feesten, dat het meisje, waarvan wij in ons vorig artikel gewaagden, op den troon gezet en bewierookt werd. De oude man verzekerde ons, dat die feesten bij het volk geenen ingang vonden en slechts door een aantal arme lieden werden bijgewoond, die men eene assignaat in de hand had gestopt en aldus naar den tempel lokte.
Het laat zich overigens begrijpen, dat de gegoede burgerij zich door die dwaasheden niet liet verleiden. Wat meer zegt, de Franschen zelven legden er al spoedig de grootste onverschilligheid voor aan den dag, zoodat de vereeringen der Redegodin werden afgeschaft en haar tempel, met het eraan palende klooster, tot Staatsdomein verklaard, op 18 April 1797, voor 270,500 fr. werd verkocht.
Als kooper vinden wij eenen Gentenaar, met name de Coster, aangeduid. Wij denken evenwel, dat die burger, ofwel een strooien man moet zijn geweest, ofwel de kapel aan een tweeden persoon zal hebben afgestaan, want J.B. Van der Straelen meldt, in zijne onuitgegevene Kronijk van Antwerpen, op het stedelijk archief berustend, dat Jonker de Meulenaer de wezenlijke kooper was. Ziehier wat wij, onder het jaartal 1798, in zijn handschrift dienaangaande vinden geboekt:
‘Ten zelven dage (12 April) wird de Schoone en Groote kerke der Eerw. P.P.L.V. Broeders, eene der schoonste kerken deser stad, wegens Jonr P.D. De Meulenaer, die de zelve voorlede jaer gekogt had, begonst afgebroken te worden. Dezen Meulenaer is gebortig en inwoonder deser stad, heeft na dat hy het geld van zyne vrouw verquist had, een bankroet gemaekt en met syne crediteuren een accoord aengegaen hadde, beginnen Geestelyke goederen, als landen, bosschen, hoeven, kerken, abdyen en cloosters te koopen; het is ook dese die de schoone kerke en abdye van Tongerloo afbreekt, de bosschen kapt en veele ruinen te weege brengt.
Den 26 (Mei) dags voor Sinxen smorgens wird wegens Jonr P. De Meulenaer, kooper en verwoester der schoone kerk van de P.P. Lievevrouwe Broeders alhier, seer veel hout, als planken, balken, voetsteenen, schalien en zerken van de zelve kerke, aldaer op de kerkplyn aen de meestbiedende publiek verkogt.
Ten zelven dage (2 Juni) is er wederom wegens gemelden Jonr Petr. De Meulenaer publieke verkooping van hout en andere materiaelen voortskomende van de Lieve Vrouwenbroederskerke gehouden. De twee Sey Beuken waren reeds van hun dak berooft. Het was verschrikkende dese schoone kerke in dusdanige gesteltenisse te zien; alle de graven waren geopend, de doode Lichaemen uyt de kisten geworpen en het verrot hout der zelve wird ter Vrydagsche Merkt alhier publiek verkogt, jae de geheele kerke wird opgegraeven even al of hy daer verborgen schatten opzoeken wilde!’
Wij meenen te mogen veronderstellen, dat de kronijkschrijver, de door hem medegedeelde feiten een weinig overdrijft; in allen gevalle blijkt eruit, dat Jonker de Meulenaer bij hem op geen goed blaadje stond aangetekend.
J. Staes.