dem, enz. om er de draad bij kwijt te geraken, eindigden op een punt. Een nulpunt.
Daar al begonnen de voortvarendste tegenstanders van de festivals te Cannes, zoals Claude Lelouch, terug te krabbelen. ‘Festivals zijn nodig, verklaarde hij ons toen. Cannes moest worden stopgezet wegens de gebeurtenissen in Frankrijk op dat ogenblik. Nu dient gezocht naar een betere formule voor de toekomst’.
In dit laatste schuilt wel een grond van waarheid. De jongste jaren heeft de cinematografie een grondige evolutie ondergaan, maar de festivalformule is nog altijd dezelfde als in de jaren veertig, toen de televisie nog niet bestond en de film in hoofdzaak een door de Amerikanen beheerste vermakelijkheidsindustrie was.
De grote filmfirma's van toen zijn geen eigenlijke producenten meer maar werden verdelers van films, geproduceerd door onafhankelijken. Onder de invloed van die producenten en geprikkeld door de concurrentie van de televisie heeft de film als artistiek medium een grote evolutie ten goede ondergaan. Meer dan ooit wordt nu belang gehecht aan de zogenaamde ‘film d'auteur’. Maar om aan bod te komen en zijn kansen op wereldverspreiding te vergroten moet de film d'auteur kunnen rekenen op de grote internationale ontmoetingen; festivals zijn daarvoor de aangewezen plaats.
***
Te Venetië, ten slotte, na de herrie bij de opening van de Biënnale voor Beeldende Kunsten, mocht men zich ook verwachten aan relletjes. Indien er nochtans één festival is dat naar de zin zou moeten zijn van de cineasten, die niet commercieel gebonden zijn, is het wel dat van Venetië waar directeur Luigi Chiarini sedert jaren, tegen de zin van het gehele commerciële filmbedrijf, uitsluitend artistiek belangrijke films toelaat.
Al jaren geleden ligt hij overhoop met de M.P.A.A., het verbond van de Amerikaanse filmproducenten, en nu besloot ook de FIAPF, het internationaal verbond van filmproducenten, het festival van Venetië te boycotten. Zo komt het dat de film ‘De Trein der Traagheid’ (Un Soir, un train) van André Delvaux, naar het verhaal van Johan Daisne, te Venetië niet werd voorgesteld. Hij werd nl. gemaakt door een Franse producente en wordt verdeeld door een Amerikaanse maatschappij, aangesloten bij de MPAA.
Toch hebben de Italiaanse cineasten, zoals de Fransen het te Cannes deden, het festival willen beletten en er zelf het bestuur van in handen nemen. Zij zijn in hun opzet mislukt, omdat Italianen meer spreken dan handelen en omdat dit keer de onverzettelijke Chiarini de steun kreeg van de Venetiaanse bevolking, die haar festival wilde redden. En het deed ook.
De Italiaanse cineasten hielden een aantal vergaderingen, poogden tevergeefs een contra-festival te organiseren en lagen ten slotte overhoop met de Franse contestatoren, die in het festivalpaleis in een te hunner beschikking gestelde zaal urenlange besprekingen hielden over het thema ‘Film en politiek’ zonder de minste uitslag te bereiken.
Terwijl de Italianen langs de ene kant hervormingen bespraken zonder tot iets positiefs te komen zetten de Fransen in een onder-onsje de monoloog voort, die te Cannes begon en sedertdien voortgezet wordt in de Staten Generaal van de rue de Vaugirard, met de hoop eens een nieuwe structuur te vinden voor de cinematografie. Indien voort wordt gepalaverd tegen hetzelfde ritme en men er zich in geestelijke kronkels blijft vermeien, kan het nog jaren duren voor men het eens is over om het even welk beginsel.
Het gepalaver te Cannes, Berlijn en Venetië heeft dus tot niet veel gediend. Indien er iets nieuws komt in de festivals, volgend jaar, zal het wel zijn onder de druk van de contestatie maar dan zal de formule uitgedokterd zijn door de leiders van de festivals zelf.
Wedstrijdfestivals, met toekenning van prijzen door een jury, worden door velen als voorbijgestreefd beschouwd. Wat men nu wil is er een internationaal platform van maken voor artistiek betere werken. Daarbij zou, naar onze mening, toch het eigen karakter van de bestaande drie grote festivals moeten behouden blijven.
Cannes is het volledigst met zijn eigenlijke competitie waar de beste artistiek hoog staande commerciële films worden vertoond, zijn week van de kritiek waar werken van jonge auteurs hun eerste kans krijgen, en zijn filmmarkt, waar de verdelers en cinemahouders kunnen kiezen uit de grote produktie commerciële films.
Te Berlijn krijgen onbekende of minder bekende auteurs de kans hun werk te vertonen, terwijl te Venetië de artistieke avant-garde aan bod komt. Bij een gebeurlijk statu-quo, maar dan mits enkele toegevingen langs weerszijden krijgt iedereen aldus zijn gading.
En indien de cineasten het vertoningsrecht wensen op de door hun gemaakte films moeten zij dat uitvechten met hun producenten, desgevallend in hun vakorganisaties. Daar hebben de festivals niets mee te maken. Die willen alleen het filmbedrijf, de cineasten en, last but not least, het plaatselijk toerisme dienen.
R. De Borger