met mijzelf. Ik stel alleen maar vast dat wij, onderwijsmensen, voor een groot stuk gefaald hebben in onze opdracht. Boeken als die van Georges Jean zijn zweepslagen voor het geweten.
We weten het al lang: de onderwijzer zou een compleet mens moeten zijn, een voorbeeld, een individu van wie stimulerende invloed uitgaat, geen automaat, maniak, betweter, uitgedoofde ziel, schapenhoeder. Jean herhaalt het: de pedagogie van de verbeelding (net als iedere pedagogie) valt of staat met de persoonlijke moraal van de opvoeder. Zeer zeker komt de pedagogie van de verbeelding in het verweer tegen de overweldigende invloed van de technocratie! Toetsen, tests, structuren, evaluaties, enz... ze moeten er zijn, maar ze moeten een zeer nederige, ondergeschikte functie toegewezen krijgen. Om na te gaan of de enkeling in het bezit is van de technieken die hem de kans bieden tot overleving. Ze onthullen maar een deel van de mens. Diep in ieder van ons, hij weze geestelijk of lichamelijk nog zo onterfd, zijn mogelijkheden aanwezig, die niet direct kunnen omgezet worden in zichtbare resultaten. Daarom biedt een pedagogie van de verbeelding weinig houvast, zij beschikt niet over recepten, zij leeft van risico en onzekerheid. La pédagogie ne s'apprend pas, elle s'invente.
Eigenaardig is wel dat het kind, zolang het in de kindertuin vertoeft, alle mogelijke kansen krijgt om zich te ontplooien: lichamelijk, zintuiglijk, innerlijk. Daarna treedt meestal een averechtse aanpak op. Eens kreeg ik een schok toen ik in een eerste leerjaar getuige was van een ‘tekenles’ waarin alle kinderen hetzelfde moesten natekenen. En de juffrouw, overigens met de beste bedoelingen van de wereld bezield, begreep maar niet waarom ze zo'n onbevredigende resultaten bereikte. In de plaats dat de kinderen enthousiast met hun plastische mededelingen zouden zwaaien, zaten zij er als beteuterd bij, het hoofd buigend onder de banbliksems van de alwetende meesteres. Het aanleren van een techniek mag niet gebeuren ten koste van de toch al zo moeilijke en moeizame opmars naar de uiteindelijke bevrijding, verrijking, openbaring. Het zou trouwens even verkeerd zijn de kindertekening te verheffen tot wat ze niet is: een meesterwerk. Volgens Freinet is het tekenen het eerste stadium in het lezen. Wil het kind niet alleen met de ogen en met de lippen leren lezen, dan moet het zeer vroeg nieuwsgierig gemaakt worden. Pas de lecture sans désir. Laat het zijn vingers bevuilen, vlekken maken, hoe kun je anders leren voelen, tasten, ruiken, gewaarworden, ontdekken, vinden, uitvinden, verbeelden.
Georges Jean zwaait niet met theoretische uiteenzettingen, alhoewel het duidelijk is dat hij weet waarover hij het heeft. Hij pleit voor het dromen met open ogen, naar het gezegde van Bachelard, waarbij de verbeelding, op het gebied van de kennis, een elementaire vorm van de voorstelling der mogelijkheden is, en daardoor onontbeerlijk voor de ontplooiing van de intelligentie. Door de verbeelding geraken wij over de waarneming heen tot de voorstelling.
Het kind moet er toe gebracht worden zich los te maken van het animisme waarin het alles betrekt. Jean