geboren, of gebrekkig.
Zij konden van gezond naar ziek evolueren, van soldaat naar kamikaze, van vrij naar gevangen. In elk geval moesten zij groeien van jong naar oud en van daar naar dood.
Dit alles zou dan onder zijn ogen staan te gebeuren, hij, de immeraan verzwakkende, weerloze grootvader. Onder het lijdzame oog van zijn dochter, de arme moeder. En later in het leven, onder veler vreemde ogen die blikken werden, glashard en wrokkig als spiegels. De mens te kijk gesteld als levend voorwerp in neon-licht badend of in keihard zonlicht, onder een onmetelijk uitspansel.
Bij ons in het Westen hadden geleerde heren geschreven dat een kind tussen kak en pis geboren wordt. De mens was een blinde slang. Hij was voor zijn medemens een wolf. L'enfer c'est les autres. Etcetera.
Thi dus, had iets voortgebracht dat duurzamer was dan een kind. Iets dat uit het leven voortkwam, maar dat er zich meteen had van losgemaakt, zodat de biologische wetten er geen vat meer op hadden. Kunst lijdt een eigen leven buiten onze tijdrekening.
De schilderijen van Thi durfde ik steevast Kunst te nomen. Zij moesten derhalve ten allen prijze van verval worden gevrijwaard.
Van oudsher bestonden kunsttempels, musea en galerijen.
In mijn ver land beschikte ik over zulk een uitgelezen plaats. Ik had er van mijn roeping een beroep gemaakt, namelijk Kunst koesteren en beschermen.
Aldus trachtte ik mijn tegenover Thi's vader te verduidelijken. De visser was ongeletterd, maar voor het eerst sedert mijn verblijf had zijn blik zich in mijne de mijne weten te verankeren.
Herhaaldelijk bezochten wij Thi's slaap- en werkvertrekje om er haar van te overtuigen dat haar kunstwerken hier dringend moesten worden weggehaald om ze een gepast onderkomen te bezorgen.
In mijn rijk land zou ik ze aanschouwelijk stellen voor een select kunstminnend publiek.
Thi stelde ik een vliegreis naar Europa voor en haar vader een fikse geldelijke vergoeding als voorschot op de verkoop van de kunst zijner dochter.
Het duurde tot de zomer eer ik het kon klaarspelen om met de hulp van een plaatselijk min of meer notoir iemand van de minderjarige kunstenares en haar ongeletterde vader de nodige vrijgeleides te verkrijgen.
Uiteindelijk kon ik het kamertje van Thi met drie volle koffers opgerolde beschilderde vellen rijstpapier verlaten.
Zij zat sereen voorovergebogen op haar knieën, de duimspijkers verzamelen, haar muitljes naast zich.
Haar vader zwaaide me na met de Dollars die ik hem gaf.
In de taxi's, stations en luchthavens verkocht ik last met mijn koffers. En bij de lijstenmaker verwondering. Een goed voorteken, dacht ik.
Het eerste werk dat ik ophing was een hevig geel naakt met een purperen bloem op de Aziatische pubis.
Ik noemde het Guita en hield het een beetje verscholen achter een hoek, vlakbij mijn bureau.
Guita wou ik alvast niet verkopen. Het paard was subliem en naakte kinderen voor rode muur, gewoon ontroerend. Alledrie liet ik ze in kleur afdrukken op de Uitnodigingen. Het paard moest op de affiche. Sienna en grijze letters en Thi's stempel in karmeinrode Japanse karakters.
Dagen voor de opening stond de kunstwereld in rep en roer. Ik had dozijnen dia's rondgestuurd.
Wat de kunstpapen van de pers d'er allemaal achter zochten en vonden: De Wereld van Mishima (sic); Kitsch Made in Japan (sic); Het Veel te Gele Gevaar (sic).
In het begin was de opkomst gering. De receptie vervelend. De verwachte uitheemse kunstenares was niet geland.
De mannen van de pers deden zich tegoed aan de Champagne om dan spoedig in bier te verzuipen.
Een paar omes schreven ter plekke cheques uit als voorschot op hun aankoop van ‘lieve stillere werken’.
De dames schatten de vermeende modellen in die voor de Nu's zouden hebben gepozeerd.
Het jonge publiek bleef afwezig.
Het glas voor Guita werd gebroken.
Een uitvergroot foto-portret van Thi werd door een achterwerk van mijn schrijftafel op de grond geduwd.
Het rookverbod haalde niets uit.
Twee bezoekers gingen vroegtijdig weg en vier laatkomers vielen binnen.
Geheven neuzen.
De glazen toegangsduur werd nonchalant open gelaten.
Doods herfstig weer.
Een dikkerd brak zijn brandende sigaar tegen een plexiglazen lijst en vloekte.
Korte elektriciteitspanne. Kaarsen en aanstekers. Brandvlekken op het vasttapijt.
Open schuiven in mijn bureau. De cheques gestolen.
Telefoneren onmogelijk wegens de rumoerigheid van een als maar aanzwellend publiek. Een paniekerige toestand. Geen nooduitgang.