zaak vragen of zelfs naar de plaats waar de storing zit, is absurd. Het geeft een antwoord, aangepast aan de manier waarop de vraag gesteld werd, en voor de volwassene is het bijna onmogelijk de gedachtengang van het kind op voorhand te kennen.
De geneesheer is daarom op de volwassene aangewezen. En hoe kan die volwassene de verborgen oorzaken verklaren, waarvan hij niet eens weet, dat zij bestaan?
De geneesheer doet dan zijn best, maar de psychische conflicten blijven ongehinderd verder invreten en vergallen of vergiftigen het psychische gedrag van het kind, met de daaruit volgende reactie van somatische storingen.
Komt de geneesheer het patiëntje thuis bezoeken dan is er, om het nog wat moeilijker te maken, de omgeving die meehelpt om hem op een dwaalspoor te brengen.
Het grootste deel van onze bevolking beschikt op het ogenblik, over luxe en comfort, die veel psychische tekortkomingen verdoezelen. Het moet werkelijk om een accidentele ziekte of een ongeval gaan om een vlugge en juiste diagnose mogelijk te maken.
Toch blijft steeds de vraag open: ‘In hoeverre hebben psychische oorzaken deze somatische storing gestimuleerd?’
Het kind ligt in een luxueus ingerichte kamer. Te luxueus om een echte kinderkamer te kunnen zijn. De kleurensamenstelling laten wij buiten beschouwing; die heeft ook de volwassene gekozen, zonder iets van kleurenpsychologie in samenhang met het kind en diens kleurenvoorkeur te kennen.
De geneesheer kan duidelijk merken, dat het patiëntje materieel en hygiënisch goed verzorgd wordt. Ten slotte moet hij van de onderstelling uitgaan, dat het kind werkelijk aan een of andere meestal voorbijgaande en accidentele somatische storing lijdt.
Toch zijn vele van deze patiëntjes sukkelaartjes. Kinderen, die men liefst uit hun luxueus milieu zou weghalen.
Heel dikwijls zou dat de ideale oplossing zijn. Die brave ouders begrijpen niet dat zij stelselmatig hun kind naar de ontevredenheid en de ikzucht drijven.
Vader noch moeder denken eraan, dat hun kinderen opgroeien in een abnormaal dualisme, dat zich vroeg of laat moet wreken. Die wraak treft eerst en vooral de ouders zelf.
Het kind is in oorsprong helemaal niet, zoals de ouders het zich voorstellen.
Het is waar, geen psychische neiging kan zich uiten, als zij niet latent aanwezig is. Doch van de volwassenen hangt het af, of zij latent in het onbewuste blijft rusten of zich sterk actief naar buiten uit manifesteert.
De psyche van de meeste kinderen vraagt niets liever, dan dat bepaalde neigingen in het onbewuste blijven rusten. Ze tot activering dwingen, leidt naar een dualistische houding en maakt van het kind een neuroticus.
De huidige jonge generatie noemen wij, en met recht, de opstandige generatie. De volgende zal echter de vernielende zijn.
De plotse welstand die onze samenleving biedt kunnen de meeste ouders niet verwerken en als slachtoffer vallen zeer dikwijls de kinderen.
Het probleem van de opstandigheid van de jeugd vraagt dringend een oplossing en die oplossing moet beginnen van in de kleuterjaren. De meeste psychische storingen en de daaruit voortvloeiende neurosen vinden hun oorsprong in de periode waarin het kind nog niet bij machte is zijn gevoelens langs normale weg te uiten.
Het éne huisgezin wil meer dan het andere en dat dwingt de ouders zich beiden in het arbeidsproces in te schakelen. De binding tussen ouders en kind wordt hierdoor verzwakt. Als opvoeders komen veelal in de plaats kinderkribbe, kleuterklas en school. Het gebrek aan psychische belangstelling dat hiervan het gevolg is kan voor sommige kinderen zeer nadelige gevolgen hebben.
Bovendien werkt het televisiekijken bij vele kleine kinderen door beelden van doodslag en geweld nog mee aan het scheppen van neurotische spanningen.
Niet alleen somatische storingen kunnen hiervan het gevolg zijn, maar ook de onmogelijkheid om zich aan het opgedrongen maatschappelijk verband aan te passen. Zeer dikwijls komt hier de toekomst van het kind in het gedrang.
De algemeen gebruikelijke technieken volstaan niet om al deze psychische moeilijkheden bij het kind met zekerheid op het spoor te komen. Examens en intelligentietests schieten tekort omdat ze ons weinig leren over het karakter.
De karaktertest brengt hier de oplossing.
Hiermee wil niet gezegd zijn, dat wij door het kind aan één enkele karaktertest te onderwerpen van A tot Z zouden weten met wie wij te doen hebben.
Op het ogenblik dat een test wordt afgenomen kan één of andere gebeurtenis de psyche sterk beroeren. Die test geeft ons dan een vals beeld van de proefpersoon, want de beroering zal de uiting beïnvloeden.
Tests over een langere termijn gespreid schakelen deze hinderpaal uit en wij bekomen een trouw beeld van iemands karakter.
Om dat te bereiken stel ik voor, tests met vorm en kleur in te schakelen.
Wij keren terug naar het derde levensjaar van het kind. Op die leeftijd voelt de kleuter de behoefte, zich in bepaalde vormen en kleuren te uiten. In de beginne spelen de kleuren de hoofdrol en de vorm hinkt zo'n beetje achteraan.
Wie deze vormen en kleuren kan verstaan, leest in het kind als in een vrolijk boek. Heel dikwijls is het een tragische roman. Niettemin zal dat kleutertje, als braaf kindje met de andere kinderen in de kleuterschool rondlopen en -springen.
In het vormgebruik is zelfs het geslachtsverschil merkbaar.
Het kleine kind heeft voor zijn moeder, die de geborgenheid betekent, die zijn intense liefde is, een bepaalde figuur. Zijn verhouding met en tegenover die moeder, vertelt het door bepaalde onderdelen van die figuur, die verschoven worden of ontbreken; en door de kleuren die het gebruikt voor die bepaalde onderdelen. Ook voor de vader heeft het