Duitsland, Japan en later ook Amerika forceerden de poorten en dwongen allerlei concessies af, om uit de handel zoveel mogelijk profijt te halen ten nadele van China. De Russische druk deed zich vooral gevoelen in het noorden. Tsaristisch Rusland bouwde de zogenaamde Chinese oostelijke spoorweg door Mandchoerije, drong door tot in Sinkiang; Mongolië, toen nog een deel van het Chinese rijk, hield het onder zijn invloed. Na de communistische machtsovername verklaarde de Sovjet-Unie weliswaar te verzaken aan al de ‘ongelijke verdragen’ door het imperialisme van de Tsaren aan China opgedrongen, wat in China veel sympatie voor Rusland opwekte, maar dit bleek alleen op papier te zijn. Zij baatte de Oostelijke spoorwegen verder uit, hield Sinkioung lange tijd verder onder controle en bezette praktisch Mongolië, wat allemaal talrijke wrijvingen met de nationalistische regering voor gevolg had. Na de Japanse nederlaag in 1945 plunderde zij dan nog grondig Mandchoerije... En na de overwinning van de Chinese communisten? Het grensgeschil bleef bestaan. Het moet gezegd dat de Sovjet-Unie zich terugtrok in Sinkiang en de oostelijke spoorwegen volledig aan China overliet. Maar Mongolië blijft een twistappel. De Mongolen, onder Chenghis en Kubilai, heersten in de dertiende eeuw over een onmetelijk rijk dat zowel China als Rusland omvatte. In China echter werden ze beschaafd en opgeslorpt door de Chinezen, in hun vaderland namen ze het Lamaïsme aan dat hun volkskracht ondermijnde. Een derde van alle Mongoolse mannen leefde in 1920 in kloosters, geslachtsziekten dunden de bevolking uit, epidemieën vernietigden de kudden. Na de val van de Mongoolse Yuan-dynastie in China, werd Mongolië weer Chinees gebied en bleef dit tot in 1911, toen in de troebelen van de eerste Chinese revolutie de Chinezen de controle erover verloren door de tussenkomsten van Rusland. In 1924 werd de Mongoolse volksrepubliek uitgeroepen, steunende op de macht van het rode leger. Het land bleef op papier onder de Chinese soevereiniteit maar de Sovjet-Unie spelde er de wet, in zoverre dat zelfs de Mongoolse taal geschreven werd met Cyrillische letters en de munt hervormd werd op basis van het Sovjet-muntstelsel. In 1945 moest Chiang-kai-shek onder heftig protest een plebisciet toestaan dat natuurlijk de volledige ‘onafhankelijkheid’ als resultaat gaf. De wedijver om dit gebied tussen de Chinese Volksrepubliek en de Sovjet-Unie duurt nog voort. Beide beijveren zich de verbindingen naar dit kolonisatiegebied te verbeteren. Mongolië is een enorm vacuüm, waar de belangen van de twee machten in botsing komen, een vacuüm dat om een opvulling vraagt. Benevens in de Mongoolse Volksrepubliek wonen ook nog Mongolen in het autonoom Mongolendistrict van de Chinese Volksrepubliek. De demografische situatie is als volgt: (zie ook het kaartje van de grensgebieden) in de Mongoolse Volksrepubliek leven 800.000 Mongolen, 11.500.000 Chinezen en 50.000 Russen; in het au- | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
tonoom Mongolendistrict van China wonen: 2.500.000 Mongolen, 10.000.000 Chinezen en geen Russen. Het voordeel van de Chinezen is klaar, er wonen meer Chinezen dan Mongolen in de Mongoolse Volksrepubliek, de overgrote meerderheid der Mongolen woont in China, waar ze nochtans ook de minderheid vormen tegenover de Chinezen! Niet te verwonderen dat Peking de Pan-mongoolse beweging steunt. China hanteert hier een wapen dat Rusland ontbreekt, namelijk het bevolkingsoverschot. Rusland heeft al zijn mensen nodig om Siberië te koloniseren, terwijl de Chinese massa's opdringen naar de weinig bevolkte gebieden van het Westen en het Noord-Westen, Sinkiang en Mongolië. De Sovjet-Unie steunt op zijn economisch potentieel dat in staat is Mongolië te helpen, maar China tracht zijn territorium zo aantrekkeljik mogelijk te maken door het autonoom Mongolendistrict te industrialiseren en er de levensstandaard te verhogen. Wij kunnen het belang van de grenssituatie moeilijk onderschatten. Bekijk op het kaartje de gebieden die China historisch als zijn invloedssfeer beschouwt, omdat zij deel uitmaakten van het Chinese rijk, en onmiddellijk valt op dat dit moet leiden naar geschillen met de Sovjet-Unie, die zo maar niet kunnen worden weggeveegd door besprekingen over ideologie of gezamenlijke verklaringen over imperialisme. Deze Chinese pretenties zullen Rusland dwingen zijn kracht te concentreren naar het Oosten, om zijn eigen gebieden steviger te bezetten en zijn grenzen te beschermen, wat op zijn beurt de Sovjet-Unie aanzet overeenkomsten te zoeken met het Westen. Is er dus wellicht een adempauze voor het Westen in vooruitzicht? Andere oorzaken liggen in de momentale sociale, politieke en economische conditie van beide staten. Daar is eerst en vooral een Chinees communisme en een Russisch communisme, beide geschapen door hun geschiedenis. De Russische geschiedenis vóór en van het communisme heeft een Sovjetsysteem in het leven geroepen, de Chinese geschiedenis is bezig een Chinees systeem te scheppen. Het is logisch en waarschijnlijk dat beide systemen zoveel zullen verschillen als de beide staten en de beide volkeren. Reeds nu zijn er belangrijke factoren waar te nemen, die het eigen karakter van het Chinees communisme bepalen; het is een mengsel van Marxisme, nationalisme en traditioneel Confusianisme. Mao-tse-tung heeft dat Marxisme geschoeid op Chinese leest, coalitie vormend met de vier klassen van de bevolking, strijdend met de boeren, alle macht concentrerend in de staat.
Het nationalisme en de vreemdenhaat zijn door het communisme overgenomen van de Kuomintung. De haat tegen de Japanners kweekte een nationaal bewustzijn, dat fel groeide in de oorlog. De communisten hebben deze haat ook doen overslaan op andere landen: de Verenigde Staten, Engeland, het Westen in het algemeen, nu zelfs Rusland. Deze xenofobie op haar beurt versterkt weer het nationaal bewustzijn.
In het communisme zijn ook parallellen met het traditionele Confusianisme. Traditioneel zijn de Chinezen humanisten en eclectici op gebied van godsdiensten. Alleen de mens en zijn verhouding tot de ruimte, waarvan de Chinese samenleving het middelpunt is, vormen de universele waarheid. Verder kon de Chinees tegelijkertijd boeddhist, confusianist, taoist en christen zijn, want niemand had de pretentie de éne waarheid te bezitten. Maar enkel de Chinezen schenen dit te begrijpen. Zij alleen kenden de juiste riten, de gepaste levenswijze om te leven in overeenstemming met de kosmische ordening. Aldus bewoonden zij het centrum van de wereld, omgeven door de barbaren, die wel dikwijls China hebben onder de voet gelopen, maar tenslotte toch gesiniseerd werden. Is zo'n soort universalisme niet aanwezig in het maoisme? China, het centrum van de wereld, moet veroverd worden... Het grondig verschil tussen de traditionele Chinese en Westerse filosofische systemen, kan in het communisme nog doorwerken. Tussen de Russische en de Chinese communistische partijen is er ook een verschil in methodes van revolutie. Beiden zijn met geweld aan de macht gekomen, maar terwijl de Russen daarna hun mensen van buitenuit de nieuwe leer hebben ingestampt door zuivere indoctrinatie, instructie, militaire dril zou ik bijna zeggen, leggen de Chinezen meer de nadruk op overtuiging, al is het door de zogenaamde hersenspoelingen, d.i. de reconstructie van de geesten.
De leiders zelf verschillen. Een Mao-tse-tung, een Chou-en-lai, een Shao-ch'i, stuk voor stuk intellectuelen en self-made revolutionairen die veertig jaar actieve revolutie, waarvan twintig jaar gewapende strijd, achter de rug hebben, zijn niet geneigd op te zien naar ‘parvenus’ zoals Kroesjtsjev... Natuurlijk, op sociaal-economisch gebied, en op het stuk van bewapening moet China nog wel opzien naar Rusland, de Sovjet-Unie kan zich inderdaad zowat de gelijke voelen van de Verenigde Staten. Zij samen kunnen, als ze willen, wereldscheidsrechter spelen en de belangen delen. Want de Sovjet-Unie is economisch sterk en wil liever economisch concurreren dan in een oorlog te geraken waardoor alles te verliezen is. Compromissen met het Westen, zoals bv. het kernstopverdrag, zijn daarvan het gevolg.
China heeft door een kernoorlog minder te verliezen aangezien het minder heeft. Dit land is nog sociaal achterlijk en economisch weinig ontwikkeld; het wordt geremd door een economisch embargo vanwege het Westen, vooral van de Verenigde Staten, alhoewel daarin stilaan verandering komt; het is geen lid van de UNO en nog door een aantal Westerse landen niet erkend; het is vooral militair belegerd door een gordel van Amerikaanse basissen in Japan, Zuid-Korea, Taiwan, de Filippijnen, Zuid-Vietnam en Thailand. Compromissen met het Westen, die de bestaande toestand bevestigen zijn dus in China's nadeel. De reeds economisch ontwikkelde Sovjet-Unie weet dat haar verdere ontwikkeling de economische wetten moet respecteren, en verkondigt der- | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
halve dat de verwezenlijking van het communisme langs die weg loopt en langs economische hulp aan de ontwikkelingslanden. China daarentegen wil de revolutie forceren, met sprongen zijn economisch potentieel opvoeren en de sociale toestanden verbeteren om het communisme te bereiken. Het ziet zijn systeem, in tegenstelling met het Russische, als de ideale weg voor de ontwikkelingslanden. In die landen kan het slechts zijn invloed doen gelden door het steunen van gewapende opstanden die tenslotte minder duur uitvallen dan grootscheepse economische hulp. Vandaar de onvermijdelijkheid van de revolutie-oorlog. Van verschil naar geschil is maar een kleine stap, dat hebben we duidelijk gezien in de ontwikkeling van de laatste jaren. Of het geschil nog zal verergeren is echter niet geheel zeker. Veel hangt af van de machtsverhoudingen in de wereld en van de Chinese successen. Zou een Russische toenadering tot de Verenigde Staten de Chinese reacties nog verscherpen? Of zou deze dreiging de Chinezen weer nader bij Rusland brengen, uit vrees alle steun te verliezen? Wellicht zouden normale betrekkingen tussen China en het Westen aan de afzondering van het middenrijk een einde maken en zijn vijandschap verminderen. Als China geen lid is van de UNO doet het zijn zin; is het wel lid dan moet het toch rekening houden, al was het maar om propagandadoeleinden, met de stemmingen in de UNO. Handelsrelaties met China zouden een enorme afzetmarkt openen voor de afgewerkte produkten van het Westen. Dit zou misschien in het economisch nadeel van de Sovjet-Unie kunnen zijn zodat ook dit land weer nader tot China zou gebracht worden. Dit zijn geen voorspellingen maar slechts enkele speculaties. De feiten zullen moeten uitwijzen tot wat de huidige Chinese afzondering zal leiden.
Roger Andries |