Emile Claus
Emile Claus is de schilder, wij schreven haast de zanger der Leiboorden. Hij is eens afgedwaald in Spanje en Algiers, waar de zon aarde en menschen verschroeit en verdort; wij hebben hem eens ontmoet in den afschuwelijken kring der hanengevechten; maar hij komt immer terug naar de boorden der Lei, waar de kruiden en bloemen in wilde weelde opschieten, een ondoorwaadbare zee van de bontste kleuren eindeloos ver over de velden uitstortend; waar, in vergeten hoeken, de distels als boomen zoo hoog opschieten; waar de boordevolle rivier slenterend hare waters door de vlakte laat kronkelen en waar de menschen droomerig pleisteren, aangetrokken en in sluimering gewiegd door den traag voortschuivenden, nauwelijks gerimpelden, hemel en aarde weerstralenden spiegel.
Of hij gelijk heeft het door hem ontdekte hoekje verder te doorloopen, het ons beter te doen kennen en het ons te doen liefhebben, zooals hij het bemint! Het groen heeft er zooveel kleur, de menschen zijn er zoo argeloos, het is er alles zoo frisch, zoo natuurlijk, dat wie zulk een plekje der aarde schildert een brok eeuwige waarheid weergeeft.
En dat Claus zich toelegt op waarheid, bewijzen ons de vier en twintig stukken, die hij verleden week in de zaal van het Kunstverbond tentoonstelde. Allen waren zeker niet van gelijk belang, maar allen waren studiën naar eene zeer alledaagsche, landelijke natuur, die de schilder heeft doorzocht, die hij heeft leeren begrijpen en die hij dan ook, zonder ze te laten ontaarden, weergaf met al wat er in en onder zit van stille poëzie, van zachte, innemende bekoorlijkheid.
Dit zegt genoeg, dat Claus, met al zijne liefde voor waarheid een dichterlijk gemoed bezit, en wie zou het niet, die bloemen lief heeft en ze nimmer dicht genoeg kan strooien en ophoopen, die gaarne verwijlt aan de boorden van het helder water en genoegen vindt in het afspieden der eenvoudige boerenzeden.
Hoe treffend is de kleine Vlaamsche erve en de schuchtere trage aard der menschen weergegeven in het Meimaandpraatje aan den waterkant; hoe schilderachtig en tevens nauwkeurig zijn de Wieders op het vlasveld bespied; hoe sierlijk en eenvoudig de groep van den ouden visscher met den jongen naast zich; hoe gedurfd de schildering der bloemenzee aan ‘d'Ouwe brug.’
Al deze stukken voldoen aan het oog en hebben de ernstige hoedanigheden, die strenger onderzoekers eischen.
Emile Claus heeft de groote hoedanigheid in gelijke mate een landschap- en een figuurschilder te zijn; het ware moeilijk te zeggen welke van de twee bij hem overheerscht. Hij staat aldus tusschen Frans van Kuyck, die meer gewicht aan de menschen hecht en Door Verstraete, die zich meer om het landschap bekommert, alhoewel ook bij deze twee, het eene deel het andere niet doet verwaarloozen. Dit is eene zeldzame en zeker niet gering te schatten eigenaardigheid.
Van lieverlede komt er tusschen deze twee bestanddeelen zijner schilderijen volkomener harmonie, zooals er over het algemeen meer en meer waarheid en samenhang in zijne werken te prijzen valt. Wij hebben eenen tijd geweten dat Claus erg japoniseerde; zijne achtergronden gingen in bruisende vaart de hoogte in en streden met de voorplannen in kleurenpracht en kracht. Zoolang is die tijd niet voorbij; want, wie wel wilde zoeken, hadde onder de laatst tentoongestelde doeken er nog wel een paar gevonden, waar het oog stuitte op dit oploopend verschiet, en die zwaargrijze achtergronden. Maar het feit, dat de laatste en belangrijkste stukken vrij zijn gebleven van die eigenaardigheden geven ons de verzekering, dat de schilder er mede gebroken heeft en de Leiboorden en Leimenschen heeft leeren zien en beminnen zooals zij zijn: eenvoudige lieden, die wonen in een plat land, met iets droomerigs in hun wezen, eene stemming, welke de velden met een grenzeloos verschiet meedeelen aan wie ze bewandelt gelijk aan wie ze bewoont.
Het feit, dat de tonenladder rustiger is geworden; de menschen met meer juistheid zijn opgemerkt en immer op gelukkige wijze zijn gegroepeerd, bewijst dat zijn talent tot rijpheid komt en hij den weg heeft gevonden, dien hij zocht.
M.R.