opbeuring, binnen Antwerpen, der glasschildering, een kunstvak dat volkomen vervallen was.
De uitgaven voor kunststukken ‘ten voordeele der tombola aangekocht, beliep in 1813 slechts 2364 fr. Die uitgaven werden voortdurend grooter, en stegen, in 1885, tot de aanzienlijke som van 84,720 fr. De tentoonstelling van dit jaar had, wel is waar, eene buitengewone uitbreiding gekregen’ uit oorzaak der wereldtentoonstelling waarmede zij gepaard ging; zij werd druk bezocht en bleef geruimen tijd open. Alhoewel de onderneming in den loopenden jaargang niet op dergelijke hulpmiddelen kon rekenen, gelukte het bestuur er nochtans in, voor meer dan 60,000 fr. kunstvoorwerpen voor de tombola aan te koopen. Zoodat, sedert 1813, de maatschappij niet minder dan 861,006 fr. betaalde, zoowel aan vreemde als aan inlandsche kunstenaars, voor voorwerpen die dezelfde bestemming hadden.
Sedert 1837, werden aan de inteekenaars 12 steendrukplaten en 13 koperplaten uitgedeeld. De kosten van uitvoering en drukken der laatste plaat, de Moeder van den Messias, naar de schilderij van Karel Verlat, door J.B. Michiels gegraveerd, en door F. Michiels gedrukt, beliepen tot ongeveer 17,000 fr.
De tentoonstelling van 1888 bestond uit 1418 voorwerpen, door 388 Belgische en 481 buitenlandsche kunstenaars ingezonden. Zeven gouden medailjes werden uitgeloofd en weggedragen door de herren Jan Rosier, te Antwerpen. Leo Brunin, te Antwerpen, en Albrecht Baertsoen, te Gent; voor het buitenland door Otto Kirberg, te Dusseldorf, Julien Dupré, te Parijs, en Lodewijk Ebner, te Budapest. Voor de tombola werden twee en zeventig, voor het museum zes, en door bijzondere liefhebbers een en tachtig kunstvoorwerpen aangekocht.
De heeren Begas, beeldhouwer te Berlijn, Jules Breton, schilder te Couvrières, P. Dens, bouwmeester te Antwerpen, H.W. Mesdag, schilder te 's Gravenhage, Hendrik Schaefels, schilder te Antwerpen, werden tot den graad van officier der Leopoldsorde verheven; de heeren A. Cabanel, schilder te Parijs, F. Deckers, beeldhouwer te Antwerpen, H. Deiters, schilder te Dusseldorf, J. Montigny, schilder te Tervueren, en A. Struys, schilder te Mechelen, werden tot ridder van dezelfde orde benoemd.
De algemeene inkomsten beliepen:
als bestendige bijdragen tot |
|
fr. 55,550 |
als tijdelijke bijdragen tot |
|
fr. 21,690 |
|
_____ |
|
te samen |
fr. 77,240 |
In de laatste drie kwart eeuws heeft de Vereeniging meer dan een miljoen franks, aan de kunstenaars uitbetaald.
Men bestadigt met genoegen, dat de sommen die dergelijke bestemming hebben, van jaar tot jaar toenemen. In de eerste tijdruimte van acht tentoonstellingen, was de gemiddelde waarde der kunstvoorwerpen voor de tombola bestemd, slechts tien duizend fr.; in de tweede tijdruimte klom die waarde tot veertig duizend fr., terwijl zij nu zestig duizend fr. bereikt.
Dit merkwaardig verslag sluit met eenen warmen oproep tot de Antwerpsche bevolking, opdat eenieder het zijne bijdrage, om gedurende de nieuwe eeuw, die de vereeniging intreedt, het werk onzer voorgangers te versterken en uit te breiden, ten bate van het vaderland.