Er is heel wat vereist om een resem beschuldigingen te verteren zoals tendentieusheid, vooringenomenheid, onverantwoordelijkheid, belager van gevestigde belangen, valse profeet, procureur, journalistieke machtswellusteling, scheeftrekker, maker van ondingen die de naam van reportages niet verdienen, blindstaarder, dwaalspoortrekker en 'ongetwijfeld zoals sommige volksvertegenwoordigers, kweker van illusies, kwakkels en enormiteiten. In ieder geval meer dan genoeg om ervan overtuigd te zijn, dat een BRT-journalist in zijn persoonlijke en beroepseer duchtig werd aangetast en dat alle elementen van hetgeen eerroof wordt genoemd nu kunnen voorgelegd worden. En niettemin wordt zó iemand met de alom gewaardeerde prijs van de Vereniging der Vlaamse TV-pers bekroond. Wellicht heeft ook die vereniging zich erover verwonderd, dat in weerwil van zulke verwijten, die op scheldwoorden neerkomen, aan het voorwerp van zulke illusies, kwakkels en enormiteiten zelfs op aandringen (sic) van 's lands hoogste overheid toch een onderzoek zal worden gewijd. Wellicht ook oordelen de TV-critici, dat de uitgebrachte beschuldigingen uitsluitend neerkomen op morele veroordelingen, die datgene waarover het eigenlijk moet gaan, nl. cijfers en feitelijke gegevens, niet in het gedrang brengen. Hiertegenover worden inderdaad geen andere cijfers en feitelijke gegevens geplaatst, zodat van objectieve weerlegging dan ook geen sprake kan zijn, maar veeleer van een proces van iemands bedoelingen.
Wegens al die aantijgingen moet men in de BRT onvermijdelijk de indruk krijgen, dat men ten slotte nog alleen met zichzelf overblijft. En precies dan komen de vele reacties van het publiek, de duidelijke taal van de Bond van Radio- en TV-journalisten en ten slotte de sterke steun van de Vlaamse TV-pers bewijzen, dat men zeker niet alleen staat. Zij mogen allen ervan overtuigd zijn, dat zulke steun iemand rechtop kan houden.
Op dat ogenblik gaan mijn gedachten ook naar de deskundigen, zij die niet met het woord maar met de daad moeten optreden, zij die, omdat zij ambtenaar zijn, vóór, tijdens en na de uitzending van ‘Geen mammoets voor België?’ geen machtiging kregen om hun oordeel, tenminste niet in de openbaarheid, te laten kennen, hoe moeilijk dat voor hen ook moge geweest zijn. Daarom kan ik zo maar niet het getuigenis voorbijgaan van die ambtenaren-technici, wier verontwaardiging hen alle mogelijke sancties heeft doen trotseren. Zo heeft bijv. één van hen begin december van vorig jaar in een met zijn naam ondertekende en in de pers openbaar gemaakte brief het volgende neergeschreven: ‘Als gewezen gezagvoerder der koopvaardij en thans als ambtenaar bij het Ministerie van Verkeerswezen kan ik met de hand op het hart verklaren, dat alles wat reporter De Wilde ons heeft geleerd de waarheid is. Maar de waarheid klinkt niet steeds aangenaam in de oren en vele mensen worden niet graag op de tenen getrapt’.
Anderdeels heeft men het ervoor over zich met slijk te laten begooien, als men maar wist, dat alle geworpen modder tot positieve resultaten voor het havenbestel in ons land mocht leiden.
Blij ben ik ook om het gevoel, dat ik de Prijs van de TV-kritiek deze maal onrechtstreeks ook een prijs voor de hoogste BRT-overheid acht, die terecht heeft geoordeeld, dat de onderrichtingen van de BRT-journalist naar de letter moesten nageleefd worden. Voor haar kan zulke onrechtstreekse prijs niets anders dan een aansporing zijn om in de toekomst bij de behandeling van zogeheten kiese onderwerpen te doen blijken, dat zij een onafhankelijk persorgaan in de ware zin van het woord kan zijn en dat het nastreven van openhartige informatie de voorrang op alle mogelijke andere overwegingen moet hebben.
Want hetgeen zich rondom het geprijsde programma en om een paar voorgangers heeft afgespeeld, reikt in feite veel verder dan het uiterlijk gesjor met een mammoet-sneeuwbal, dan een kortsluiting of een alarm. Het gaat in feit om heel wat meer, het gaat inderdaad om het recht van de gemeenschap op informatie. Weliswaar wordt dit formeel erkend, en niet alleen in de grondwet. Weliswaar wordt dit recht ook onvervreemdbaar geheten, de essentiële faktor in de ontvoogding van de gemeenschap, het onmisbaar element bij uitstek in een democratisch staatsbestel en om ten slotte Sierksma na te zeggen: ‘het middel om de muren open te breken waarachter, buiten medeweten van de burger, belangrijke beslissingen worden voorbereid, die de gehele gemeenschap aanbelangen’. Maar het feit, dat dit recht van de gemeenschap steeds weer ter sprake wordt gebracht, bewijst dat het, tenminste in ons land, in tegenstelling tot verscheidene andere landen, nog niet een in de praktijk door allen aanvaarde verworvenheid is.
Voor de drukpers, op enkele loffelijke uitzonderingen na, blijkt zulks, tenminste naar buiten uit, niet zo duidelijk tot uiting te komen. Nochtans weet menigeen wat financiële en ideologische gebondenheid als rem voor werkelijk vrije informatie betekent. Opvallender blijkt het verschijnsel, wanneer het om radio en TV gaat. En niettemin vormen deze media bij ons een instelling tot openbaar nut, waar een remmensysteem zeker niet gelegen komt.
***
Maar de remmen zijn er. Ze zitten al in de bevoogding van de media door de uitvoerende macht, zelfs wanneer deze op haar openheid prat gaat. Een bevoogding, die radio en TV een officieel aureool bezorgt, wat hun informatie-opdracht zeker niet ten goede komt. Deze moet immers het openbaar nut en niet het nut van een bepaalde gezagsgroep of bepaalde gezagsgroepen dienen. Het kan niemand uiteindelijk een voordeel zijn, dat radio en TV met deze gezagsgroepen worden vereenzelvigd, en dat een evenwichtige, eerlijke en open informatie onder allerlei druk zou moeten bezwijken. Want een fikse draai aan de knop volstaat opdat men elders zou vinden, waarop men in deze tweede helft van de twintigste eeuw, ‘de eeuw van de ontvoogding van de mens’ heeft men gezegd, terecht meent aanspraak te mogen maken. Afdoende bewijzen werden al genoeg