telijke handelingen; ingeval zijn vader overleden is heeft hij geen voogd nodig.
Gretna Green werd beroemd omdat het dorp op slechts 1 km. van de grens met Engeland ligt.
Schotland heeft ook een eigenaardig muntstelsel: de verschillende banken geven hun eigen bankbiljetten uit - er is dus geen enkelvoudig staatsbankbiljet zoals in andere Europese landen.
Sinds enkele tijd zijn er nochtans tekenen merkbaar dat de Schotten niet tevreden zijn met hun statuut binnen het Verenigd Koninkrijk. Uit de jongste plaatselijke verkiezingen bleek een scherpe opflakkering van nationalisme. Welke zijn de feiten?
Er bestaat al lang een Schotse Nationalistische Partij (SNP), wier voornemen het is de volledige onafhankelijkheid van Schotland te vrijwaren binnen het Britse Gemenebest, mits erkenning van de huidige Britse vorstin, Koningin Elizabeth de Eerste en niet de Tweede, omdat Elizabeth I van Engeland (1558-1603) nooit koningin van Schotland is geweest. Als onafhankelijke staat zou Schotland zetelen in de UNO naast Saoedi Arabië en Senegal.
Benevens de SNP, die voorstander is van het gebruik van parlementaire democratische middelen om haar doel na te streven, zijn er andere meer extremistische groeperingen zoals de 1320 Club (genaamd naar de Afkondiging van Arbroath in 1320 door het Schotse Parlement, afkondiging die de onafhankelijkheid van Schotland bezegelde). De 1320 Club heeft een militair comité onder leiding van een majoor op rust, F.A.C. Boothby, dat een militaire tegenactie voorbereidt voor het geval de Engelsen macht zouden aanwenden om hun ‘kolonie’ te handhaven. Deze minderheidsgroeperingen zijn echter van weinig belang vergeleken bij de SNP waarvan de onwettelijke bezigheden zich beperken tot een piraatradio die korte uitzendingen pleegt op de golflengte van de BBC wanneer die 's avonds uitvalt. Aangezien zulke piraatzender erg beweeglijk moet zijn, heeft hij slechts een beperkte radius.
De SNP beschikte zes jaar geleden over slechts 2.000 leden. Vandaag telt zij er 80.000, en in november 1967 werd een SNP kandidaat, Mrs. Winifred Ewing, verkozen voor het Britse Parlement als vertegenwoordigster van Hamilton, een stad gelegen nabij Glasgow. Nadien bewees een opiniepeiling dat 52 t.h. van de bevolking een of andere vorm van zelfbestuur verkoos en dat 32 t.h. van plan waren bij de volgende verkiezingen voor de SNP te stemmen.
De plaatselijke verkiezingen in mei 1968 hebben aangetoond dat dit geen zinledige bedreiging was. Meer dan een derde van de Schotten stemde voor de SNP, die 103 zetels veroverde tegenover de 27 die zij had vóór de verkiezingen. Zo lijkt het er op het eerste gezicht naar dat meer dan een derde der bevolking voor de onmiddellijke oprichting is van een onafhankelijke Schotse staat.
Dit idee van een onafhankelijke staat is op zichzelf ver van belachelijk. Het zou geen mini-staat zijn, omdat Schotland met zijn ongeveer 5.200.000 inwoners groter is dan Noorwegen (3.600.000) of Denemarken (4.600.000), en bijna zo groot is als Zwitserland (5.600.000). Maar hebben de nationalisten gelijk als zij beweren dat hun successen bewijzen dat de meerderheid der Schotten de onafhankelijkheid wil?
De uitslagen van de verkiezingen in Schotland mogen niet los ontleed worden, maar wel samen met die van Engeland en Wales. Zij bewijzen telkens hetzelfde. Het feit dat antiregeringsgevoelens hoogtij vieren leidde tot een verkiezingsramp voor de Socialistische Partij. De Socialistische regering schijnt een soort scheve Midas geworden te zijn: al wat zij aanraakt wordt stof. Geen enkele eerste minister is ooit zo onpopulair geweest als Mr. Wilson en van alle kanten wordt de regering als onkundig bestempeld. Elke dag wordt haar aftreden geëist. De plaatselijke verkiezingen boden de gelegenheid om aan deze gevoelens uiting te geven: in Engeland (Londen uitgenomen waar de resultaten voor de Socialisten nog erger waren) bleven minder dan 400 van de 700 Socialisten over.
Maar de nieuwe leider van de Conservatieve Partij, Mr. Heath, heeft niet de indruk kunnen wekken de grote leider te zijn die het land meent nodig te hebben om de huidige crisis te boven te komen. De meerderheid van de misnoegde Socialisten in Engeland onthield zich. Ten gevolge daarvan wonnen de Conservatieven natuurlijk vele zetels, maar men kan dus niet zeggen dat de resultaten een uiting waren van absoluut vertrouwen in de Conservatieve Partij.
In Schotland won de SNP zoals reeds gezegd 103 zetels, maar dit gebeurde weer ten koste van de Socialisten, die er 91 verloren. De Conservatieven in Schotland verloren geen zetels voor de SNP, maar verhoogden integendeel hun aantal zetels met 15. Met andere woorden: in Engeland, waar geen alternatief was voor de twee middenklaspartijen. Conservatieven en Liberalen, hebben de arbeiders, die zich bedrogen voelden door de Socialistische Partij, doodeenvoudig niet gestemd. In Schotland waar de SNP een oproep richtte tot de man-in-de-straat was er zulk een alternatief en hij stemde ervoor.
In de grootste Schotse stad Glasgow haalde de SNP 96.505 stemmen, de Conservatieve Partij 94.114 en de Socialistische Partij, voorheen de sterkste, slechts 68.538. De resultaten bewijzen dat het toenemen van het nationalisme in Schotland in feite neerkomt op een protest van oud-Socialisten tegen de door hun verkozen regering.
Vooraleer te spreken over een algemene opflakkering van extremistisch nationalisme, doet men er goed aan zich te herinneren dat in het andere Keltische land van Groot-Brittannië, de Nationalistische Partij van Wales bij dezelfde verkiezingen bijna geen winst boekte (slechts 4 zetels). Een van de waarschijnlijke redenen hiervoor is de vrees die wordt ingeboezemd door het Leger voor een Vrij Wales (the Free Wales Army) dat sinds enkele tijd regeringsgebouwen dynamiteert. Een andere reden is de schrik van de niet-Welshtalige meer-