van koopwaren, welke door grofheid, smakeloosheid, lompheid van vorm uw kunstgevoel kwetsen. De wansmaak, de domheid er in geprent, zijn er met voordacht in gelegd; ook, de winkelier zal het u rechtzinnig verklaren: die artikels zijn opzettelijk voor de boeren gemaakt.
In de wereldtentoonstelling, te Antwerpen in 1885 gehouden, was er insgelijks eene verzameling van dergelijke gemeene en belachelijke voorwerpen. Deze waren voor de inboorlingen van den Congostaat bestemd. Zoo als ge ziet, is de overgang niet merkelijk.
Uit dit gemis aan kunstbesef zijn nog, langs eenen anderen weg, onherstelbare verliezen voor het volk gesproten.
Sedert jaren loopen schacheraars het land af, elk huis dat hun geopend wordt doorsnuffelend, en koopen er van de eenvoudige menschen, voor eenen spotprijs, de meubelen, de juweelen, het porcelein op, welke de grootouders zorgvuldig bewaard hadden, en welke dan vervangen worden door voorwerpen in den aard dergene, waarover ik u zoo even sprak.
Eene menigte dier ons door list of geweld ontroofde meesterstukken van allen aard zijn particuliere verzamelingen, of wat erger is, de museums van vreemde landen gaan verrijken.
Niet alleen eenvoudige buitenlieden, maar ook de pastoors en de kerkfabrieken hebben zich op zoodanige wijze laten bedotten.
Hoevele meesterstukken zijn er niet uit kerken en kloosters gehaald, met nietige sommen betaald en door slechte nabootsingen vervangen?
Hoevele schoone werken van allerlei aard gingen verloren of te niet door de onwetendheid van hen, wier plicht het was er over te waken?
Ziehier een staaltje onder de vele. Een mijner vrienden vond zekeren dag op den zolder eener pastorij eene tryptiek van Pourbus. Het panneel was zwart geworden en van de schildering was weinig meer zichtbaar. Het was dan ook maar met het ander overtollige huisraad onder de pannen verbannen, waar de meid, in hare onnoozelheid, het tot krollenbak gebruikte.
In een dorp van Noord-Braband liet over een twintigtal jaren de pastoor het gestoelte uitbreken, dat in eiken hout gebeeldhouwd was, om het door een splinternieuw, met mouluren, te vervangen.
De beeldekens van het veroordeeld gestoelt bleven evenwel van vernieling gespaard en dienden in den tuin der pastorij voor hofposturen.
De twee aangehaalde voorbeelden hebben niet voor doel eenige beschuldiging op de schouders der pastoors of der kerkfabrieken te schuiven. Ik ben overtuigd, dat de menschen handelen te goedertrouw, maar zonder kennis van zaken. Hadden zij de waarde dier voorwerpen gekend, dan waren die voorzeker niet zoo gemakkelijk uit hunne handen getroggeld.
Daarom voeg ik er aanstonds bij, dat er gepaste maatregelen door de kerkelijke overheid werden genomen. De heer Reusens werd bij het seminarie van Mechelen met eenen cursus van oudheidkunde gelast, en naar ik meen, berust in elke pastorij een werk van denzelfden schrijver, dat over dit vak handelt.
Daarbij, is het niet gansch natuurlijk, dat ik er toe gebracht werd, bij het spreken van kunstnijverheid, een woord over de kerk in het midden te brengen? Zij is tot nog het eenig gebouw van het dorp, waar aan de oogen van den ambachtsman van kunst gesproken wordt. Zij was vroeger en blijft nog steeds het museum voor de verschillige stielen. Men vindt daar de kunstwerken in gesmeed ijzer, koper en zilver; daar zijn de voorbeelden van décoren glasschildering, borduurwerk, van beeldhouwerij in hout en marmer talrijk voorhanden. En tot heden is het ook nog bijna uitsluitelijk voor de kerk, dat er op de dorpen werken naar bijzondere teekening worden uitgevoerd.
Hoogstwenschelijk ware het dus, dat de pastoors en de kerkfabrieken den grooten invloed, waarover zij op de plattelandsgemeenten beschikken, aanwendden om bij de ambachtslieden gezonde begrippen van kunst en smaak te doen ingang vinden.
Indien er soms onder U van meening waren, Mijnheeren, dat ik van het bestuur verlang, wat meer tot het domein der bijzondere onderneming behoort, zou ik hun doen opmerken, dat het onze plicht is den volksgeest te verheffen, en des te meer wanneer die verheffing op de stoffelijke welvaart eener natie eenen gevoeligen invloed uitoefenen kan. De verbetering der voortbrengsels sleept onvermijdelijk eene vermeerdering in de productie na zich, en het aangroeien der productie vergroot het kapitaal der natie.
De middelen, welke wij met vrucht gebruiken kunnen om tot het beoogde doel te geraken, zijn veelvuldig en van uiteenloopenden aard. Zij moeten bet onderwerp zijn eener grondige en rijpe studie en samengebracht worden door hen, die best op de hoogte zijn om over hunne degelijkheid te oordeelen.
Daarom stel ik voor, dat de Raad de Bestendige Deputatie gelasten zou eene commissie van bevoegde nijveraars samen te brengen. Deze zou de kwestie doorgronden en voor den volgenden zittijd aan den Raad een verslag voorleggen, waarin het resultaat harer werkzaamheden zorgvuldig zou zijn aangeteekend.
Om te eindigen, zal ik mij nochtans veroorloven eenige wenken te geven, bij eene eerste overweging in mij opgerezen, en welke, mijns dunkens, tot eenen praktischen uitslag kunnen voeren.
Er bestaan in Frankrijk, Engeland en Duitschland een ruim getal werken, welke over de verschillige ambachten uitweiden. Dagelijks zien er nog nieuwe het licht. Het lijdt geen twijfel of gij zult er hier te lande in de openbare of bijzondere boekenverzamelingen van aantreffen. Ongelukkiglijk zijn zij voor onze werklieden ondienstig, daar deze de taal niet machtig zijn waarin zij geschreven werden. Kon er geen prijskamp worden uitgeschreven om het verschijnen van dergelijke werkjes, in onze taal opgesteld, uit te lokken? Konden die dan niet onder de ambachten worden verspreid, als ook op de lijst gebracht der prijsboeken voor de gemeentescholen?
Voorzeker. Ik ben overtuigd dat, zoo de zoon van den dorpssmid met een boek te huis kwam, over de smederij handelend, zij het met aandacht zouden doorsnuffelen, en dat de smid er wellicht kennissen in opdoen zou, welke hem