Tentoonstelling van Parijs
Moeilijk is het bij een eerste bezoek te oordeelen over de door Belgische schilders ingezonden stukken, die zoek gaan in die overgroote massa doeken. De onderwerpen door onze meesters behandeld, zijn in het algemeen niet van aard om de aandacht te trekken, dewijl vele Fransche paneelen door hunne afmeting, soms meer dan door hunne wezentlijke verdiensten de nevenshangende schilderijen in de schaduw stellen.
Van Door Verstraete prijkt hier het Zicht van een kanaal in Holland, dat in zijne tentoonstelling in de Zaal Verlat, te Antwerpen, te zien was, en, eene Groote klopjacht, met veel figuren gestoffeerd.
Jan van Beers stelde het portret van Sarah Bernhardt ten toon, en zijn eigen portret in ouderwetsche kleedij, dat een meesterstuk mag genoemd worden.
Van Courtens zag ik eene Aanvarende stoomboot, en Schapen, twee zeer schoone schilderijen; en van Denduyts een verdienstelijk Landschap.
De Vlaswiedsters van Emiel Claus, waaruit de Vlaamsche School eene brok in plaat mededeelde, geniet hier zooveel bijval als te Antwerpen.
De Visschers van E. Farasyn, vroeger in den Cercle te Antwerpen tentoongesteld, voldoen hier ook even goed.
Verder zijn nog te melden: Labeuring in Vlaanderen van Van den Eeden, een Hoekje in een klooster, met vele figuren van Tydgadt, een Portret van De la Hoese, eene Doode natuur van Alice Ronner, de Schoenlapper van Mertens, en een Hoekje in het werkhuis van Nys.
Wanneer men overweegt, dat van meer dan zeven duizend ingezonden schilderijen er slechts een derde gedeelte aanvaard werden, en dat bij gelijke waarde de voorkeur natuurlijk aan inlandsche kunstenaars zal zijn vergund geworden, mag men met fierheid op de bijdrage onzer landgenooten neerzien; en de hierboven medegedeelde lijst is verre van volledig.
Hierbij dient nog meer gezegd. Naar ik verneem worden de schilderijen hier bij hunne aankomst gekeurd en in vier klassen gerangschikt. Die der eerste klas hebben recht tot de beste plaatsen, in het midden der muurpaneelen; de stukken van tweede klas hangen daar onmiddellijk boven of naast, die van derde klas worden minder goed geplaatst, en de overige worden gehangen waar nog ruimte voorhanden is. Welnu al de doeken, waarvan ik hierboven melding maak, hangen op de neersten of op den tweeden rang; en deze laatste verliezen er meestal niets bij, op den eersten rang niet geplaatst te zijn, dank aan den aard hunner behandeling.
Dergelijke rangschikking zou wellicht hare toepassing kunnen vinden in onze driejaarlijksche tentoonstellingen, en vele moeilijkheden en onaangenaamheden uit den weg ruimen. Inderdaad, wanneer een kunstenaar geenen vrede heeft met den rang aan zijn werk toegekend, kan hij het terugtrekken, hetgeen hem alle teleurstelling zou sparen bij de opening der zaal. Roep hierop de aandacht in van uwen medewerker, die in eene voorgaande aflevering der Vlaamsche School de werking der plaatsingcommissiën beprak.
Mei 88.
F.