Dietsche Warende. Eerste jaargang, no 2.
Deze aflevering bevat breedvoerige studiën over Andries en Gerrit Schoemaker, penningkundige, door graaf Maurin Nahuys; ‘de Nalatenschap van den muurschilder Edward von Steinle,’ door L. Kaufmann; ‘Wallaschek en Van der Straeten,’ schrijvers over toonkunst, door P. Alberdingk Thijm. ‘Vondel als lierdichter.’ door N. van Reuth en ‘Erycius Puteanus’ door Edward van Even.
Het Gesellschaft für vervielfältigende Kunst, heeft opgericht eene Chronik für vervielfältigende Kunst, welke 8 maal in het jaar zal verschijnen, en waarvan het eerste nummer voor ons ligt. Deze Chronik wil een orgaan zijn voor kenners en liefhebbers der graphische kunst, voor den scheppenden kunstenaar en den vorschenden geleerde, voor technicus en kunsthandelaar, dat hen bekend maakt met alle gewichtige gebeurtenissen en voorvallen op het gebied van ets-, graveer-, houtsneekunst en lithographie.. Behalve opstellen van kunsthistorischen aard, zullen berichten van tentoonstellingen, veilingen, enz. worden medegedeeld. Van de werken der hedendaagsche kunstenaars, van belangrijke technische verbeteringen, enz., zal bericht worden gegeven. De heer Richard Graul is met de redactie belast, en correspondenten uit alle landen van Europa hebben hunne medewerking beloofd. Dr. W. Bode, dr. A. Rosenberg, dr. Jessen, dr. Jaro Springer te Berlijn, H. Bouchot, J. Grand-Carteret, A. de Lostalot, A. Michel, E. Müntz en Ch. Yriarte, te Parijs; prof. W.M. Conway, te Liverpool; R. Erculei, te Rome; prof. W. Hecht, prof. Lützow en Volkmer, te Weenen; prof. Lübke, te Stuttgart; H. Hymans, te Brussel; Max Rooses, te Antwerpen; J.E. Wessely, te Brunswyk; I.R. Köhler, prof. Rico, uit de Vereenigde staten van Noord-Amerika; Haverkorn van Rijsewijk, te Rotterdam.
Het eerste nummer van de Chronik, in folio-formaat, fraai gedrukt, behelst o.a. een zeer interessant opstel van den heer Max. Lehrs, over de Madonna van 1451, eene prent, welke van groot belang is voor de vraag of de kopergravure het eerst in Duitschland is uitgevonden. De heer H. Hymans handelt ook over eene kwestie, welke den oorsprong der kopergravure raakt. Hij betoogt namelijk dat een der Incunabilen, voorstellende de marteling van Erasmus, overeenstemt met eene schilderij van Dirck Bouts,