De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Het kabinet van dokter D. de Meyer, te Brugge
| |
[pagina 189]
| |
Ivoren standbeeld van de Moedermaagd (xiiie eeuw)
| |
[pagina 191]
| |
buitengewoon fijne der afwerking en dat gansch ongeschonden bewaard is gebleven. Zooals de stijl het genoegzaam aanwijst, dagteekent het stuk uit de 13e eeuw; de Moedermaagd is neer gezeten. Van waar het stuk oorspronkelijk komt is moeilijk te bepalen; de huidige bezitter vond het in een oud Vlaamsch klooster, dat nu heeft opgehouden te bestaan. In de ‘Exposition d'art rétrospectif’ van het thans geslotene ‘Grand Concours’ te Brussel, bevonden zich verscheidene schoone stukken ivoor; toch verzekerden ons fijne kenners, dat het stuk van den heer De Meyer het misschien wel op het schoonste der tentoonstelling zou winnen. De heer bestuurder van het Parijzer Cluny Museum oordeelde ook dat het zeer merkwaardig was en drukte den wensch uit het naar de vermaarde verzameling te zien overbrengen; zijn oordeel werd ten volle bevestigd door den schilder en beeldhouwer V. Van Horse, in zijne Impressions de Voyages, waar hij schrijft: ‘Buiten de juweelen der keurvorsten en vorsten van Saksen, hebben wij in de schatkamer van Dresden, (Grüne Gewölbe) eene merkwaardige verzameling van ivoren opgemerkt van alle grootten en uit alle tijdperken. In alle geval zou de romaansche madonna, deelmakende van de verzameling des heeren De Meyer, te Brugge, daar op den eersten rang mogen geplaatst worden.’ Even merkwaardig en even zeldzaam is een ander stuk der verzameling: het bronzen ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV. Het is de trouwe afbeelding van het groote standbeeld dat de Place Vendôme versierde en, in 1793, omgeworpen werd. Het stelt den vorst voor als romeinsch keizer; in de linkerhand houdt hij de teugels van zijn ros, in de rechterhand draagt hij den scepter. Het voetstuk is uit ebbenhout, met ingewerkt koper; de hoeken hebben vier bronzen cariatiden. Het is oorspronkelijk het meesterstuk van Girardon, die het liet gieten ‘à cire perdue’. Er werden enkel eenige (men zegt zeven) afbeeldsels nagemaakt, bestemd voor de gekroonde hoofden. Een daarvan bevindt zich in den Louvre (zie voor de ophelderingen: Musée impêrial des monuments français, door Alex. Lenoir); een ander is in het bezit der familie d'Orleans en versierde, tijdens het leven van den graaf van Chambord, de eetzaal van het kasteel, te Frohsdorf. Waar de vier andere gebleven zijn, hebben wij niet kunnen opsporen. Het stuk meet 0,35 m. en met het voetstuk 0,55 m. Nu volgen nog drie beelden der Moedermaagd: Het eerste is in gepolychromeerd steen, (0,96 m.) en dagteekent van de eerste helft der xve eeuw. Het Christuskind rust op den linkerarm der Moedermaagd, die in de rechterhand eene lelie houdt. De kleuren zijn nog levendig en de goudteekening op de drapeering nog zeer duidelijk. Volgens alle waarschijnlijkheid is het stuk voortkomstig uit de oude St-Donaaskerk. Het tweede is in ivoor en dagteekent uit de renaissance; het is veel min belangrijk (0,15 m.). Het derde is geteekend Quellijn, de vermaarde kunstenaar, die het prachtige beeld vervaardigde in de St-Salvatorskerk (0,44 m.). Ziehier nog een lief stukje: eene zingende vrouw, van Canova, door de Poolsche familie Silisky aan den dokter des huizes, den heer De Meyer, vader, geschonken en een ander, toegeschreven aan Callot, eene Aderlating voorstellende. Eindelijk vermelden wij, zonder de toekenning te durven waarborgen, een zeer schoon Christusbeeld, toegeschreven aan Duquesnoy. Het is vervaardigd in palmhout, het kruis is in ebbenhout en rust op rood fluweel; het geheel is in eene glazen kast opgesloten (0,27 m.). Dat het beeld zeer merkwaardig is, lijdt geen twijfel en misschien is de toekenning juist; althans de heer Geerts, van Leuven, twijfelde niet of de keerzijde van het kruis zou gewis het handteeken van Duquesnoy dragen.
* * *
Hierbij moeten wij ons bepalen, al bevat het huis van den heer De Meyer, aan gravuren en oude meubels nog veel dat zou verdienen vermeld te worden. Edoch, bij het verlaten der merkwaardige verzameling, stelt de bezoeker onwillekeurig de vraag hoe het mogelijk is geweest, in een gewoon burgershuis, zooveel kunstschatten bijeen te brengen en vooral wat later van dit alles moet geworden. Over jaren werden, in gansch bijzondere omstandigheden, door mev. We De Meyer, aan het staatsbestuur voorstellen gedaan. Doch het staatsbestuur was niet haastig en liet het gepaste oogenblik voorbijgaan. Nu is de bezitter met zijne verzameling zoozeer vereenzelvigd, dat het niet moet verwacht worden dat hij zich ooit van zijne schatten scheiden zal. Meer dan eens heeft de heer dokter aan de kunst belangrijke diensten bewezen; de onverschilligheid die hem te beurt viel, zou anderen ontmoedigen; hij echter vindt eene belooning in het goede dat hij sticht en in het genoegen zijner talrijke bezoekers, bij het bewonderen van zijn kabinet. Wij kunnen daarom onze korte, misschien onvolledige studie niet beter sluiten dan met eene aanwakkering voor allen, die voor de kunst oog en hart hebben, om het kabinet te gaan bezoeken. Wij kunnen hen verzekeren dat zij een genoeglijk uur zullen doorbrengen - en ook wel iets geleerd hebbenGa naar voetnoot(1).
A. Vermast. De roekelooze ziet slechts op het tegenwoordige, maar de wijze denkt verder. |
|