Klinkt hij sinds vijf en dertig jaar.
Tot vreugd van ieder Aalstenaar
Nog immer vrolijk, helder, kloek;
Leef Van de Maele, en eer aan Coeck!
AaLsterChe bUrgerIJ U VerbLIJDe Lang 't VrooLIJke VoLksMUzIek!
Hulde aan Bartholomeus Coeck.
Aan twee der Vensters van het estaminet ‘Au pavillon,’ bewoond door den heer Robrecht Van de Maele, beiaardist, prijkten allerprachtigste transparanten, verbeeldende de eene onzen roemrijken Bartholomeus Coeck, in kostuum van zijnen tijd, staande voor het beiaardgetuig van 1487, en den hedendaagschen beiaardist voor het tegenwoordige.
Deze beide transparanten zijn voortreffelijke schilderingen van den heer Gustaaf Mery van Gent, leeraar aan onze Akademie van Schoone Kunsten. Zij wekten bijzonderlijk de nieuwsgierigheid des publieks op; want gansch den dag bemerkte men talrijke groepen, die ze kwamen bewonderen.
Het openbaar concert, des middags door de Koninklijke Harmonie gegeven, had weer naar gewoonte, een talrijke menigte aanhoorders ter Markt verzameld. De uitvoering liet niets te wenschen over en mag de bekroning genoemd worden van den iever en de vlijt, waarmee de heer Van den Bogaerde zich inspant om onze Harmonie een nog hooger punt in de kunst te doen bereiken dan ooit.
Onder de vermaarde beiaardmakers en klokkengieters bekleeden de gebroeders Hemony, bijzonder de oudste, Frans, eene eerste plaats.
Frans was een degelijk kunstenaar in de muziek, en kende het geheim om aan de klokken eenen zuiveren en helderen klank te geven, iets wat vòòr hem onbekend was gebleven.
Zij waren afkomstig uit Lotharingen, omstreeks het jaar 1610, in Lerecourt geboren.
Peter, de jongste, was ook zeer bekend voor zijn talent in het klokkengieten.
Wijlen Jan Andries, professor aan het Conservatorium te Gent, schrijft in zijn werk: Remarques sur les cloches et les carillons, Gent 1868: ‘Les cloches du beffroi de Gand furent refondues en 1659 par Pierre Hemony, natif de Zutphen.’
Zeer vernuftige mannen in werktuig-, in toon- en natuurkunde, hebben zich, door menigvuldige klokkenspelen, eenen algemeenen roem verworven, bijzonder in België en Holland.
In 1646, hadden de gebroeders Hemony hunne woonst te Zutphen, later in Amsterdam (1654), en eindelijk in Utrecht (1666).
Reeds in 1643, gelastte het gemeentebestuur van Zutphen de gebroeders met het vervaardigen van een volmaakt speeltuig voor den Wijnhuistoren. Of zij zich dit jaar in Nederland hadden gevestigd, is ons onbekend.
Het jaar 1644 plaatsten zij een nieuw speelwerk te Deventer, dat blijkens de officiëele stukken der beiaardkeurders, onder alle opzichten een meesterstuk was. Het werd boven alle andere gerangschikt.
De bijzonderste hunner klokkenspelen bestaan te Antwerpen, Mechelen, Brussel, Gent, Diest, Delft, Amsterdam, Groningen, Utrecht, Rotterdam, Haarlem, Kampen, Averbode (abdij) enz.
Frans stierf op het huis te Voorne, aan den Leidschen Rijn, bij Utrecht, in het jaar 1667.
Peter leefde tot 1678.
Vondel, die meerdere groote mannen bezong, geeft in zijn gedicht op het klokmuziek te Amsterdam, deze regelen:
Ik verhef mijn toon in 't zingen
d'Eeuwige eer van Lotharingen.
Die 't gehoor verlekkten kon
Op zijn klokspijs en zijn noten,
Ons zoo kunstrijk toegegoten.
In vroegere tijden, en bijzonder in de voorgaande eeuw, had men, hier te lande en in Holland, knappe klokkenisten; ook werden er ernstige studiën gedaan, en men speelde, in snelle chromatische schalen, trekken met trillen en arpegiën, sonaten, en thema's met variatiën.
Een man van talent was Jacobus Pothold, (ook Potthof genaamd), die in Amsterdam in 1726 geboren werd, en in 1772 het ambt bekleedde van stadsklokkenist te Amsterdam.
Pothold had het zoover gebracht, dat hij fuga's speelde met eene verbazende snelheid. Wij bezitten in onze bibliotheek een werk van J. Bruinsma, opgedragen aan Pothold.
Ziehier de opdracht:
Nieuwe en eenige bekende melodyen in dankerkentenis aan den heer Jacob Potholt, organist van de oude kerk en klokkenist van het stadhuis te Amsterdam, eerbiedig opgedragen, zoo voor buitengemeenen correctien in deezen: als ten teeken van hoogachting, voor zijne bekwaamheden en blyk van waare vriendschap door deszelfs verplichten vriend.
J. Bruinsma, klokkenist de Nymeegen.
Te Amsterdam, bij J.Ch. Wessin, Willemsz. 1774.
Ch.J. Nieuwenhuysen, organist te Utrecht, bezat van Potholt: Harmonisation des Psaumes pour piano ou orgue.
Potholt overleed op het laatst der vorige eeuw.
Eduard Gregoir.
Antwerpen, 1888.
De Vlaamsche Schilderkunst is met het nationale leven vergroeid, en heeft hare wortels in den volksaard zelven.
H. Taine.