Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse Gids. Jaargang 61 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse Gids. Jaargang 61
Afbeelding van De Vlaamse Gids. Jaargang 61Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse Gids. Jaargang 61

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse Gids. Jaargang 61

(1977)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Gustaaf J. De Landtsheer (A.I.C.A.)
Rubens als stadsdecorateur

De Geschiedenis

Op 1 december 1633 stierf de infante Isabella, gouvernante van de Spaanse Nederlanden. De opvolger van Isabella was kardinaal-infant Ferdinand, broer van koning Filips IV van Spanje. De vijfentwintigjarige Ferdinand begon zijn militaire carrière in de slag van Nördlingen in september 1634, waar de protestantse troepen, onder het bevel van Bernhard van Saksen-Weimar en de Zweedse generaal Horn, een zware nederlaag leden. Dit schitterend wapenfeit, na een hele reeks nederlagen, bezorgde het Spaanse rijk nieuwe glans. De kardinaal-infant werd begroet als de held van de hele katholieke wereld.

De stedelijke magistraat van Antwerpen haastte zich de nieuwe vorst uit te nodigen tot zijn Blijde Intrede. De datum werd voorzien op 17 april 1635. Rubens kreeg de opdracht toevertrouwd om de stad te versieren. Het gebeuren moest gepaard gaan met pracht en praal. Rubens creëerde een aantal ontwerpen van een weergaloze pracht: portieken, triomfbogen, schouwtonelen en zegewagens. Hij liet zich bij staan door al wat naam had in de kunstwereld: Jacob Jordaens, Cornelis de Vos, Erasmus Quellin, Theodoor Rombouts, Cornelis Schut, Theodoor van Thulden. Ze waren wel met zijn twintig om hun talenten ten dienste te stellen. Zes beeldhouwers bewerkten het hout en de steen. Stadssecretaris Gaspar Gevaerts leverde de teksten van de huldeadressen. De Antwerpse bevolking was bereid om de prins met geestdrift te ontvangen en om alle uitgaven voor de luisterrijke versiering van de stad goed te keuren.

Het stadsbestuur was graag bereid de verlangens van de bevolking in te willigen en anderzijds wilde het de gunst van de vorst winnen. Antwerpen leefde in hoge nood. De haven was sedert jaren gesloten door de Hollanders waardoor de handel een erg dieptepunt kende. Herhaaldelijk heeft Rubens in zijn brieven de desolate toestand geschetst, waarin onze gewesten zich bevonden. Vaak geciteerd in dit opzicht is de brief van 28 mei 1627 aan zijn vriend Pierre Dupuy te Parijs, waarin hij schrijft: ‘Onze stad verkwijnt als een lichaam dat is aangetast door de tering. Elke dag zien wij het getal van haar inwoners

[pagina 50]
[p. 50]

verminderen, daar ons ongelukkig volk geen middel bezit om in zijn onderhoud te voorzien door zijn arbeid of nering’. De politieke toestand kenschetst hij als volgt: ‘Wij zijn hier uitgeput, niet zozeer door de vijandelijkheden zelf dan wel door de moeilijkheden om uit Spanje de noodzakelijke fondsen te ontvangen, door het voortdurende geldgebrek waarin wij ons steeds bevinden, en door de beledigingen die wij zo dikwijls moeten ondergaan vanwege de hatelijkheid en de onkunde van de ministers, of tenslotte ook door de onmogelijkheid anders te handelen’. Elders nog verklaart hij: ‘Wij verkeren hier in een toestand die het midden houdt tussen oorlog en vrede, maar terwijl wij al de ellende en de wreedheden van de oorlog kennen, ontberen wij elke weldaad van de vrede. Onze stad beleeft geleidelijk haar ondergang en leeft slechts van wat werd gespaard; er blijft haar niet de minste handel over om haar recht te houden. De Spanjaarden denken zich in, dat ze de vijand verzwakken door de handelslicenties te beperken, maar ze vergissen zich, want al het verlies is ten nadele van de onderdanen van de koning...’.

Het kostte wat het wil, de stadsoverheid verlangde dat de ontvangst luisterrijk zou zijn, dat ze alles zou overtreffen wat men bij zulke gelegenheden in het verleden had gezien. Men voorzag een budget van 36.000 gulden.

Op dinsdag 17 april, rond vier in de namiddag, verliet de prins-kardinaal de citadel en ging langs de zuidoostelijke baan rond de stad naar de Keizerspoort, de massieve stenen poort, die in 1545 werd opgericht naast de oude St.-Jorispoort ter ere van Keizer Karel.

Prins Ferdinand, die gemakkelijk te onderscheiden was door zijn rode mantel en het witte paard waarop hij reed, werd voorafgegaan door compagnies soldaten te voet en een peloton van de kavalerie en door een schare binnenlandse en Spaanse edelen. De leden van zijn lijfwacht waren gekleed in het geel, de kleur van de prinselijke kledij.

Voor de Keizerspoort, die langs deze kant helemaal prachtig beschilderd en verguld was voor deze gelegenheid, werd Ferdinand begroet door de burgemeester Robert Tucher, die hem welkom heette in de stad.

Dan, bij het geluid van kanonnen en trompetgeschal overschreed hij de brug over de vestingsgracht en passeerde hij door de poort.

Op het plein achter de Keizerspoort stond een grote, vergulde wagen waarop de Maagd van Antwerpen zat op een troon te midden van een groep mooie meisjes in prachtige gewaden. Wanneer de prins naderbij kwam, kwam de jonge vrouw, die de rol van Antverpia speelde van de wagen, vergezeld van een jongen die de Genius van de stad voorstelde, en bood hem een laurierkrans op een gouden presenteerblad aan.

De kardinaal-infant hield de krans even in de hoogte en plaatste hem daarna terug op het presenteerblad om vervolgens, in gezelschap van burgemeester Tucher, zijn plechtige rondgang in de stad vanaf de St.-Jorispoortstraat aan te vangen.

's Avonds was de stad sprookjesachtig verlicht en om het feest te besluiten, werd een feeëriek vuurwerk

[pagina 51]
[p. 51]

afgestoken. Antwerpen had zich bij deze gelegenheid echt overtroffen. Nooit tevoren was een souverein met zulke praal ontvangen. De totale kosten zouden uiteindelijk opklimmen tot 78.370 gulden, 5 schellingen, 9 stuivers.

Daar de feestelijkheden zulk een overweldigende indruk nalieten, besloot de Antwerpse magistraat een boek te laten verschijnen gewijd aan deze gebeurtenis. Op 25 mei 1635 werd Theodoor van Thulden, een medewerker van Rubens gelast met de uitgave van dit boek. Hij is het die de prenten vervaardigde. Gaspar Gevaerts (Gevartius), stadsgriffier van Antwerpen, verzorgde de commentaar in het Latijn. Het overwegend aandeel van de schilder wordt uitdrukkelijk vermeld in het memoriaal van Gevaerts: ‘Is (Rubens) ille est, qui Pompae universae Architectonicen designaverat, Iconumque ac tabularum a se inventarum prototypa solerter expresserat, quae ab aliis deinde Pictoribus justa magnitudine repraesentata sunt’. Uit de stadsrekeningen van de Scheldestad blijkt eveneens hoezeer de kunstenaar, die toen reeds van de jicht te lijden had, in de weer moest geweest zijn voor het slagen van de grootse onderneming. Voor zijn honorarium werd hem 5.000 gulden gestort.

De zege van Kallo

De zege van Kallo vond plaats drie jaar na de Blijde Intrede van Ferdinand te Antwerpen. Even vóór de plechtige ontvangst van deze geestelijke en krijgsman hadden de Verenigde Provinciën een verbond gesloten met Frankrijk. Meteen begon de laatste fase van de Dertigjarige Oorlog tegen de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers. Bij deze gelegenheid werd een nieuw verdelingsplan van de Zuidelijke Nederlanden opgesteld, ingeval deze laatste niet zelf tot de opstand tegen Spanje besloten. Behalve het franssprekende gebied zou Frankrijk nog een deel van het graafschap Vlaanderen bezuiden de lijn Blankenberge - Rupelmonde annexeren, het overige deel zou met de Noordelijke Provinciën verenigd worden.

Beide landen vielen de Spaanse Nederlanden aan. In 1637 heroverden de Hollanders Breda. Het jaar nadien wilde prins Frederik-Hendrik met een landleger vanuit Bergen-op-Zoom een aanval wagen op Antwerpen, terwijl een vloot de Schelde zou opvaren. Reeds waren de meeste schansen ten noorden van de stad ingenomen toen de Hollanders te Kallo overvallen werden door het leger van kardinaal-infant Ferdinand. Ze verloren hun vloot, een groot aantal kanonnen en het grootste deel van hun leger. Na deze overwinning op 21 juni 1638 trokken de verslagen troepen zich in wanorde terug op Hollands grondgebied.

Enkele dagen later vond een ander succesrijk wapenfeit plaats. De Spaanse troepen, onder het bevel van prins Thomas Carignano en graaf Ottavio Piccolomini, versloegen het Franse leger bij St.-Omaars. In Antwerpen werd beslist dat deze overwinningen zouden worden uitgebeeld in een zegewagen, die zou getoond worden in de jaarlijkse Ommegang. Rubens werd gevraagd om het ontwerp te leveren. Voor deze dienst

[pagina 52]
[p. 52]

werd hem later een vat vin de Paris aangeboden, geschat op 84 gulden.

Het stadsbestuur van Antwerpen verleende op 9 december 1641 aan Gaspar Gevaerts de toelating om het heugelijke wapenfeit van Kallo te beschrijven in zijn memoriaal Pompa introitus Ferdinandi Austriaci Hispaniarum Infantis... in urbem Antwerpiam.

Voor de tekst van de beschrijving van de Blijde Intrede van Don Ferdinand en voor de hulp bij de verwezenlijking van het werk betaalde de Stad hem 3.600 gulden. Tevoren had Gevaerts reeds 480 gulden gekregen voor de teksten van de hulde-adressen op de versieringen.

Theodoor van Thulden had zich ertoe verbonden voor een honorarium van 2.000 gulden tweehonderd eerste exemplaren van het boekwerk te leveren. Moretus zou op kosten van Van Thulden het drukken verzorgen, Van Thulden zou de illustratie verzorgen. De oplage zou tenminste achthonderd exemplaren bedragen; bij het definitieve akkoord van 25 mei 1635 werd zij verminderd tot zeshonderd. De schilder moest 25 grote platen en tenminste 15 halve platen uitvoeren. Zijn werk zou de daaropvolgende Kerstdag moeten beëindigd zijn. In gemeenschappelijk overleg werd het drukwerk overgelaten aan Jean Van Meurs in plaats van aan Balthasar Moretus.

De publikatie van het boek onderging aanzienlijke vertraging. Het is weliswaar 1641 gedateerd, maar in feite kwam het eerst in 1642 van de persen. Rubens was al twee jaar voordien gestorven en de kardinaal-infant had enkele maanden tevoren het tijdelijke met het eeuwige verwisseld.

Op 22 november 1641 besliste de stedelijke magistraat de opdracht te dateren op 14 juni van hetzelfde jaar teneinde te ontsnappen aan de kritiek om een boek aan de prins aangeboden te hebben na zijn dood.

Alle platen van de Pompa Introitus, uitgezonderd het titelblad en het ruiterportret van de prins, zijn gegraveerd door Van Thulden. Het titelblad, door Rubens ontworpen, werd vermoedelijk gegraveerd door Jacob Neeffs. Paulus Pontius vervaardigde een ruiterportret van prins Ferdinand naar Rubens. Voor de triomfbogen, behalve die van de Portugezen, en de taferelen, behalve die van de Oostenrijkse stamboom, leverde Rubens de tekeningen en olieverfschetsen.

Op artistiek gebied werd de Blijde Intrede van de kardinaal-infant te Antwerpen nooit in enige andere stad geëvenaard. Zij mag gerekend worden tot een van de voornaamste verwezenlijkingen van Rubens. Slechts éénmaal kreeg deze eminente decorateur de gelegenheid om een hele stad te versieren en hij heeft deze tenvolle en op bijzonder geslaagde wijze benut. De schikking van het geheel is grandioos. Elke zegeboog of theater getuigt van een wonderbaarlijke vindingrijkheid. In de bogen en portieken ontplooide hij zijn uitmuntend talent als architect en de schilderijen getuigden van zijn zin voor de allegorie.

De zegewagen van Kallo

De zegewagen die het wapenfeit van Kallo in herinnering brengt werd vervaardigd naar Rubens' olieverfschets. Dit paneel (103:71 cm) bevindt zich thans in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Ant-

[pagina 53]
[p. 53]

werpen. Voorheen maakte het deel uit van de verzamelingen van het Antwerpse stadhuis. In 1794 werd het door de Franse troepen meegenomen. Nade val van Napoleon in 1815 kreeg het terug zijn oorspronkelijke bestemming.

Niettegenstaande haar schoonheid blijft de schets een werkstuk, dat bestemd is voor de timmerlieden en schilders alsmede voor de gekostumeerde lieden die de wagen bezetten gedurende de Ommegang. Bovenaan de schets tekende Rubens een schaal in zwart krijt, met aanduidingen genummerd van 1 tot 25. Een gelijkaardige schaal in rode verf bevindt zich aan de onderste rand.

De wagen roept de vorm van een schip op, symbool van de voorspoed. De voornaamste verpersoonlijkingen zijn duidelijk vermeld: vooraan bevindt zich de PROVIDENTIA AUGUSTA onder de gedaante van Janus met het dubbele voorhoofd, die de vier paarden ment. Onmiddellijk achter haar, de steden Antwerpen en St.-Omaars, ANTVERPIA en AVDOMARVM, beide met torens gekroond. De godinnen van de achtersteven zijn betiteld VIRTVS en FORTVNA. In het midden van de wagen verheft zich een hoge trofee; twee Fama's blazen op de trompet; op de wimpels van de instrumenten prijken de volgende teksten: 10 CALLINICE, 10 TRIUMPHE. De bijnaam Callinicus van Ferdinand betekent: ‘Illustere Overwinnaar’.

Aan de basis van de trofee bevinden zich geketende gevangenen; iets hoger houden twee Victories elk een krans in de hand. In het midden van de trofee: standaarden, vlaggen en wapens die werden buitgemaakt op de vijand. Hoger een reusachtige kroon van laurier en tussen de vlaggen wapperen de wapenschilden van Filips IV en Ferdinand bekroond met een gouden triomfkrans. Aan de top prijkt een grote laurier, symbool van de overwinning. Op de achtersteven van de wagen symboliseert een Triton die op een oorschelp blaast, de zeeslagoverwinning op de Schelde. Langs beide kanten van de zegewagen zit een kleine Genius op een bevleugelde dolfijn, een lauwerkrans in de hand, die dezelfde gebeurtenis evoceert. Vooraan de wagen, onder de plaats van de Providentia Avgvsta, spuwt een draak vlammen uit die het trekstel van de wagen vormen.

De ets van Van Thulden vertoont in de linker bovenhoek een medaillon van de kardinaal-infant en een gezicht in vogelvlucht van de slag bij Kallo.

De zegewagen van Kallo gerestaureerd door de Stad Antwerpen

Het is bekend dat de zegewagen van Kallo zijn eerste rondgang maakte tijdens de Ommegang van het jaar 1640. Later verschijnt hij veelvuldig op het toneel. In de literatuur is daar evenwel weinig van overgebleven. Wanneer in de zeventiger jaren het departement voor cultuur van de Stad Antwerpen aandacht begint te besteden aan de voorbereiding van het Internationale Rubensjaar 1977, wordt de mogelijkheid geopperd om in de stad triomfbogen op te richten naar het voorbeeld van deze die in 1635 werden opgetrokken naar aanleiding van de Blijde Intrede van de kardinaal-infant. Als blikvanger zou een triomfboog verrijzen aan de Kipdorpbrug. De afmetin-

[pagina 54]
[p. 54]

gen van de toenmalige portiek bedroegen grosso modo 20 m hoog, 8 m breed en 6 m diep. Het plan moest worden opgegeven omwille van de buitensporige kosten en tevens om verkeerstechnische redenen.

Toen werd de idee geopperd de zegewagen van Kallo, waarvan slechts het chassis en enkele vermolmde resten overbleven, in zijn oude luister te herstellen. Oorspronkelijk opperde het werkcomité de mening dat enkel het herstel van het onderdeel van de wagen diende verricht te worden. De restauratie of reconstructie zou door de Stedelijke Dienst voor Werken worden uitgevoerd. Het College van Burgemeester en Schepenen besliste de beeldhouwer Mariette Coppens opdracht te geven al het beeldhouwwerk te monteren tot aan de centrale sokkel van de wagen, d.w.z. de figuren van de engelen, draken, dolfijnen, het golvende water en het massieve boegbeeld.

Het zou naar de verklaring van de deskundigen van de Dienst voor Werken een delicaat en enorm werk worden, waarvan de kosten voor het beeldhouwwerk alleen al werden geraamd op meer dan een miljoen frank. In juli 1976 bespreken de experten het vorderen van de herstel werken. Zij bevolen toen het stadsbestuur van Antwerpen aan om de wagen in zijn volle glorie te herstellen. Zo begon dan de tweede fase van de uitvoering van het beeldhouwwerk, m.a.w. de figuren rond de mast, de wapenschilden, de harnassen, de kanonlopen, de lansen, de kroon en de laurierboom.

Naast het artistieke sculptuurwerk kwamen ook tal van technische facetten opduiken, die alle werden aangepakt door de technici en ambachtslieden van de stedelijke diensten.

De eindmontage geschiedde op de plaats waar de wagen werd opgesteld, met name vóór de hoofdingang van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten aan het Leopold de Waelplein te Antwerpen, waar de grote tentoonstelling van schilderijen, olieverfschetsen en tekeningen van P.P. Rubens plaats vindt. Op zijn definitieve bestemming werden dan de twee bovenste mastschilden, de harnassen, de vlaggen, de kanonlopen, de speren, de kroon en de laurierboom aangebracht. De totale hoogte bedraagt ca. 11 m. In de loop van het transport was de hoogte ongeveer 6,5 m.

Volledig gerestaureerd en opgetuigd zal de zegewagen van Kallo in 1977 de bezoekers van de Rubenstentoonstelling feestelijk begroeten.

Voornaamste geraadpleegde bronnen

P. Génard, Redevoeringen en verwelkomingen der Stadspensionarissen van Antwerpen. In: Antwerpsch Archievenblad.
M. Rooses, Oeuvre de P.P. Rubens, 5 dln, Antwerpen 1886-1892.
C. Ruelens en M. Rooses, Correspondance de Rubens, 6 dln, Antwerpen 1887-1909.
F. Prims, Geschiedenis van Antwerpen, 28 dln + register, Antwerpen 1927-1949.
R.-A. d'Hulst, Olieverfschetsen van Rubens uit Nederlands en Belgisch Openbaar bezit, z.pl., 1968.
J.R. Martin, The Decorations for the Pompa Introitus Ferdinandi, in de reeks Corpus Rubenianum Dr. L. Buchard, Brussel 1972.
Jan Van Acker, Antwerpen van Romeins veer tot wereldhaven, Antwerpen 1975.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gustaaf J. De Landtsheer

  • over Petrus Paulus Rubens


datums

  • 1 december 1633

  • september 1634

  • 17 april 1635

  • 28 mei 1627