De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Nog de commissie van plaatsing.Nu de tentoonstelling van Schoone Kunsten, te Antwerpen, gesloten is, veroorloven wij ons, op de quaestie van plaatsing der schilderijen terug te komen. Wij hadden, in een vorig artikelGa naar voetnoot(1), nopens dit vraagpunt eenige bedenkingen geopperd en eene wijziging voorgesteld: doch wij klopten aan doovemans deur: de heeren, met die gewichtige taak gelast, hebben van ons voorstel geene hoegenaamde rekening gehouden en zijn liefst den ouden slenter gevolgd. Het gevolg daarvan is geweest dat, evenals vroeger, ‘de vrienden’ het meest begunstigd zijn geworden, natuurlijk ten nadeele van menig verdienstelijk doek, dat ongenadig naar den tweeden of derden rang werd verzonden, of in eenen hoek als het ware was weggeborgen. Deze niet onpartijdige handelwijze der commissieleden, heeft dan ook alweer aanleiding gegeven tot ontevredenheid en gemor van wege degenen die, te recht of te onrecht, op eene betere plaats meenden aanspraak te mogen maken; een hunner, de heer Stobbaerts, heeft zelfs in de dagbladen protest aangeteekend. Zeker, het is onmogelijk iedereen te voldoen; maar dat de klagers niet gansch ongelijk hadden, daarvan hebben wij ons, bij herhaalde wandelingen door de verschillende zalen, met eigen oogen kunnen overtuigen. Het ware nochtans zeer eenvoudig geweest, aan die immer hernieuwde en dikwijls gegronde klachten een einde te stellen; maar dan hadde de commissie, voor den aandrang harer lievelingen, de ooren potdicht moeten sluiten, de zaak van plaatsing, die toch allemans zaak is, van een breeder standpunt opvatten en het door ons voorgedragen stelsel van plaatsverloting loyaal toepassen. Eene proefneming daarvan, al ware die ook mislukt, zou ten minste hebben doen blijken dat zij pogingen wilde aanwenden, om jegens allen onpartijdig te zijn. Overigens, reeds elders is men er op bedacht geweest, dienaangaande wijzigingsmaatregels in toepassing te brengen. In de tentoonstelling van Schoone Kunsten, dit jaar te Parijs gehouden, heeft de aannemingsjury, bij de ontvangst der stukken, deze, volgens kunstwaarde, genummerd van 1 tot 3. Nummer 1 en 2 waren bestemd voor den eersten rang; nummer 3 voor den tweeden, en de schilderijen welke geen nummer hadden verkregen, zouden bovenaan, waar er plaats gevonden werd, gehangen worden. Maar aan de inzenders werd tevens bericht gezonden van de plaats, die aan hun werk was voorbehouden, en zij die daar geenen vrede mee hadden, mochten hunne doeken terugnemen. Een bewijs dat die wijziging goedkeuring vond bij de belanghebenden, is dat slechts een der inzenders van die laatste bepaling gebruik heeft gemaakt. Wij koesteren nog altijd de hoop, dat men ten onzent, voor de volgende tentoonstelling, binnen drie jaren, insgelijks tot betere inzichten zal komen en het tot nu toe gevolgde, al te zeer in het oog loopend, begunstigingstelsel voor goed zal laten varen. Wij meenen nog altoos, dat de door ons voorgestelde wijziging van plaatsverloting, het rechtvaardigste en beste middel is. Tevens kon men hier ook de artisten, welke met de hun door het lot aangewezen plaats niet instemmen, toelaten, vóór de opening, hun schilderstuk uit de tentoonstelling weer te nemen. Alsdan zou men de herhaling niet meer zien van hetgeen in 1870 te Antwerpen gebeurde, toen wijlen de kunstschilder J.G. Bellemans, zijne schilderij Geeraart Mercator en Abraham Ortelius, met geweld uit de zaal deed weghalen, omdat dit stuk, door de plantsers, naar de hoogte was verwezen geworden. Nog eene opmerking. Vroeger werd het publiek, gedurende verscheidene weken, des Woensdags, en ook den Zondag namiddag, kosteloos in de tentoonstellingen toegelaten. Dees jaar was de vrije inkom van Woensdags geheel afgeschaft, en des Zondags nanoen deed men 50 en later 20 centiemen betalen. Welnu, onder de werkende klas worden ook kunstlievende personen gevonden, maar die door de zorg voor hun talrijk gezin, van hun werkloon geen inkomgeld, hoe gering ook, kunnen afzonderen. De kunst veredelt, zegt men, en wij gelooven het ook; daarom dringen wij er op aan, dat men, bij volgende tentoonstellingen van Schoone Kunsten, die vroegere kostelooze toegangen voor den minderen man, weder verleenen zou. J. Staes. |
|