| |
| |
| |
Objectieve berichtgeving in het Gaullistische Frankrijk
Kroniek der massamedia
In de Rijksuniversiteit te Gent krijgen de studenten in de communicatiewetenschappen jaarlijks de gelegenheid een studiebezoek af te leggen aan een buitenlandse radio- en televisie-instituut. Dit jaar brachten we, met een veertiental jongeren, bijzonder spannende uren door in de O.R.T.F. te Parijs. Nergens trouwens worden buitenlandse professionele gasten zo hartelijk onthaald en natuurlijk rijst de vraag, of dit een voorbeeld is van Franse hoffelijkheid of van tot propaganda toegespitste public relations; de spontane hulpvaardigheid en sympathieke collegialiteit van de Heer Fromentin, hoofd van de informatie, en van zijn hoofdredactrice Mevrouw Baudrier, hebben ons nu voor de tweede maal reeds zodanig ingepalmd, dat we opteren voor de eerste mogelijkheid.
| |
Een ruk naar rechts
Vóór ons bezoek aan de eigenlijke nieuwsredactie van France-Inter waren we eigenlijk terecht gaan twijfelen aan de objectiviteit der Franse informatie. In de centra voor uitzendingen bestemd voor het buitenland, deelde men ons weliswaar mede, dat hoofdzakelijk de nadruk gelegd werd op ‘l'avis et l'opinion des Français au sujet des problèmes qui agitent le monde; et nous n'exposons pas seulement le point de vue du gouvernement. Nous analysons le pourquoi de la position prise par la France et les éléments d'appréciation de cette politique française’. Maar toen, tijdens een halfuurtje gewijd aan vragen en antwoorden, een Vlaams student wou weten of in de redactie die het nieuws voor de landen achter het ijzeren gordijn opstelde, ook communisten opgenomen waren, kwam een ietwat verlegen negatief antwoord. Daarna stelde ik op mijn beurt de vraag, of in de redactie voor de Spaanse uitzendingen ook Spaanse republikleinen werkzaam waren: de repliek was duidelijk en veelbetekenend: ‘Vroeger behoorden de meeste redacteurs tot die strekking; maar geleidelijk, u weet hoe het radiopersoneel zichzelf vernieuwt, zijn ze allen verdwenen’.
Nu is het wel een feit, dat elke regering en elk regime zijn stempel drukt op de algemene strekking der informatie; in een zeer conservatief Frankrijk van 1968 kan het ook moeilijk anders.
| |
Waarom informatie en variete?
Het nieuws van France-Inter is voor Frankrijk van overwegend belang. Even de toestand schetsen: in ongecomplexeerde democratische landen zoals Groot-Brittannië, Nederland en België, worden de hoofdbestanddelen der berichtgeving en de uitvoerigste nieuwsuitzendingen gereserveerd voor de nationale keten, die rekent op een geïnteresseerd en gecultiveerd publiek; de ontspanningsketens brengen daar slechts korte flitsen, of de bekorte hoofdjournaals. Is het louter toeval dat in Duitsland, waar radio en televisie tot taak hebben de massa weder op te voeden in democratische zin, en in Frankrijk, waar de strekking de Gaulle (tegengewerkt door de meerderheid der persorganen), de macht der massamedia radio en televisie sedert lang uitstekend schijnt te begrijpen, een lawine van nieuws rond de middag (dus op het beste radiouur) wordt geprogrammeerd en tussen variétémuziek op de grote ontspanningsketen?
Zou het uitsluitend om prestige-redenen zijn, dat Frankrijk en de O.R.T.F. met alle mogelijke middelen sedert jaren trachten van France-Inter de meest beluisterde en dus de meest invloedrijke radioketen te maken? Niet zo lang geleden werden Europe en Luxemburg veel meer beluisterd dan de O.R.T.F.; thans telt France-Inter méér getrouwen dan beide commerciële radio's samen. Indien Frankrijk dus werkelijk lijdt aan doctrinarisme, heeft het hier op prachtige wijze zijn doel bereikt: eerst er voor zorgen, dat een bepaalde omroep al de andere binnen- en buitenlandse ketens uit de ether verdringt, en dan de opiniëring inschakelen in die populairste zender.
Dat zijn echter slechts vragen van een voorzichtig waarnemer, die steeds het pro en het contra moet afwegen, en zich nergens mag laten verschalken. Ik moet bekennen, dat de redactievergaderingen die we konden bijwonen en de daarop volgende nieuwsuitzendingen, ons de indruk gaven, dat Fromentin en Baudrier echte journalisten zijn, die met de in alle landen doorbrekende beroepsfierheid, goede en vlugge en correcte informatie als hun hoofdobject hebben uitgestippeld.
| |
Frans bewijs van goede trouw
De week van ons bezoek ging te Parijs ‘la rentrée parlementaire’ vooraf. Elke dag had men, op ‘la grande chaîne de l'information’, een gesprek voorzien met de voorzitter van een andere politieke partij. De Gaullisten kwamen dus slechts eenmaal aan het woord, tegenover de oppositie met verschillende beurten. Daarenboven werd elke ochtend ‘La tribune des journalistes’ ingeschakeld, met deelname van de vijf belangrijkste kranten: le Monde, l'Humanité, le Populaire, la Nation en Notre République: een verhouding van twee regeringskranten tegen twee oppositiedagbladen en de onafhankelijke ‘Monde’.
Toen ik vroeg, hoe de redactieleden van France-Inter gerecruteerd werden, en ik het Belgisch voorbeeld citeerde met zo'n moeilijke examens dat politieke beïnvloeding quasi uitgesloten was, werd spontaan bekend, dat een beroep gedaan werd, zonder
| |
| |
examens, op goede persjournalisten en op universiteitsgediplomeerden in de communicatiewetenschappen. Over de tweede recruteringsmethode kon ik me enkel verheugen; de eerste laat een grote willekeur toe. De Heer Fromentin stelde echter spontaan vast, in aanwezigheid van een dertigtal journalisten, dat de meerderheid van zijn medewerkers geen Gaullisten zijn en dit werd door niemand tegengesproken. Toevallig kwam ik ook te weten, dat hijzelf niet tot de regeringspartij behoorde.
Een absolute objectiviteit bereikt men trouwens toch heel moeilijk: alle professionelen van de informatie weten, dat de regering gewoonlijk veel vaker in het nieuws komt dan de oppositie, wat normaal is; blijft deze regering lange tijd aan de macht en bestaat zij uit één enkele partij, dan kan slechts van een relatieve objectiviteit en van een zeer betrekkelijk evenwicht in de berichtgeving gesproken worden.
| |
Vlaams bewijs van goede trouw
Voor de aanwezige Belgische studenten en niet het minst voor mijzelf werd de middaguitzending der berichten te 13 u. op dinsdag, 26 maart, een bijzonder fascinerend experiment op dat boeiend terrein der informatieve evenwichtspolitiek.
Jacqueline Baudrier had ons reeds verrast, toen ze tijdens de redactievergadering een schitterend bewijs van onbetwistbare objectiviteit met zichtbare voldoening had onthuld. Niemand zal het de Fransen ten kwade duiden, dat ze in de strijd tussen Vlamingen en Walen, méér sympathie voelen voor hun taalgenoten. In radio en televisie gelden nochtans andere normen en de hoofdredactrice van het nieuws schoof mij dan ook zelfbewust de lijst voor ogen, waarop de namen stonden van de Belgische politici, die in de loop der eerstvolgende dagen in de Parijse en Franse ether zouden komen. Het was telkens een Francofoon en een Vlaming, zegden ze.
25-3-68: |
Persoons (PSC)
Van der Elst (VU) |
26-3-68: |
Perrin (WF)
Fayat (BSP) |
27-3-68: |
Lagasse (FDF)
De Clerck (PVV) |
28-3-68: |
Toussaint (PLP)
Lefèvre (CVP) |
29-3-68: |
Glinne (WS)
V.d. Boeynants (CVP-PSC) |
Eerst en vooral was ik zo vrij er op te wijzen, dat er slechts vier Vlamingen aangeduid waren, naast 6 Franstaligen. En bij de eerste vier diende men er twee af te zonderen, omdat ze, alhoewel uitmuntende politici, zich zelf zeker niet beschouwden als topfiguren in de Vlaamse strijd. Jacqueline Baudrier vond de opwerping uitermate interessant, wenste mijn persoonlijke visie te kennen op de huidige Belgische problematiek, en vroeg me toen met een echt Parijse charmante glimlach het evenwicht te willen herstellen, door zelf in het nieuws van 13 u. op alle ketens van de O.R.T.F. een interview toe te staan. Het werd een sympathiek, opbouwend gesprek van een zevental minuten. Ik weid er verder over uit in een afzonderlijk artikel in ‘De Brug’.
| |
De gemiste kans van 1968
Ik recapituleer: voor de microfoons van de O.R.T.F. kwamen, dag aan dag, Vlamingen en Walen samen aan de beurt, om in een bondige uiteenzetting, onvermijdelijk beperkt tot hoofdpunten, de beide standpunten uiteen te zetten en te verdedigen. En voor de aanwezige Belgen in ‘La Maison de la Radio’ op de Avenue Kennedy te Parijs, rees de eenvoudige, maar wrange vraag: waarom hebben, in deze scherpe crisistijd van het unitaire België, voor de massamedia der Walen enkel Walen gesproken en voor de communicatiemiddelen der Vlamingen alleen Vlamingen? Een vooraanstaande Vlaamse krant heeft juist vóór de verkiezingen een opiniepeiling georganiseerd in Wallonië en daaruit bleek, dat de Franstaligen slecht ingelicht waren, en de eisen der Vlamingen sterk overdreven. Dus vroeg een student: ‘Waarom zaten alle Franstaligen, die voor de R.T.B. vragen van luisteraars moesten beantwoorden, in het haar van de Vlaming die zich niet eens kon verdedigen? Belgische Nationale Radio-omroep: wat is eigenlijk de betekenis van het woordje nationaal?’
En inderdaad: in een dergelijke discussie tussen de vertegenwoordigers van beide taalgemeenschappen, had de wakkere Vlaming de puntjes op de i's kunnen plaatsen en zichzelf op een voetstuk van gematigheid en van defensieve vastberadenheid. Aan de heer Persoons had hij kunnen zeggen, dat ‘la liberté du père de famille’ een agressieve offensie is vanwege de Franstaligen tegen de Vlamingen, want de eersten zenden hun kinderen automatisch naar Franse scholen, terwijl het de Vlaamse ouders in het Brusselse zijn, die de toekomst van hun kroost indachtig, in een stad met 80 t.h. Franstaligen, deze aan Franse scholen toevertrouwen, wat een langzame verfransing uitlokt. Aan de PLP-vertegenwoordigers had hij kunnen zeggen, dat hun strijd voor het behoud van een Franstalige universiteit in Vlaanderen een tweede bewijs uitmaakt van de offensieve bedoelingen tegenover de Vlamingen in hun eigen landsgedeelte. En aan de socialistische burgemeester van St.-Gillis had hij brutaal de vraag kunnen stellen: ‘Voter Franck, c'est voter Francophone... De Vlamingen te Brussel en in die gemeente behoren meestal tot de lagere bevolkingsklasse; is dat dan nog wel de houding van een eerlijk socialist?’
| |
Vlaming en Europeaan
De studenten in de communicatiewetenschappen aan de Universiteit te Gent maken een zeer grondige opleiding mee, en volgen bijna dagelijks de meest actuele evoluties in de algemene informatieleer. Maar te Parijs hebben ze begrepen, dat buitenlandse problemen en buitenlandse oplossingen somtijds nieuw licht kunnen werpen op een binnenlands duister punt.
Prof. Dr. Jan Briers
|
|