Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1 (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
Afbeelding van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.87 MB)

Scans (373.72 MB)

ebook (8.88 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1

(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kunstnijverheid
(Vervolg, zie blz. 140)

Onze ambachtslieden hebben van de groote bekwaamheid, waarom zij eenmaal beroemd waren, oneindig verloren. Hunne stukken kunnen onmogelijk de vergelijking doorstaan met die, welke vroegere eeuwen ons hebben nagelaten, en wel die, waarin de gilden eene waarborg daarstellen voor de deugdelijkheid van het geleverde werk. Niemand mocht alsdan eenen stiel uitoefenen, zonder bewijzen van bekwaamheid te hebben gegeven.

De afdeeling van ouderwetsche kunst, in de tentoonstelling van Brussel, kan mijn gezegde ten overvloede bevestigen. Daar ziet men wat de scheppingskracht en het kunstvermogen der ambachtslieden hebben geleverd, en beseft men wat het jongere geslacht stellig kunnen zou, indien het verstandig teruggebracht werd op de baan, waarvan eene niet verstaanbare onverschilligheid het heeft laten afdwalen.

Met de vrijheid, waarvan gansch het maatschappelijk stelsel thans doordrongen is, kan er niet meer gedacht worden aan de middelen, welke vroeger nogtans eenen niet te versmaden invloed hebben teweeg gebracht. Doch, wordt er voorzien in hetgeen ontbreekt; schudden wij de onverschilligheid af, welke oorzaak is van het verval dat wij beleven, zoo zal die vrijheid het hare bijbrengen om het nagestreefde doel te helpen bereiken.

Met u de oorzaak dier ondergeschiktheid aan te wijzen, wees ik u tevens het middel aan om ze te doen ophouden. Zij, die het bewaken der volksbelangen op zich namen, moeten het werkvolk de middelen verschaffen om met vrucht tegen de vreemde nijverheid te wedijveren; zij moeten zorgen, dat hunne kunstkennis, hun goede smaak worden ontwikkeld. Men zal misschien geneigd zijn tegen te werpen, dat tegenwoordig de mekanieken de groote rol spelen in de nijverheid, en dit is waar; maar er zullen toch altijd voorwerpen zijn, en nog wel in groot getal, waarop de ambachtsman zijne vaardigheid en zijne kunst kan blijven uitoefenen.

Wat meer is, in hetgeen de handenarbeid voortbrengt ligt gewoonlijk iets eigenaardigs, dat men met mekanieken nimmer verkrijgen zal. En is het zelfs daarom niet, dat wij aan voorwerpen, uitsluitelijk met de hand vervaardigd en voltooid, eene grootere waarde hechten?

De werkman, de mensch, kan en moet zich boven de mekanieken verheffen; zoo niet brengen deze hem ten onder. Dit zal niet gebeuren. De tusschenkomst der mekanieken in de nijverheid zal altijd binnen zekere grenzen bepaald blijven, waar buiten de ambachtsman nog een ruim veld vinden zal ter beoefening van zijne bekwaamheid en van zijn vernuft.

Tot hiertoe, Mijnheeren, heb ik zonder veel lof over onze ambachtslieden gesproken. Ik heb haast er bij te voegen, en ik doe het met vreugde, dat de bestaande toestand onafhankelijk is van hunnen wil. Indien zij achterbleven op den weg der volmaking, was het, omdat hun de middelen ontbraken, waarmede zij aan hunne zelfontwikkeling konden werkzaam zijn; omdat ze niets bezaten om hunnen kunstsmaak te verfijnen.

Indien het zoo is in de groote steden, wat moet het dan zijn bij de dorpsambachtlieden? Daar is de toestand nog bedroevender; en ook, men schaamt zich niet het weinige goeden smaak te bederven en uit te roeien, dat onze buitenlieden nog zouden kunnen bezitten.

Men vindt in sommige winkels eene bijzondere uitstalling

[pagina 143]
[p. 143]

van koopwaren, welke door grofheid, smakeloosheid, lompheid van vorm uw kunstgevoel kwetsen. De wansmaak, de domheid er in geprent, zijn er met voordacht in gelegd; ook, de winkelier zal het u rechtzinnig verklaren: die artikels zijn opzettelijk voor de boeren gemaakt.

In de wereldtentoonstelling, te Antwerpen in 1885 gehouden, was er insgelijks eene verzameling van dergelijke gemeene en belachelijke voorwerpen. Deze waren voor de inboorlingen van den Congostaat bestemd. Zoo als ge ziet, is de overgang niet merkelijk.

Uit dit gemis aan kunstbesef zijn nog, langs eenen anderen weg, onherstelbare verliezen voor het volk gesproten.

Sedert jaren loopen schacheraars het land af, elk huis dat hun geopend wordt doorsnuffelend, en koopen er van de eenvoudige menschen, voor eenen spotprijs, de meubelen, de juweelen, het porcelein op, welke de grootouders zorgvuldig bewaard hadden, en welke dan vervangen worden door voorwerpen in den aard dergene, waarover ik u zoo even sprak.

Eene menigte dier ons door list of geweld ontroofde meesterstukken van allen aard zijn particuliere verzamelingen, of wat erger is, de museums van vreemde landen gaan verrijken.

Niet alleen eenvoudige buitenlieden, maar ook de pastoors en de kerkfabrieken hebben zich op zoodanige wijze laten bedotten.

Hoevele meesterstukken zijn er niet uit kerken en kloosters gehaald, met nietige sommen betaald en door slechte nabootsingen vervangen?

Hoevele schoone werken van allerlei aard gingen verloren of te niet door de onwetendheid van hen, wier plicht het was er over te waken?

Ziehier een staaltje onder de vele. Een mijner vrienden vond zekeren dag op den zolder eener pastorij eene tryptiek van Pourbus. Het panneel was zwart geworden en van de schildering was weinig meer zichtbaar. Het was dan ook maar met het ander overtollige huisraad onder de pannen verbannen, waar de meid, in hare onnoozelheid, het tot krollenbak gebruikte.

In een dorp van Noord-Braband liet over een twintigtal jaren de pastoor het gestoelte uitbreken, dat in eiken hout gebeeldhouwd was, om het door een splinternieuw, met mouluren, te vervangen.

De beeldekens van het veroordeeld gestoelt bleven evenwel van vernieling gespaard en dienden in den tuin der pastorij voor hofposturen.

De twee aangehaalde voorbeelden hebben niet voor doel eenige beschuldiging op de schouders der pastoors of der kerkfabrieken te schuiven. Ik ben overtuigd, dat de menschen handelen te goedertrouw, maar zonder kennis van zaken. Hadden zij de waarde dier voorwerpen gekend, dan waren die voorzeker niet zoo gemakkelijk uit hunne handen getroggeld.

Daarom voeg ik er aanstonds bij, dat er gepaste maatregelen door de kerkelijke overheid werden genomen. De heer Reusens werd bij het seminarie van Mechelen met eenen cursus van oudheidkunde gelast, en naar ik meen, berust in elke pastorij een werk van denzelfden schrijver, dat over dit vak handelt.

Daarbij, is het niet gansch natuurlijk, dat ik er toe gebracht werd, bij het spreken van kunstnijverheid, een woord over de kerk in het midden te brengen? Zij is tot nog het eenig gebouw van het dorp, waar aan de oogen van den ambachtsman van kunst gesproken wordt. Zij was vroeger en blijft nog steeds het museum voor de verschillige stielen. Men vindt daar de kunstwerken in gesmeed ijzer, koper en zilver; daar zijn de voorbeelden van décoren glasschildering, borduurwerk, van beeldhouwerij in hout en marmer talrijk voorhanden. En tot heden is het ook nog bijna uitsluitelijk voor de kerk, dat er op de dorpen werken naar bijzondere teekening worden uitgevoerd.

Hoogstwenschelijk ware het dus, dat de pastoors en de kerkfabrieken den grooten invloed, waarover zij op de plattelandsgemeenten beschikken, aanwendden om bij de ambachtslieden gezonde begrippen van kunst en smaak te doen ingang vinden.

Indien er soms onder U van meening waren, Mijnheeren, dat ik van het bestuur verlang, wat meer tot het domein der bijzondere onderneming behoort, zou ik hun doen opmerken, dat het onze plicht is den volksgeest te verheffen, en des te meer wanneer die verheffing op de stoffelijke welvaart eener natie eenen gevoeligen invloed uitoefenen kan. De verbetering der voortbrengsels sleept onvermijdelijk eene vermeerdering in de productie na zich, en het aangroeien der productie vergroot het kapitaal der natie.

De middelen, welke wij met vrucht gebruiken kunnen om tot het beoogde doel te geraken, zijn veelvuldig en van uiteenloopenden aard. Zij moeten bet onderwerp zijn eener grondige en rijpe studie en samengebracht worden door hen, die best op de hoogte zijn om over hunne degelijkheid te oordeelen.

Daarom stel ik voor, dat de Raad de Bestendige Deputatie gelasten zou eene commissie van bevoegde nijveraars samen te brengen. Deze zou de kwestie doorgronden en voor den volgenden zittijd aan den Raad een verslag voorleggen, waarin het resultaat harer werkzaamheden zorgvuldig zou zijn aangeteekend.

Om te eindigen, zal ik mij nochtans veroorloven eenige wenken te geven, bij eene eerste overweging in mij opgerezen, en welke, mijns dunkens, tot eenen praktischen uitslag kunnen voeren.

Er bestaan in Frankrijk, Engeland en Duitschland een ruim getal werken, welke over de verschillige ambachten uitweiden. Dagelijks zien er nog nieuwe het licht. Het lijdt geen twijfel of gij zult er hier te lande in de openbare of bijzondere boekenverzamelingen van aantreffen. Ongelukkiglijk zijn zij voor onze werklieden ondienstig, daar deze de taal niet machtig zijn waarin zij geschreven werden. Kon er geen prijskamp worden uitgeschreven om het verschijnen van dergelijke werkjes, in onze taal opgesteld, uit te lokken? Konden die dan niet onder de ambachten worden verspreid, als ook op de lijst gebracht der prijsboeken voor de gemeentescholen?

Voorzeker. Ik ben overtuigd dat, zoo de zoon van den dorpssmid met een boek te huis kwam, over de smederij handelend, zij het met aandacht zouden doorsnuffelen, en dat de smid er wellicht kennissen in opdoen zou, welke hem

[pagina 144]
[p. 144]

nuttig kunnen zijn. Wie weet vergaart hij er geene stof, om eens iets te vervaardigen uit eigen lust, dat afbreekt met het alledaagsche, waaraan hij tot dan toe verslaafd was.

Zulke boeken kunnen geschreven worden voor alle stielen; voor den schrijnwerker, den schilder, die in het dorp toch altoos voor décorateur doorgaat, den potbakker, den koperslager, den zadelmaker, enz.

De goede invloed, dien ik er van verwacht, is geenszins het uitvloeisel van bloote bespiegeling, en daarom wil ik, wat ik beweerde, met een bewijs staven. De heeren Stalins en Janssens hebben mij eigenmondig verklaard, dat het na het lezen is van het werkje La peinture sur verre, sur porcelaine et sur émail, uit de encyclopedie van Rozet, dat zij het gedacht opvatteden hier te Antwerpen een werkhuis voor glasschildering in te richten. Zoover hebben zij het gebracht, dat ze thans met recht als de beste glasschilders des lands worden aanzien; nog meer, hunne faam heeft zich al ras in het buitenland verspreid, waarvoor hunne levering bij die van het binnenland niet ten achter blijft. Werd aldus voor een zeker aantal werklieden geene nijverheid geschapen, hun toelatende in hunne noodwendigheden en die hunner familie te voorzien?

Bij dit eerste middel stip ik nog aan, kleine tentoonstellingen voor de ambachtslieden, in plaatsen, waar jaarmarkten gehouden worden, en prijskampen voor de stielen.

Indien dus later onze onderneming eenige geldelijke opoffering vergt, mogen wij niet uit het oog verliezen, dat deze ruimschoots zal worden vergoed; en, wie noodzakelijk oordeelt, den landbouw en de veeteelt tegen vreemden invoer te beschermen, zal zonder twijfel met mij instemmen, dat wij den ambachtsman in staat moeten stellen, de concurrentie der naburige landen met vrucht te bekampen.

Wat ik u gezegd heb, Mijnheeren, is in zulken bondigen vorm samengevat, dat de schets, welke ik u voordroeg, meer dan onvolledig mag heeten; ik hoop niettemin er in gelukt te zijn u te doen gevoelen, waar ik heen wil; want, zoo dit is, ben ik overtuigd dat mijn voorstel uwe onontbeerlijke goedkeuring zal wegdragen.

Ik heb voor heden mijnen plicht volbracht en beveel dus mijnen wensch in de welwillendheid en de wijsheid van den Raad aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken