Zoeklicht op ons industrieel verleden
Met ‘Industriële Archeologie in Vlaanderen’ werd een eerste handboek samengesteld met het oog op de studie van ons industrieel verleden. De term ‘industriële archeologie’ werd omstreeks 1950 in Engeland geformuleerd. In de daaropvolgende jaren werd gezocht naar een precieze afbakening van het te onderzoeken terrein. In 1978 werd te Stockholm een ‘International Committee for the Conservation of the industrial Heritage’ opgericht ter bevordering van het wetenschappelijk onderzoek van de industriële cultuur en om een gecoördioeerde aandacht te vestigen op het valoriseren en zo nodig beschermen van de materiële relicten uit ons industrieel verleden. Voor historici was het duidelijk dat de resultaten van dit onderzoek zouden helpen tot het begrijpen en verklaren van de arbeids- en levensomstandigheden in dit verleden.
Industriële archeologie vereist een Multidisciplinaire aanpak waarbij zowel de architect, de ingenieur als de historicus betrokken zijn. Aan de inbreng en de onderzoekmethodes van deze drie voornaamste en elkaar aanvullende onderzoekers worden afzonderlijke hoofdstukken gewijd. Het boek begint echter met een overzicht van de ontwikkeling der industriële archeologie in België en vooral in baanderen én met een beschrijving van de toestand in het buitenland. Ook de aanwezigheid van Belgische produkten in het buitenland wordt even bekeken.
Er is een uitvoerige en heldere beschrijving van de gedrukte, geschreven en iconografische bronnen en van de methodes om er opzoekingen in te verrichten. Daarbij aansluitend wordt ook ruime aandacht besteed aan de te gebruiken werkmethodes bij het onderzoek van de mondelinge bronnen. In talrijke, vooral kleinere en streekgebonden musea is al een en ander uit ons industrieel verleden bewaard. Een lijst van deze musea is op p. 83-92 van het boek te vinden. Ook op talrijke andere plaatsen, o.a. in de bijlagen bij het hoofdstuk over het overheidsbeleid i.v.m. het industriële erfgoed in Vlaanderen wordt allerlei praktische informatie gegeven. Eerste doel van dit boek is immers een werkinstrument te zijn voor al wie zich met dit soort archeologisch onderzoek wil bezighouden.
Het boek besluit met dertien case-studies, o.a. de steenbakkerij Frateur in Boom, de jeneverstokerij Theunissen in Hasselt en de gistfabriek in Brugge. Dit laatste bevat de beschrijving van een belangwekkend industrieel complex dat niet kon gered worden: de oude Brugse gistfabriek werd in 1985 gesloopt.
Ruim 180 illustraties (vooral foto's, maar ook talrijke tekeningen en plattegronden) verlevendigen de zeer heldere teksten die een twintigtal medewerkers onder de leiding van UFSIA-hoogleraar Roland Baetens hebben geschreven.
Een belangrijk boek.
Jan Yperman
INDUSTRIËLE ARCHEOLOGIE IN VLAANDEREN, THEORIE EN PRAKTIJK. (Samengesteld onder de leiding van Roland Baetens). Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1988, 271 p., ill. Gebonden: 1.980 BF.