Nog over Potuyl.
De heer A. Bredius, de uitstekende navorscher op het gebied der kunstgeschiedenis, schrijft ons het volgende, naar aanleiding van het artikel over Potuyl, in ons laatste nummer:
‘Van Potuyl heb ik een groot aantal krijt of potloodteekeningen op perkament, geheel en al in den geest van Pieter Quast gezien. Onder andere hangt er nog een in een oud ebben lijstje bij Dr...., oud medicus te 's-Gravenhage. In XVIIe eeuwsche Amsterdamsche inventarissen ontmoette ik ieder oogenblik: “een teyckeningh van Potuyl in ebben lijst”. Men achtte ze zeer hoog en ze werden als schilderijen getaxeerd.
Zijne schilderijen zijn zeer zeldzaam. Er hangt er een in een kamertje, dat gewoonlijk niet getoond wordt, in het paleis Aremberg, te Brussel. Op de lijst staat: “Lux van Luxenstein” maar het stuk is gemerkt:
Potuyl 1649?
Het jaartal weet ik niet uit mijn hoofd, maar ik heb het genoteerd. Het stelt een hospitaal voor, of liever het plein er voor, met tallooze figuren van gebrekkigen en zieken. Het herinnert aan Quast; maar de schildertant, geheel anders dan het Stilleven te Brussel, herinnert aan de latere werken van Jan Miensse Molenaer; in een warm bruinen Gesammtton’.
‘Potuyl was een Amsterdamsch schilder, geloof ik, maar zeker kan ik dit nog niet zeggen. In Amsterdam waren in elk geval (1640-1660) zijne werken zeer talrijk.
Amsterdam, 24 December, 1888.
A. Bredius.