De tijdschriften
De februari aflevering van de Gids bevat eene zeer merkwaardige beoordeeling van te Winkel's Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, 1e deel, door Dr G. Kalff. Deze zeer degelijke studie bezit eene blijvende waarde voor de beoefenaars der geschiedenis onzer letteren. Van Mr J.H. van Hall, geeft zij eene leerrijke en onpartijdige beoordeeling van de Décadents in de Fransche poëzie; van Pol de Mont, een Idylle de Distelvink, eene perel van een stuk.
De twee eerste afleveringen van den eersten jaargang van Volkskunde, tijdschrift voor Nederlandsche Folklore, onder redactie van Pol de Mont en Aug. Gittée, zijn verschenen bij Hoste te Gent en bevatten tal van zeer belangrijke mededeelingen, benevens enkele anecdoten van minder allooi. Geen gelukkiger stof kon door beter bevoegden behandeld worden.
Het jongste nummer van Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle bevat onder meer lezenswaardigs: Omer Wattez over Teirlinck en Stijns; Gust. Segers, Peer Moorkens en zijne dochter; Frans van Steenweghen, Schetsen uit Spanje; F. van Cuyck over Duitsche Letterkunde en de Taalstrijd hier en elders.
De oude Dietsche Warande is verjongd en begint evenals de Vlaamsche School eene ‘Nieuwe Reeks’, zij staat nu onder het bestuur van Prof. Dr Paul Alberdinck Thijm, den jongeren broeder van Prof. Jos. Alb. Thijm. Nevens hem treden als raad van bestuur op K. Piot, hoofdarchivaris, Bon Pr. de Haulleville, K. Stallaert en Edw. van Even. De eerste aflevering bevat hoofdzakelijk het eerste eener reeks artikels over den schilder Joost Cornelisz Droochsloot door J.B. Nordhoff, de Salon te Brussel in 1887 door de Ticheler; Karel Piot, over den graveur J.L. Krafft. James Weale en Edw. van Even, leveren een kort maar zaakrijk pleidooi tegen en voor de juistheid der benaming van Vlaamsche schilderschool, toegepast op onze oudste meesters. De eerste wijst er op, dat het meestedeel dier kunstenaars van elders naar Vlaanderen kwamen; de tweede brengt daar tegen in, dat Vlaamsch toen eene algemeene benaming voor Nederland was, dat verscheiden dier schilders echte Vlamingen waren en een grooter getal nog in Vlaanderen woonden. G. van den Gheyn levert een artikel over ‘de Speeltuigen te Babylon.’ Dr A. v.d. Linde doet op zijne beurt het zeer belangrijke prospectus der Orthographia Gasparini kennen, waarbij de schrijver van dit stuk in 1472 reeds Joannes Gutenberg van Mentz tot uitvinder der boekdrukkunst uitroept.
Eene welgevulde aflevering, zooals men ziet, die veel voor de toekomst belooft.