De godin der Rede te Antwerpen
Tijdens de Fransche overheersching hier te lande, werd te Antwerpen, in naäping van wat te Parijs gebeurde, insgelijks een eeredienst aan de godin der Rede ingericht. Tot haren tempel werd de thans niet meer bestaande kapel van het klooster der paters Lieve-Vrouwebroeders, in de Huidevetterstraat, die ook eenen kerkgevel op de Meir bezat, gebezigd. Daar had, op 30 november 1794, de eerste aanbidding der nieuwe godin plaats.
In Frankrijk deed men, bij dergelijke plechtigheden, jonge, schoone tooneelspeelsters als godinnen optreden, en dewijl dit met haar bedrijf goed samenging, kweten deze zich uitmuntend van hare taak en lieten zich de algemeene hulde welgevallen. Ongetwijfeld had men te Antwerpen geene enkele vrouw kunnen vinden, welke die alleszins belachelijke rol vervullen wilde; althans, het meisje, dat de Sansculotten er als godin ter vereering voorstelden, was de dochter van eenen haarkapper en had slechts den ouderdom van negen jaren bereikt.
Nopens die jonge godin der Rede hebben wij de volgende bijzonderheden aangeteekend:
Zij heette Joanna Josepha Antonia Willebors en was den 23en october 1785, 's morgens ten 8 uren, ten huize van hare ouders, in de Jodenstraat, geboren. Haar vader heette Antoon en hare moeder Maria Michielsens. Zij werd door den eerw. heer J.B. Soeten, onder-plebaan in de O.-L.-Vrouwe kerk, gedoopt; haar peter was Jan Joseph Willebors en hare meter Joanna Michielsens.
Op 10 Prairial, jaar xii der Fransche republiek, dus in den ouderdom van 18 jaren, trad zij te Antwerpen in het huwelijk met Jan Maurits Rodet, een 40jarige Franschman, kok van beroep, zoon van eenen herbergier te Dôle, en die van zijne eerste vrouw, Joanna Genoveva Provost, was gescheiden. Haar vader woonde destijds in de Meistraat, n. 1973, thans 41. De getuigen bij het huwelijk waren David Pieter Willebors, knoopendraaier, broeder der bruid, Willem Carthuyzer, visscher, en Joseph Wattiau, id.
Of zij in haar huwelijk veel vreugde heeft beleefd, is ons niet gebleken; doch stellig verkeerde zij niet in voorspoedigen toestand, want het gebeurde wel eens, dat zij aan het bureel van weldadigheid onderstand moest vragen, en dien ook wezenlijk bekwam. Na het eindigen der Fransche overheersching, verliet zij hare geboortestad en vertrok met haren man naar Frankrijk. Rond 1842 leefde zij nog, doch was weduwe en woonde te Parijs. Op dit tijdstip kwam zij te Antwerpen een bezoek afleggen bij haren broeder, welke toen portier was van het arsenaal; later heeft men van haar niets meer vernomen.
J. Staes.