Je-jij en Ge-gij
Naar aanleiding van het stuk van Herwig Hensen in de Vlaamse Gids en zijn pleidooi contra je-jij voor de tweede persoon enkelvoud, vertrouwelijke vorm, in het Vlaamse land, zou ik toch, zonder mij op het terrein van de linguisten te willen begeven, wel de grootste aandacht willen vragen voor de ontzettende moeilijkheid die voor onze toneelspelers voortvloeit, enerzijds uit het feit dat zoiets als een algemeen beschaafde omgangstaal (spreektaal) in het Vlaamse land eenvoudig niet bestaat, en anderzijds dat onze Vlaamse toneelschrivers meestal een taal schrijven die dichter bij Justus Van Maurik en Pol de Mont ligt dan bij Garmt Stuyveling. Ons zgn. A.B.N. is trouwens die verouderde schrijftaal waaruit wij een beschaafde spreektaal willen distilleren zonder ons aan het Nederlandse voorbeeld gelegen te laten. Men is het er bij ons over eens dat de Nederlanders zo ongeveer alles beter kennen en kunnen dan wij, Vlamingen, behalve één ding: Nederlands spreken. En dit houden wij vol, ondanks het feit dat wij honderd jaar lang geen hoger onderwijs in het Nederlands hebben gehad en nu nog steeds aan onze universiteiten afstuderen na vier jaar - gespecialiseerd in drie Germaanse talen - terwijl men er in Nederland vijf jaar over doet met specialisatie in één enkele Germaanse taal. Wij vinden ons ‘Nederlands’ toch nog beter dan dit van de Nederlanders, die al die tijd hun taal hebben gesproken in alle kringen, van hoog tot laag, en die thans in de steden, Amsterdam, Den Haag en Rotterdam, waar vier miljoen Nederlanders wonen, tot een vlotte, radde, beeldrijke taal zijn gekomen die als voorbeeld voor de Nederlandse stam moet kunnen gelden. Dat de Zuid-Afrikaners, die 300 jaar lang 10.000 kilometer van Nederland verwijderd leefden, tot een taal zijn gekomen die van het Nederlands afwijkt, lijkt mij duidelijk en aannemelijk, maar dat wij Vlamingen ons van de Noordnederlandse taal zouden willen distanciëren
lijkt mij een soort culturele zelfmoord.
Het moge dan waar zijn dat wij in onze woordkeuze met meer orthodoxie te werk gaan dan de Noordnederlanders, die niet zo bang zijn van een woord van vreemde afkomst, maar het is zeker dat wij in onze uitdrukkingen en zegswijzen heel vaak vertalen om te vinden wat wij zoeken en wegens ons verzet tegen verfransing hardnekkig voor nieuwe woorden in onze autochtone taaltuin grasduinen.
De grote miserie waar ons Vlaamse theater mee te maken heeft, ligt elders: het is de platte, dialectische uitspraak, die in het Vlaamse land nog steeds schering en inslag is, en waar onze acteurs zich graag in opsluiten - gesteund door het publiek dat naar alles wil komen luisteren, behalve naar Vlaamse dialecten in buitenlandse stukken, en naar zogenaamd ‘Hollands’, de taal die door de overdonderende meerderheid van de cultuurmensen van de Nederlandse stam wordt gesproken.
De wenken in taalbeheersing, die langs de kranten en de ether worden thuisgebracht zijn vanzelfsprekend zeer welkom, maar ik geloof dat zij zouden moeten gepaard gaan met of afgewisseld worden door gesprekken in sierlijk conversatie-Nederlands, die niet als wenken in taalbeheersing, maar als voorbeelden van zuiver, vloeiend, voornaam, gemeenzaam Nederlands zouden gelden.
Wat de aanspreekvorm betreft, waarover Herwig Hensen het had, mag ik er als leek misschien wel op wijzen dat de je-jij-jullie-vorm in het Vlaamse land werd ingevoerd door wijlen Dr. Jan Oscar De Gruyter, die er als het ware de hoeksteen in zag van een grootscheepse poging om tot eenvormig Zuid- en Noordnederlands te komen. Dat het daarmee alleen niet zou gebeurd zijn, wist De Gruyter natuurlijk wel, maar hij hield de je-jij-jullie-vorm wel voor het grote begin. Na De Gruyter heeft de Antwerpse schouwburg, weldra gevolgd door de twee andere, Brussel en Gent, voor de verdere verspreiding gezorgd.
Het is echter zo, dat de aanspreekvorm in de Nederlandse taal erg gecompliceerd is en dat wij de je-jij-jullie-vorm niet echt hebben kunnen verwerken. Men zegt in Nederland vertrouwelijk je of jij bent, jullie bent onder gelijken, U bent of jullie zijn tegen vader en moeder, gij zijt in een officiële toespraak en tegen de Koningin, U is tegen iemand die men voor het eerst ontmoet en in een officiële brief aan de overheid gebruikt men zelfs nog de derde persoon: Zijne Excellentie veroorlove ondergetekende... Bij ons wordt tegen dit gevarieerd gebruik van de aanspreekvorm vaak gezondigd en zegt men zelfs U zijt als men beleefd wil zijn.
Hoe dan ook, het invoeren van je-jij door De Gruyter te Antwerpen heeft een hoop stof doen opwaaien. Er is eenvoudig een perscampagne tegen hem losgebroken, aangevoerd door August Monet, een Antwerps journalist die vier jaar te Amsterdam bij ‘De Telegraaf’ had gewerkt en de gemeenzame Nederlandse omgangstaal veel beter kende dan De Gruyter en zich dus niet de les wilde laten spellen en nog minder met je-jij wilde meedoen. Het je-jij van De Gruyter is een van de hoofdredenen